Facetten van het Boeddhisme


naar Index

9.9. Wedergeboorte volgens de leer van de Boeddha Gotama


Copyright ©  2025 / 2568

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Inleiding

Wedergeboorte volgens de leer van de Boeddha Gotama

Hoe komt het tot wedergeboorte?

Wilsactie (kamma)

Dezelfde of iemand anders?

Bewustzijn

Steunpunt van bewustzijn

Conceptie, ontvangenis

Samenvatting

Nibbana, het einde van wedergeboorten

Suttas over wedergeboorte

Wedergeboorte overeenkomstig de daden

        Vier soorten schoten

        Vijf sferen van bestaan

Wedergeboorte als mens is zeldzaam

        Gelijkenis van blinde zeeschildpad

        Gelijkenis van eenogige zeeschildpad

Juist inzicht en verkeerde opvatting

Zoals men zaait

Verschillende wedergeboorte

Drie soorten mensen

Het gedane en het niet-gedane

Aangenaam of onaangenaam leven in de toekomst

Te vermijden en uit te oefenen

Wedergeboorte afhankelijk van geven

Hemel of hel

Waarom men zich moet inspannen

De drie soorten van verdienstelijk handelen

Onmogelijk

Wat of wie wordt wedergeboren?

Bronnen

Afkortingen

Wedergeboorte

volgens de leer van de Boeddha Gotama

Inleiding

     

        In het volgende wordt een poging ondernomen om enig licht te werpen op het thema wedergeboorte volgens de leer van de Boeddha Gotama. Gebruik wordt daarbij gemaakt van de woorden van de Verhevene zelf of van zijn discipelen. Wedergeboorte hangt nauw samen met de wet van oorzakelijk ontstaan. Ook de leer van wilsacties en gevolgen, kamma vipaka, is daarbij van belang.

        Het bewustzijn speelt een grote rol, want bewustzijn is de verbindende schakel. Maar er is geen verhuizing van het bewustzijn van het ene leven naar het volgende leven. Via een modern voorbeeld is getracht aan te tonen hoe het weer tot een nieuwe geboorte komt.

        Hoe er een einde komt aan wedergeboorte, is uitgelegd in het hoofdstuk over Nibbana.

          Dan volgen enkele leerreden die gaan over wedergeboorte overeenkomstig de wilsacties.

Wedergeboorte volgens de leer van de Boeddha

In sommige godsdiensten wordt onder wedergeboorte verstaan het lichamelijk opnieuw geboren worden na de dood. Anderen duiden het aan met reïncarnatie of met zielsverhuizing.[1] 

In de leer van de Boeddha is wedergeboorte niet gelijk aan reïncarnatie. Reïncarnatie betekent het weer belichaamd worden, gaat uit van een vaste, blijvende kern. Het Boeddhisme kent zoiets niet. Wedergeboorte gaat uit van een levensstroom die na de dood weer nieuw leven voortbrengt. Het verlangen, de wil is de aandrijfkracht. De nieuwe vorm van leven hangt voornamelijk af van de goede en slechte daden die in het verleden verricht zijn.

          Omdat sommigen zich kunnen herinneren aan vroegere geboorten, geloven zij dat er een blijvend zelf is, dat er een eeuwig bestaan is, dat de wereld eeuwig is. Maar dat is niet zo; ook zij worden wedergeboren. (D.1) Er is geen blijvend zelf, geen eeuwig bestaan en geen eeuwig niet meer bestaan. De Verhevene ziet ontstaan en vergaan.[2] (D.1)

Door niet juist verstaan van de leer van de Boeddha zijn wezens niet in staat om te ontsnappen aan wedergeboorte. Een hindernis hierbij is als zij vasthouden aan een idee van atta (zelf).”[3] (zie D.15)

Hoe komt het tot wedergeboorte?

Hoe komt het tot een toekomstige wedergeboorte (punabbhava)? Het antwoord hierop luidt: "De wezens zijn door onwetendheid geremd en door begeerte (tanha) geboeid. Doordat zij hier en daar steeds weer genot vinden, omdat zij vergezeld gaan van verlangen, daarom komt het tot toekomstige wedergeboorte, daarom gaat men van deze wereld naar de andere wereld en omgekeerd. (M.43; S.56.33; It.15)

Met andere woorden, door het verlangen naar zinnelijke begeerten, het verlangen naar bestaan en het verlangen naar niet-bestaan ontstaat wedergeboorte. (Vin.Mv.Kh.1; M.9; A.VI.61).

Wilsactie (kamma)

In afhankelijkheid van wilsformaties, vormingen ontstaat bewustzijn dat tot wedergeboorte leidt. (Ud.I.1 en Ud.1.3)

Wanneer er geen wilsactie (kamma) was die in de een of andere sfeer[4] vruchten draagt, zou er geen bestaan in die sfeer zijn. Door de wilsactie (kamma) die in een bepaalde sfeer vruchten draagt, komt het tot bestaan in een bepaalde sfeer.

De wilsactie (kamma) is het veld,[5] het bewustzijn is het zaad,[6] het verlangen is de vochtigheid. En de wil, het bewustzijn, het verlangen (cetanā patthanā) van de door onwetendheid geremde en door begeerte verstrikte wezens gaat vastzitten in een bepaalde sfeer. Zo komt het tot ontstaan van een toekomstige wedergeboorte. (A.III.77-78)

          Via een voorbeeld probeer ik het oorzakelijk ontstaan van wedergeboorte weer te geven.

          Stel dat men een lucifer wil doen branden. Hoe gebeurt dat?

          Eerst is er de wil, het voornemen om de lucifer te doen branden. Dan volgt wrijving van het zwavelkopje over een oppervlak. De wrijving veroorzaakt warmte, genoeg warmte om de zwavel te doen branden. De vlam van de zwavel is voldoende om het zachte hout van de lucifer in brand te steken.

          Evenzo is er eerst de wil, het verlangen naar bestaan (of het verlangen naar niet-bestaan). Dat verlangen, die wil is het resultaat van een ophoping van vroegere wilsacties. Er ontstaat een reeks van bewustzijnsmomenten. Het bewustzijnsmoment op het einde van het leven wordt het wedergeboorte-bewustzijn genoemd. Het veroorzaakt de volgende geboorte.

        Bewustzijn is weliswaar de verbindende schakel. Maar er gaat geen bewustzijn van dit leven over naar een ander leven. Bewustzijn wordt veroorzaakt door contact van een zintuig met een zintuiglijk waarneembaar object. Er is echter geen sprake van een “ik”, een “zelf” dat ziet of hoort of ruikt of voelt of proeft of denkt. Er ontstaat alleen bewustzijn, niet “mijn bewustzijn”.

        Maar door een verkeerde visie ontstaat het zogenaamde "ik"-bewustzijn. Dat ik-bewustzijn, die wil naar een nieuw bestaan, veroorzaakt na de dood een ander ik-bewustzijnsmoment. Ten gevolge van de verzamelde resultaten van de vele wilsacties vat dat (andere) bewustzijnsmoment post in de schoot van een vrouwelijk wezen. Dan begint het proces van worden, het proces van conceptie. Ten gevolge van de conceptie volgt geboorte.

Door de hindernis van onwetendheid en verlangen heeft men dit tegenwoordige lichaam gekregen, samen met de geest. Dat noemt men naam en vorm. Ten gevolge daarvan is er contact, namelijk via de zes zintuigen; door het contact daarmee of door één ervan ondervindt men lust en lijden. Vanwege het niet opgeven van de onwetendheid en het niet onderdrukken van het verlangen gaat de niet wijze persoon na de dood weer in een lichaam. (S.12.19)

        M.a.w. door onwetendheid en begeerte komt het tot wedergeboorte. Het geestelijke (nama) en het lichamelijke (rupa) ontstaan weer. Ten gevolge van de zintuigen is er contact. Lust en lijden worden ondervonden en het ik-bewustzijn krijgt een sterke basis.

Zoals wanneer een olielamp brandt vanwege de olie en de lampenpit, en een man giet regelmatig olie erbij en voegt nieuwe lampenpit toe. Dan zal die lamp lang branden omdat er voedingsstof wordt toegevoegd.

Evenzo zal de dorst, het verlangen, de begeerte niet verdwijnen als er steeds voedingsstoffen worden toegediend. (S.12.53)

Dezelfde of iemand anders?

Is degene die wedergeboren wordt, dezelfde als de gestorvene, of is hij een andere? - Er wordt niet dezelfde persoon wedergeboren, noch wordt iemand anders wedergeboren. Maar men moet weten: zo is vorm, zo is de oorsprong van vorm, zo is het verdwijnen van vorm. Zo is gevoel, zo is de oorsprong ervan, zo is het verdwijnen ervan. Zo zijn de vormingen, zo is de oorsprong ervan, zo is het verdwijnen ervan. Zo is bewustzijn, zo is het ontstaan ervan, zo is het verdwijnen ervan.[7]

Er is geen eeuwig blijvend iets en er is geen volledige vernietiging. De Tathagata vermijdt deze beide einden en verkondigt de ware leer van het midden: Uit de onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties, uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm, uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte.

        Maar uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte." (S.12.17; zie ook S.12.18; S.12.24; S.12.26, S.12.67)

        De Verhevene leert dat de waarheid in het midden ligt. Als men aanneemt dat dezelfde persoon wordt wedergeboren, dan volgt daaruit dat men meent dat een blijvend zelf van bestaan tot bestaan voortduurt. Maar zo’n zelf bestaat niet. Als men aanneemt dat iemand anders wordt wedergeboren, dan is men van mening dat er geen samenhang is tussen de afzonderlijke soorten van bestaan. Maar zo’n samenhang bestaat wel. Hij wordt geproduceerd niet door een blijvend atta, maar door de schakels die in de keten van oorzakelijk ontstaan worden vermeld.

          “Het is onmogelijk het verdwijnen uit het ene bestaan en het intreden in een nieuw bestaan uit te leggen, of de groei, toename en ontwikkeling van bewustzijn uit te leggen onafhankelijk van lichamelijkheid, gevoelens, gewaarwording en geestelijke formaties.” (S.XII.53).

Bewustzijn

Bewustzijn wordt veroorzaakt door geestlichamelijkheid en geestlichamelijkheid door bewustzijn. Dit bewustzijn keert terug naar geestlichamelijkheid. Het gaat niet verder. (S.12.34)

Als geestlichamelijkheid aanwezig is, is bewustzijn aanwezig.[8] In afhankelijkheid van wilsformaties (kamma) ontstaat bewustzijn dat tot wedergeboorte leidt.[9] Als bewustzijn in geestlichamelijkheid geen basis gevonden had, zou er verder geen ontstaan en oorsprong van geboorte, ouderdom, sterven, lijden zijn. Daarom is geestlichamelijkheid de voorwaarde voor bewustzijn. (Ud.1.3) Het voedsel bewustzijn is de oorzaak voor toekomstige wedergeboorte en nieuw ontstaan. (S.12.11)

Bewustzijn (viññanam) is de geestelijke bevestiging van indrukken van de zintuigen. Bewustzijn ontstaat in afhankelijkheid van oorzaken, namelijk in afhankelijkheid van zintuig en bijbehorend object. (M.38; vgl. S.12.1; S.22.57; M.9; M.137; M.140) Bewustzijn kan dus niet op zichzelf bestaan. Er is een stroom van bewustzijnsmomenten en zo ontstaat de indruk van een blijvend bewustzijn.

Steunpunt van bewustzijn

        Behalve een gezond zintuig en zintuiglijk waarneembare dingen is ook nodig contact tussen die twee. Dat contact tussen die twee wordt genoemd: toevoer van voedsel. De oorzaak, de oorsprong van die toevoer van voedsel is de dorst, het verlangen. (zie S.12.11; M.38; vgl. M.140; M.137)  

Wanneer begeerte naar voedsel aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm, geest en lichaam. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. (S.12.64)

     

        Wanneer men met een zintuig een object waarneemt, kan vreugde of droefenis of gelijkmoedigheid opgewekt worden. (M.140) En zolang als er de mening is van een atta, een zelf, een blijvende kern, vindt bewustzijn een steunpunt.

        Begeerte en afkeer en onwetendheid zijn een steunpunt voor het ik-bewustzijn: dat wil ik - dat wil ik niet. Door verkeerde visie ontstaat de mening dat er een blijvende kern, een zelf, een ego, een persoonlijkheid is. Het bewustzijn krijgt een stevige basis.

Conceptie, ontvangenis

Het proces van in bestaan treden als embryo of ei bestaat in het actieve en het passieve levensproces, d.w.z. het wedergeboorte producerende kamma proces (kamma-bhava) en als gevolg ervan het wedergeboorte proces (upapatti-bhava).[10] Er zijn drie vormen van het worden: het worden (in de wereld) van de zinnelijkheid; het worden (in de wereld) van de vorm; het worden in de vormloze sfeer.[11] 

Het vernieuwen van het worden in de toekomst komt tot stand doordat de wezens die door onwetendheid zijn geremd en door begeerte zijn geboeid, zich vermaken aan het een en ander.[12] 

De ontvangenis van een embryo in een moederschoot vindt plaats wanneer drie dingen samenkomen.

Wanneer de paring van vader en moeder plaats heeft maar de moeder niet haar vruchtbare dagen heeft, en de te ontspruiten kiem[13] niet aanwezig is, in dat geval is er geen ontvangenis (conceptie).

Wanneer de paring van vader en moeder plaats heeft en de moeder haar vruchtbare dagen heeft, maar de te ontspruiten kiem niet aanwezig is, ook in dat geval is er geen ontvangenis.

Maar wanneer de paring van vader en moeder plaats heeft en de moeder haar vruchtbare dagen heeft, en de te ontspruiten kiem aanwezig is,[14] in dat geval vindt er een ontvangenis plaats door het samenkomen van die drie dingen.

De moeder draagt dan vol zorg het embryo negen of tien [maan]maanden in haar schoot – een zware last. Aan het einde van die periode baart zij het kind. Na de geboorte voedt zij het met haar eigen bloed, want zo wordt de moedermelk genoemd.

Wanneer het kind opgroeit, speelt het. Als het verder opgroeit en meer vaardigheden krijgt, dan geniet de jongeling het bestaan dat met de vijf strengen van zintuiglijk genot voorzien is.

Vormen, met het oog waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte. Geluiden, met het oor waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte. Geuren, waarneembaar met de neus, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte. Smaken, met de tong waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte. Aanrakingsobjecten, met het lichaam waarneembaar, zijn gewenst, aangenaam, verbonden met begeerte.

Wanneer de jongeling met het oog een vorm ziet, is hij begerig ernaar als ze aangenaam is. Hij is afkerig ervan als ze onaangenaam is. Hij leeft zonder gevestigde oplettendheid bij het lichaam, met begrensd gemoed en hij begrijpt niet overeenkomstig de werkelijkheid de bevrijding van het hart, de bevrijding door wijsheid,[15] waarbij die slechte, onheilzame toestanden van de geest volledig ophouden. Hij is zodanig verwikkeld in voorkeur en afkeer dat hij behagen schept in het gevoel, welk gevoel hij ook steeds mag voelen, hetzij aangenaam hetzij pijnlijk of neutraal. Hij verwelkomt het en houdt zich eraan vast. Omdat hij dat doet, verschijnt bij hem zich vermaken. Zich vermaken aan gevoel is grijpen, hechten. Veroorzaakt door hechten is worden; veroorzaakt door worden is (weder)geboorte.

Evenzo met oor en geluid, neus en geur, tong en smaak, lichaam en aanrakingsobject, geest en geestobect. (M.38) 

En na de dood komt er een nieuwe wedergeboorte, omdat aan het zich vermaken en hechten geen einde is gekomen.

Samenvatting

        Als we gezond geboren worden, hebben we in dit leven een lichaam met de vijf zintuigen oog, oor, neus, tong, lichaam (zienvermogen, hoorvermogen, ruikvermogen, smaakvermogen, tastvermogen) en met de geest als zesde zintuig. Lichaam en geest samen noemt men geestlichamelijkheid of naam en vorm.

        Met de zintuigen wordt contact gemaakt met de wereld, met zintuiglijk waarneembare objecten. Via contact ontstaat bewustzijn. Vanwege onwetendheid ontstaat de mening dat het bewustzijn ons eigendom is, ons toebehoort. Dat noemt men het ik-bewustzijn dat ontstaat vanwege de verkeerde mening dat er een “ik”, een ego als blijvende kern is. Maar bewustzijn ontstaat, dus moet het overeenkomstig de waarheid aldus beschouwd worden: ‘zó is het ontstaan, zó is het vergaan.’ En wat ontstaat en vergaat, dat is niet blijvend.

        Via contact en bewustzijn ontstaat het gevoel. Via gevoel komt er verlangen of afkeer. Dat is een gevolg van zich iets toe-eigenen, iets in bezit nemen wat ons niet toebehoort. Dit toe-eigenen komt door onwetendheid. Want door de verkeerde mening van een “ik” krijgt het bewustzijn een vaste basis. Het hechten aan iets, het zich toe-eigenen van iets vormt een vaste basis voor wedergeboorte-bewustzijn. 

Tijdens het leven verricht men daden met lichaam en geest. Die wilsacties (kamma) hebben gevolgen. Bij het sterven ontstaat het sterfbewustzijn.[16] Dat sterfbewustzijn is de oorzaak voor wedergeboortebewustzijn, dat na de dood een basis krijgt in een moederschoot. Er ontstaat weer een lichaam met geest. Dan volgt geboorte.

Het sterfbewustzijn, - meestal wedergeboortebewustzijn genoemd - dat bij het sterven ontstaat, is niet hetzelfde als het wedergeboortebewustzijn dat post vat in een moederschoot. Dat post vatten in een moederschoot heet worden, conceptie. Via conceptie ontstaat geboorte.

Stel, dat iemand via zijn persoonlijke computer gegevens wil opzoeken over een nieuwe vakantiebestemming. Aan meerdere gegevens moet de nieuwe vakantiebestemming voldoen. Die gegevens worden online gezet en de zoekmachine gaat aan het werk. Veel gegevens voldoen slechts ten dele aan de eisen. Dan is het klimaat niet optimaal, dan is de omgeving niet naar wens, dan deugt dit niet en dan is weer iets anders niet zoals verwacht. Na lang zoeken wordt dan toch een plek gevonden die aan de vereisten voor de nieuwe vakantiebestemming voldoet.

Evenzo is het bij het sterven. Tijdens het leven zijn wilsacties verricht die resultaten hebben opgehoopt. De laatste gedachte vóór de dood veroorzaakt het sterfbewustzijn, meestal omschreven met wedergeboortebewustzijn. Het bewustzijn bij het sterven veroorzaakt dat er ergens een wedergeboortebewustzijn ontstaat. Dat wedergeboortebewustzijn moet voldoen aan veel eisen. De resultaten van de vroegere wilsacties veroorzaken een bepaalde omgeving, een bepaalde familie, bepaalde omstandigheden waaraan voldaan moet worden, zoals rijk of arm, intelligent of dom, mooi of lelijk, etc. Veel vragen en de “wedergeboorte-zoekmachine” vindt ergens een passende vrouwelijke schoot waarin het wedergeboortebewustzijn een basis vindt. Net zoals de computer-zoekmachine een passende vakantieplek vindt die aan de gestelde eisen voldoet.

Bij het zoeken naar een geschikte vakantieplaats kunnen we een eigen keuze maken. In feite is dat ook al gedaan bij het zoeken naar een passende geboorteplek. Want we zijn de erfgenamen van onze daden. Maar we zijn ons er niet van bewust, als we iets doen, dat we dan tevens de soort van onze wedergeboorte bepalen.[17] 

Nibbana, het einde van wedergeboorten

De kringloop van steeds weer sterven en geboren worden kan worden beëindigd door het opheffen van onwetendheid.

Het komt tot een wedergeboorte vanwege onwetendheid en begeerte, (M.43; S.56.33; It.15) vanwege het verlangen naar zinnelijke begeerten, het verlangen naar bestaan en het verlangen naar niet-bestaan. (Vin.Mv.Kh.1; M.9) Het beteugelen en verwijderen van verlangen is het einde van wedergeboorte. (S.12.11)

Wanneer naar eetbare spijs, naar aanraking, naar denken van de geest en naar bewustzijn geen begeerte aanwezig is, wanneer geen vreugde eraan aanwezig is, wanneer geen dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn geen steunpunt gevonden en is het niet tot groei gekomen. Waar het bewustzijn geen steunpunt heeft gevonden en niet tot groei is gekomen, daar verschijnt geen naam en vorm. Waar naam en vorm niet verschijnt, daar vindt geen vermeerdering van de formaties plaats. Waar geen vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt geen wedergeboorte en nieuw ontstaan. Waar geen wedergeboorte en nieuw bestaan komen, daar komen geen geboorte, ouderdom en dood.[18]

Wanneer de geest vrij is van hebzucht, vrij van haat, vrij van begoocheling, dan is de geest in wijsheid volledig ontwikkeld. Dan is wedergeboorte opgedroogd. (A.IX.25)

Zelfs wanneer bij een monnik wiens geest op een dergelijke manier volledig bevrijd is, zichtbare vormen heel nadrukkelijk in het gezichtsveld komen, hoorbare geluiden heel nadrukkelijk in het gehoorgebied komen, ruikbare geuren heel nadrukkelijk in het ruikgebied komen, proefbare smaken heel nadrukkelijk in het smaakgebied komen, lichamelijke indrukken heel nadrukkelijk in het lichaamsgebied komen, mentaal herkenbare dingen heel nadrukkelijk in de denkkring komen, dan zijn ze niet meer in staat om zijn geest te boeien; zijn geest blijft onaangetast, standvastig, onwankelbaar, en in dit alles ziet hij de vergankelijkheid. (A.IX.26)

          Vanwege vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten ontstaat genot, een gevoel van geluk. Dat is de voldoening die er in vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten is. Maar in zoverre als vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten vergankelijk zijn en onderhevig aan verandering, dat is het onbevredigende dat er in vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten is. De beteugeling van begeerte en lust, het van zich afzetten van begeerte en lust die er in vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten zijn, dat is de ontsnapping aan vorm, gevoel, waarneming en geestelijke activiteiten. Door zich niet meer aan vorm en gevoel en waarneming en geestelijke activiteiten te hechten wordt men bevrijd. (S.22.57)

          Als verlangen naar het gebruik van vorm is opgegeven, dan is door dat opgeven de steun afgesneden en is er geen vestiging van bewustzijn.[19] Als verlangen naar het gebruik van bewustzijn is opgegeven, dan is door dat opgeven de steun afgesneden en is er geen vestiging van bewustzijn. Dat niet gevestigde bewustzijn is bevrijd, omdat het niet groeit en niet samenstelt.[20] Door de vrijheid is het vast en bedaard. Door de vastheid en bedaardheid is het tevreden. Door de tevredenheid is de persoon niet in beroering. Ongestoord van zichzelf is hij volmaakt tot rust gekomen, en hij weet: ‘Uitgeput is geboorte, het heilige leven is geleefd, de taak is volbracht, er is niets boven dit voor een aanduiding van de voorwaarden van bestaan.[21] (S.22.53)

          Het lichaam is veranderlijk en vergankelijk, is zonder een zelf, heeft geen blijvende kern. Het lichaam is zonder een eeuwigdurende ziel, is zonder een ego dat alles bestuurt. Het inzien van dit kenmerk van het leven, het teniet worden van deze ik-formatie, wordt door de heiligen als geluk onderkend. (Sn.III.12 vers 761)

          De wijze heeft onwetendheid opgegeven en heeft de dorst, het verlangen onderdrukt. Hij leidt het heilige leven en gaat na de dood niet meer in een lichaam. (S.12.19)

          Uit het volledig verdwijnen en de opheffing van de zes zintuigen volgt opheffing van aanraking. Uit de opheffing van aanraking volgt opheffing van gewaarwording. Uit de opheffing van gewaarwording volgt opheffing van de dorst. Uit opheffing van de dorst volgt opheffing van grijpen. Uit opheffing van grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van worden volgt opheffing van geboorte. (S.12.12)

          Zoals wanneer een olielamp brandt vanwege de olie en de lampenpit en een man giet regelmatig olie erbij en voegt nieuwe lampenpit toe. Dan zal die lamp lang branden omdat er voedingsstof toegevoegd wordt. Maar als er geen voedingsstoffen meer toegevoegd worden, zal die lamp uitdoven. (S.12.53)

Evenzo zal de dorst verdwijnen als er geen voedingsstof meer wordt toegediend. Wanneer naar eetbare spijs, naar aanraking, naar denken van de geest en naar bewustzijn geen begeerte aanwezig is, wanneer geen vreugde eraan aanwezig is, wanneer geen dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn geen steunpunt gevonden en is niet tot groei gekomen. Waar het bewustzijn geen steunpunt gevonden heeft en niet tot groei gekomen is, daar verschijnt geen naam en vorm. Waar naam en vorm niet verschijnt, daar vindt geen vermeerdering van de formaties plaats. Waar geen vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt geen wedergeboorte en nieuw ontstaan. (S.12.63)

Met het verdwijnen van begeerte verdwijnt het steunpunt voor het ik-bewustzijn. Geestlichamelijkheid wordt niet meer als eigendom beschouwd, niet meer als "dat is van mij, dat ben ik, dat is mijn zelf". Wedergeboorte wordt opgeheven door het opheffen van de mening "ik ben".

Als ingezien wordt dat er geen zelf is, verdwijnt de mening van "ik". Zonder "ik" ontstaat er geen voorkeur of afkeer. Er is alleen gewaarzijn, zonder meer. Het ik-bewustzijn maakt plaats voor een zo-bewustzijn. Dat is het enkelvoudige bewustzijn dat nergens een "ik" als basis heeft. Dat is het vrije bewustzijn.[22]

In het normale spraakgebruik wordt door de heilige nog de term "ik" gebruikt, maar hij weet dat dit slechts een naam is, geen werkelijkheid.

        Het ik-bewustzijn maakt plaats voor de werkelijkheid: het enkelvoudig bewustzijn of het zó-bewustzijn. Het is niet meer: ‘ik zie’, maar: ‘zó is het zienbewustzijn ontstaan’. Het is niet meer: ‘ik hoor’, maar: ‘zo is het hoorbewustzijn ontstaan’. Het is niet meer: ‘ik ruik’, maar: ‘zo is het ruikbewustzijn ontstaan’. Het is niet meer: ‘ik proef’, maar: ‘zo is het smaakbewustzijn ontstaan’. Het is niet meer: ‘ik raak aan’, maar: ‘zo is het tastbewustzijn ontstaan; of: ‘zo is het gevoel ontstaan’. Het is niet meer: ‘ik denk, maar: ‘zo is het denkbewustzijn ontstaan’; of: ‘zo is de gedachte of het idee ontstaan’.

        Omdat er geen ik-bewustzijn meer is, vinden het lichamelijke en het geestelijke in de geest dan geen steunpunt meer omdat het “ik” dat voorheen als steun diende, er niet meer is. (vgl. M.106 en M.109)

 Het bewustzijn dat eerst beperkt was, is dan vrij en ongebonden. Het grijpt niets meer, hecht zich nergens meer aan, noemt niets zijn eigen. Daardoor is men onvindbaar geworden. Dat is het einde van wedergeboorte.


Suttas over wedergeboorte

Wedergeboorte overeenkomstig de daden

De wezens sterven en verschijnen weer, lage en hoge, mooie en lelijke, in geluk en ellende; zij worden wedergeboren overeenkomstig hun daden.

Vier soorten schoten

          "Er zijn vier soorten schoten: die van het ei; die van het lichaam; die van de gisting (uit vochtigheid); en die van het spontane ontstaan.

             Als een wezen de schaal van het ei doorbreekt en ter wereld komt, dat is de schoot van het ei.

            Als een wezen uit een vruchtblaas komt, uit het lichaam ter wereld komt, dat noemt men de schoot van het lichaam.

            De schoot van de gisting, van de vochtigheid is als een wezen in rottende vis of rottend vlees of in rot eten ter wereld komt, of in een poel of plas.

           De schoot van spontaan ontstaan is die van hemelse wezens en van bewoners in de hel en bepaalde menselijke wezens en enige wezens in de lagere werelden."

Vijf sferen van bestaan

          Er zijn vijf sferen van bestaan: 1. de neerwaartse weg, de hel; 2. de dierlijke sfeer; 3. het geestenrijk; 4. het mensenrijk; 5. het rijk van de goden. – Al die sferen van bestaan kent de Boeddha. (M.12)

Wedergeboorte als mens is zeldzaam

Gelijkenis van blinde zeeschildpad

In het Bālapandita sutta is de gelijkenis van de blinde zeeschildpad. Nog zeldzamer dan dat de zeeschildpad bij het omhoog komen met het hoofd in het gat van een in de zee drijvende plank komt, is het verkrijgen van wedergeboorte als mens. (M.129)

Gelijkenis van eenogige zeeschildpad

Er is een andere gelijkenis en wel van een eenogige zeeschildpad. Het kan heel lang duren eer zij gevangen wordt in een fuik. Voor iemand die op het neerwaartse pad, in de afgrond is geraakt, zal het heel lang duren eer hij weer als mens herboren wordt. En wel omdat daar geen juist gedrag is, geen heilzame daden verricht worden. (S.56.47-48)

Juist inzicht en verkeerde opvatting

Niets anders bewerkstelligt zozeer dat de wezens na de dood in een lager bestaan komen, op een spoor van lijden, in afgronden van bestaan, in een hel, dan de verkeerde opvatting.[23]

Niets anders bewerkstelligt zozeer dat de wezens na de dood op een gelukkig spoor van bestaan komen, in een hemelse wereld komen, dan juist inzicht.[24] (A.I.27)

Zoals men zaait

Als iemand met verkeerde opvatting die verkeerde opvatting volgt en dan acties[25] verricht in daad, woorden en gedachten, wat daarbij zijn wil is, zijn wens en verlangen, en zijn [andere] geestelijke functies[26] – dat alles brengt ongewenste, onaangename dingen, brengt onheil en leed. De reden is dat zijn bedoeling niet goed is.

Als iemand met juist inzicht dat juist inzicht volgt en dan acties uitvoert in daden, woorden en gedachten, wat daarbij zijn wil is, zijn wens en verlangen en zijn [andere] geestelijke functies – dat alles brengt gewenste, blijde en aangename dingen, brengt zegen en geluk. De reden is dat zijn inzicht juist is. (A.I.28)

Verschillende wedergeboorte

Vanwege deugdloze en onjuiste levenswandel (vanwege deugdloos en onjuist gedrag) verschijnen enige wezens na de dood in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in een hel.

Vanwege deugdzame en juiste levenswandel verschijnen enige wezens na de dood op een gelukkig spoor, in een hemelse wereld. (A.II.16)

Drie soorten mensen

Er zijn drie mensen in de wereld, namelijk:

Iemand verricht moeizame wilsacties[27] in daden, in woorden, in gedachten. En omdat hij in daden, woorden en gedachten moeizame wilsacties verricht, wordt hij wedergeboren in een moeizame wereld. In een moeizame wereld wedergeboren, raken hem moeizame indrukken; en door moeizame indrukken geraakt, ondervindt hij een moeizaam gevoel, uiterste pijn, juist zoals de wezens van de hellen-werelden.

Iemand verricht moeizaamloze wilsacties in daden, in woorden, in gedachten. En omdat hij in daden, woorden en gedachten moeizaamloze wilsacties verricht, wordt hij in een moeizaamloze wereld wedergeboren. In een moeizaamloze wereld wedergeboren, raken hem moeizaamloze indrukken; en door moeizaamloze indrukken geraakt, ondervindt hij een moeizaamloos gevoel, een extreem geluk, juist zoals de al-verlichtende goden.[28]

Iemand verricht deels moeizame, deels moeizaamloze wilsactie in daden, in woorden, in gedachten. En omdat hij in daden, woorden en gedachten deels moeizame, deels moeizaamloze wilsacties verricht, wordt hij in een deels moeizame, deels moeizaamloze wereld wedergeboren. In een deels moeizame, deels moeizaamloze wereld wedergeboren, raken hem deels moeizame, deels moeizaamloze indrukken; en door deels moeizame, deels moeizaamloze indrukken geraakt, ondervindt hij een deels moeizaam, deel moeizaamloos gevoel, pijnen gemengd met vreugden, juist zoals de mensen, sommige hemelse wezens en sommige wezens van de afgronden van bestaan.[29]

Deze drie mensen zijn er in de wereld. (A.III.23 - Sankhāra Sutta)

Het gedane en het niet-gedane

Vanwege het gedane en vanwege het niet gedane verschijnen enige wezens na de dood in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in een hel.

Vanwege het gedane en vanwege het niet gedane verschijnen enige wezens na de dood op een gelukkig pad, in een hemelse wereld.

Iemand verricht een slechte handeling in daden, woorden en gedachten; en hij laat goede handelingen in daden, woorden en gedachten achterwege. In zoverre verschijnen vanwege het gedane en niet gedane enige wezens na de dood in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in een hel.

Maar iemand verricht een goede handeling in daden, woorden en gedachten, en hij laat slechte handeling in daden, woorden en gedachten achterwege. In zoverre verschijnen vanwege het gedane en het niet gedane enige wezens na de dood op een gelukkig pad, in een hemelse sfeer. (A.II.17)

Aangenaam of onaangenaam leven in de toekomst

Wie doet wat niet gedaan moet worden, die ondervindt onaangename dingen. Bij degene die doet wat gedaan moet worden, nemen onaangename dingen af en nemen aangename dingen toe.

Er zijn vier manieren hoe men een leven kan leiden: (1) Men kan nu aangenaam leven maar onaangenaam later. (2) Men kan nu onaangenaam leven en ook later. (3) Men kan nu onaangenaam leven en aangenaam later. Dit is het leven van iemand die de Dhamma beoefent met moeite. (4) En men kan nu en ook later aangenaam leven. Dit is het leven van degene die de Dhamma beoefent met toewijding en ijver. (M.46)

Te vermijden en uit te oefenen

Een slecht gedrag in daden, woorden en gedachten moet men serieus vermijden. Wie een slecht gedrag in daden, woorden en gedachten uitoefent, heeft als nadeel het volgende te verwachten:

- Men maakt zichzelf verwijten;

- De wijzen die het merken, berispen iemand;

- Slechte geruchten verspreiden zich;

- Men sterft een onrustige dood;

- Na de dood verschijnt men in een lagere wereld, op het neerwaartse pad, in afgronden van bestaan, in de hel.

Zulke nadelen zijn  te verwachten.

Een goed gedrag in daden, woorden en gedachten moet men serieus uitoefenen. Wanneer een goed gedrag in daden, woorden en gedachten serieus worden nagevolgd, dan zijn de volgende zegeningen te verwachten:

- Men maakt zichzelf geen verwijten;

- De wijzen die het merken, prijzen iemand;

- Een goede faam verspreidt zich;

- Men sterft een rustige dood.

- Na de dood verschijnt men op een gelukkig pad, in een hemelse wereld.  

Zulke zegeningen zijn dan te verwachten. (A.II.18)

Wedergeboorte afhankelijk van geven

          Er zijn acht soorten wedergeboorte die afhankelijk zijn van geven, en wel:

        1. Men geeft aan een asceet of brahmaan eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men ziet machtige edelen, brahmanen of burgers in het bezit en genot van de vijf zintuiglijke vreugden, omgeven met de vijf zintuiglijke vreugden. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood onder machtige edelen, brahmanen of burgers wedergeboren mag worden." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En zulke gedachten, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, leiden hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij onder machtige edelen, brahmanen of burgers. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen. Want de hartenwens van de deugdzame gaat ten gevolge van de zuiverheid ervan in vervulling.

        2-7. Verder, men geeft aan een asceet of brahmaan eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men heeft gehoord van de hoge levensduur, de schoonheid en het grote geluk van de goden in de hemelse wereld van de Vier Grote Koningen – de goden in de hemelse wereld van de Drieëndertig – de gelukzalige goden – de tevreden goden – de goden die graag scheppen – de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood wedergeboren mag worden in de hemel van de Vier Grote Koningen – in de hemel van de Drieëndertig – in de hemel van de gelukzalige goden – in de hemel van de tevreden goden – in de hemel van de goden die graag scheppen – in de hemel van de goden die heersen over de scheppingen van anderen." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En een dergelijke gedachte, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, leidt hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij in de hemel van die goden. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen. Want de hartenwens van de deugdzame gaat ten gevolge van de zuiverheid ervan in vervulling.

8. Verder, men geeft aan een asceet of brahmaan eten en drinken, kleding, voertuig, bloemen, specerijen, medicijnen, onderdak en verlichting. En voor die gaven hoopt men een beloning te krijgen. Men heeft gehoord van de hoge levensduur, de schoonheid en het grote geluk van de goden in de wereld van Brahmā. Dan komt het hem aldus in de zin: "Ach, dat ik toch na de dood wedergeboren mag worden bij de goden in de hemel van Brahmā." Aan die gedachte hecht hij zich, houdt hij vast en die gedachte koestert hij. En zo'n gedachte, op het lagere gericht, en niet hoger ontplooid, leidt hem juist daar tot wedergeboorte. En na de dood verschijnt hij bij de goden in de hemel van Brahma. Dit geldt echter voor deugdzame mensen, niet voor zedelozen; voor begeertelozen, niet voor mensen die vol begeerte zijn. Want de hartenwens van de deugdzame gaat ten gevolge van de begeerteloosheid ervan in vervulling.

          Dit zijn de acht soorten wedergeboorte die afhankelijk zijn van gaven. [A.VIII.35]

Hemel of hel

De redenen waarom sommigen naar de hemel gaan en anderen naar de hel is als volgt: door een goed gedrag in daden, woorden en gedachten krijgt men zeker een goede bestemming; door een niet goed gedrag in daden, woorden en gedachten krijgt men een slechte bestemming. (M.41)

Waarom men zich moet inspannen

Weinig wezens worden wedergeboren onder de mensen. Veel meer wezens worden buiten de menselijke sfeer wedergeboren. (S.56.61; S.20.2; A.I.33)

Weinig wezens worden op het land geboren. Veel meer wezens worden in het water geboren. (S.56.65; A.1.33)

Weinig wezens die als mensen gestorven zijn, worden onder de mensen wedergeboren. Veel meer wezens die als mensen geboren zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.102-104; A.I.33)

Weinig wezens die als mensen gestorven zijn, worden wedergeboren bij de goden. Veel meer wezens die als mensen gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.105-107; A.I.33)

Weinig wezens die als goden gestorven zijn, worden wedergeboren bij de goden of onder de mensen. Veel meer wezens die als goden gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.108-113)

Weinig wezens die in de hel gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die in de hel gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.114-119; A.I.33)

Weinig wezens die in de dierenwereld gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die in de dierenwereld gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.120-125; A.I.33)

Weinig wezens die als ongelukkige geesten gestorven zijn, worden wedergeboren bij de mensen of bij de goden. Veel meer wezens die als ongelukkige geesten gestorven zijn, worden wedergeboren in de hel, in de dierenwereld, in de wereld van de ongelukkige geesten. (S.56.126-131; A.I.33)

Er zijn slechts weinig wezens die vanuit de hel, vanuit de dierenwereld of vanuit het rijk der geesten wedergeboren worden onder de mensen. Veel meer wezens zijn er die vanuit de hel, vanuit de dierenwereld of vanuit het rijk der geesten weer daar wedergeboren worden. (A.I.33)

De reden hiervan is het niet zien van de vier edele waarheden.

Voor iemand die op het neerwaartse pad, in de afgrond is geraakt, zal het heel lang duren eer hij weer als mens herboren wordt. En wel omdat daar geen juist gedrag is, geen heilzame daden verricht worden. En dat komt omdat de vier edele waarheden niet worden ingezien. (S.56.47-48)

De drie soorten van verdienstelijk handelen

          Er zijn drie soorten van verdienstelijk handelen, namelijk: het in het geven bestaande verdienstelijke handelen, het in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen, en het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen.

        Daar is bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen zwak ontwikkeld; en het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood in erbarmelijke omstandigheden onder de mensen.

          Daar is evenwel bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen middelmatig ontwikkeld; maar het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood in gelukkige omstandigheden onder de mensen.

          Daar is evenwel bij iemand het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen sterk ontwikkeld; maar het in de ontplooiing van de geest bestaande verdienstelijke handelen is niet aanwezig. Die persoon verschijnt na de dood bij de goden in de hemel van de Vier Grote Koningen.

          Daar echter overtreffen de Vier Grote Koningen die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker ontwikkeld hebben, de goden van hun gevolg in tien dingen: in hemelse levensduur, hemelse schoonheid, hemels geluk, hemelse roem, hemelse heerschappij, hemelse vormen, hemelse geluiden, hemelse geuren, hemelse smaken en hemelse aanrakingen.

          Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden van de Drieëndertig. Daar evenwel overtreft Sakka, de koning van de goden, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de goden van de Drieëndertig in juist die tien dingen.

          Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de gelukzalige goden. Daar evenwel overtreft de godenzoon Suyama, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de gelukzalige goden in juist die tien dingen.

          Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de tevreden goden. Daar evenwel overtreft de godenzoon Santusita, die het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker heeft ontwikkeld, de tevreden goden in juist die tien dingen.

          Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden die graag scheppen. Daar evenwel overtreft de godenzoon Sunimitta, bij wie het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker is ontwikkeld, de goden die graag scheppen in juist die tien dingen.

          Of een dergelijk persoon verschijnt weer onder de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Daar evenwel overtreft de godenzoon Vasavatti, bij wie het in het geven en in de deugdzaamheid bestaande verdienstelijke handelen nog sterker is ontwikkeld, de over de scheppingen van anderen heersende goden in juist deze tien dingen.

          Dat zijn de drie soorten van verdienstelijk handelen. (A.VIII.36)

Onmogelijk

Het is onmogelijk dat iemand die zich verkeerd gedraagt in daden, woorden en gedachten, ten gevolge daarvan na de dood in een gelukkige sfeer, in een hemelse wereld wordt wedergeboren. Wel is het mogelijk dat hij in een lagere wereld komt, in een ongelukkige sfeer, in een hel.

Het is onmogelijk dat iemand die een juist gedrag heeft in daden, woorden en gedachten, ten gevolge daarvan na de dood in een lagere wereld komt, in een ongelukkige sfeer, in een hel. Wel is het mogelijk dat hij in een gelukkige sfeer komt, in een hemelse wereld. (A.I.25)

Wat of wie wordt wedergeboren?

          Men moet eraan denken dat noch het lichaam wordt wedergeboren noch een blijvende kern. Maar de levensenergie manifesteert zich na de dood in een nieuwe vorm. Het is als met elektriciteit. Die kan zich uiten in sterkstroom om krachtige machines aan te drijven. Ze kan zich ook uiten om gele, blauwe, rode of anders gekleurde lampen te laten schijnen. En ze kan ook als zwakstroom kleine treintjes in beweging zetten. Wedergeboorte kan plaats hebben in ongelukkige of in gelukkige sferen van bestaan. De mens wordt geen god noch een dier of ongelukkige geest. Maar de levensenergie neemt bij de dood een bepaalde richting: ofwel in een ongelukkige of in een gelukkige sfeer. De levensenergie na de dood kan zich dus uiten in bijvoorbeeld een dierlijke vorm, in een menselijke vorm of in een goddelijke vorm.


Bronnen

Gunaratna, V.F.: Buddhist Reflections on Death. Kandy: BPS, 1966. The Wheel No. 102/103.

Hecker, Hellmuth: Lives of the Disciples : Buddhist Women at the Time of the Buddha. Transl. from the German by Sister Khema. Kandy: BPS, 1982. The Wheel No. 292/293.

Ñânamoli, Bhikkhu: The Life of the Buddha according to the Pali Canon. (2nd ed.) Kandy: BPS, 1978. (1st ed. 1972).

Nârada Thera: The Dhammapada : Pali Text and translation with stories in brief and notes. (3rd ed.) - Colombo: BMS, 2522-1978. (1st ed. 1963).

Nârada Maha Thera: The Buddha and His Teachings. (4th enlarged ed.) - Kandy: BPS, 2524/1980.

Nyanatiloka. Buddhistisches Wörterbuch.

Nyanatiloka (Übers.): Die Lehrreden des Buddha aus der Angereihten Sammlung Anguttara-Nikâya. Übers. von Nyanatiloka; hrsg. von Nyanaponika. Köln: DuMont Schauberg, 1969. Neue Gesamtausgabe in fünf Bänden. 3. revid. Neuauflage.

Pereira, Ananda: Live now! Kandy: BPS, 1973, The Wheel No. 24/25.

Piyadassi Thera: The Buddha. A short Study of His Life and Teaching. (3rd enlarged ed.) Kandy: BPS, 1970. The Wheel No. 5ab.

Story, Francis: Dimensions of Buddhist Thought (Collected Essays). Kandy: BPS, 1975, The Wheel No. 211/214.

www.encyclo.nl

www.palikanon.de

Met dank aan mijn Dhamma-vriend Maarten van den Driest voor zijn waardevolle opmerkingen.

En met heel veel dank aan de eerwaarde Nyanaponika voor zijn verhelderende schriftelijke opmerkingen.

Afkortingen

A.   Anguttara Nikaya

D.   Digha Nikaya

It.   Itivuttaka

M.   Majjhima Nikaya

Mil.  Milindapanha

S.    Samyutta Nikaya

Sn.  Sutta nipata

Ud.  Udana

Vin. Vinaya Pitaka



[1] bron: www.encyclo.nl/begrip/wedergeboorte#

[2] Zie 9.5. Oorzakelijk ontstaan

[3] over atta en anatta, zie: 9.2. > Anatta.

[4] zinnelijke sfeer, fijnstoffelijke sfeer, onstoffelijke sfeer

[5] namelijk de sferen van bestaan.

[6] Als 'kiem' (bīja) duidt het commentaar het producerende, d.w.z. wedergeboorte scheppende bewustzijn aan. (Vgl. Sn. II.1, vers 235)

[7] Dit wordt uitvoerig behandeld in 9.5. Oorzakelijk ontstaan.

[8] Ud.1.3

[9] Ud.I.1 en Ud.1.3

[10] Nyanatiloka: Buddhist Dictionary. Manual of Buddhist Terms and Doctrines. 4th ed. Kandy 1980, p. 158.

[11] M.9; S.12.2

[12] M.43

[13] Oorspronkelijk staat er: Het wezen dat gereed is om bij de betreffende ouders wedergeboren te worden (gantabba). Dit is een brahmaanse omschrijving die door de Boeddha of door latere redacteuren is gebruikt. - Als 'kiem' (bīja) duidt het commentaar het producerende, d.w.z. wedergeboorte scheppende bewustzijn aan. (Vgl. Sn. II.1, vers 235) - Het Pali woord gantabba wordt soms verwisseld met gandhabba, waardoor een verkeerde voorstelling van zaken wordt gevormd.

[14] gabbhassāvakanti (= okkanti, zoals in het volgende); letterlijk 'neerdalen van het embryo', een uitdrukking gebaseerd op voor-boeddhistische ideeën; vergelijk hiertoe M.38.  Commentaar: ontstaan, intrede in het bestaan.

Het is niet zo dat er een wezen bij de paring staat te kijken. Door oorzaken ontstaat er een nieuwe kiem.

[15] zie hierover 9.3. (3) De zeven soorten bevrijdingen

[16] De wilsactie vlak voor de dood is de heilzame of onheilzame wilsactie die men onmiddellijk voor de dood heeft. Vaak kan het de reflex zijn van een actie die men in het verleden heeft verricht, of een teken ervan. Of het is een teken van het toekomstige bestaan. Deze wilsactie vlak voor de dood veroorzaakt de sfeer waar men wedergeboren wordt.

[17] Zie A.III.34: De wilsactie die ontstaat ten gevolge van begeerte, afkeer en onwetendheid zal vruchten dragen, hetzij in dit leven, in het volgende of in een later leven. 

[18] S.12.64; over wedergeboorte, zie ook: M.120.

[19] Het verlangen hier is slechts een andere schaduw van genotzucht. “Door de vernietiging van genot komt de vernietiging van verlangen. Door de vernietiging van verlangen komt de vernietiging van genot. En door de vernietiging van genot en verlangen wordt de geest ‘wel-bevrijd’ genoemd.” (S.III.51).        

Van het verlangen naar bewustzijn zelf is gezegd dat het een steun is voor de vestiging van bewustzijn. Bewustzijn is zó parasietachtig dat het, bij afwezigheid van een tastbaardere steun, gevestigd wordt juist op het ontbreken van gehechtheid.        

“Zelfs als men niet wil, noch mentaal samenstelt, maar als men nog een verborgen neiging heeft, dan wordt dat een object voor het voortbestaan van bewustzijn.” (S.II.67).

[20] Bewustzijn dat niet samenstelt, is bevrijd. Dezelfde idee is aangetoond door de zegswijze: “Mijn geest heeft het niet aan voorwaarden gebondene bereikt” (Dhp.154) en “De geest die gegaan is naar de sfeer van niet-samengesteld zijn.” Hiermee is bedoeld het tot rust komen van de formaties.

[21] Bedoeld is dat de 16-voudige taak (namelijk begrijpen, opgeven, verwerkelijken en ontwikkelen van de vier waarheden) door middel van de vier paden is voltooid.

[22] Met duizend dank aan de eerwaarde Nyanaponika voor zijn verhelderende uitleg.

[23]  Met verkeerde opvatting (micchâ-ditthi) zijn hier de 62 opvattingen bedoeld die in D.1 vermeld zijn. Ze kunnen in drie categorie”en ingedeeld worden:

1. Spiritualisme of eternalisme (sassata-ditthi); d.i. het geloof in een ziel of ikheid die onafhankelijk van het lichaam bestaat en na de dood voortduurt.

2. Materialisme of nihilisme (uccheda-ditthi), d.i. het geloof in een ikheid of persoonlijkheid die na de dood vergaat.

3. Fatalisme of het geloof dat alles zonder oorzaak bestaat (adhicca-samuppanna). 

[24]  Door onwijs, d.w.z. oppervlakkig nadenken (ayoniso manasikâra) kan een vroeger niet aanwezige verkeerde opvatting ontstaan en uitgroeien tot zulke zedelijk verdorven opvattingen die een “onveranderlijk resultaat” hebben (niyatâ-micchâditthi), namelijk tot wedergeboorte in een hellenwereld leiden.

Door wijs, d.w.z. zorgvuldig nadenken (yoniso manasikâra) kan een vroeger niet aanwezig juist inzicht ontstaan en uitgroeien tot het pad van heiligheid.

[25] Kamma; zie  A.III.34; A.VI.63.

[26] Sankhâra.

[27] Verricht een wilsactie (sankhāram abhisañkharoti). Hier en in de volgende alinea zijn karmische wilsacties (sankhāra of abhisankhāra) bedoeld, d.w.z. zulke acties die een smartelijke of een gelukkige wedergeboorte veroorzaken.

[28] subhakinhā. Deze goddelijke wezens worden hier als voorbeeld genoemd, omdat hun bestaansvorm overeenkomt met het bewustzijnsniveau van de derde meditatieve verdieping, waarin een zuiver gevoel van geluk bestaat, d.w.z. vrij van vervoering (pīti)

[29]  ‘Enige hemelse wezens': de godheden van de lagere regionen van de zinnelijke sferen (kāmāvacara); 'enige wezens van de afgronden van bestaan' (vinipātikā): bepaalde geesten, met naam vemānika-petā.

===