Het
is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze
publicatie of de publicatie in zijn geheel over te nemen voor eigen
gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor
gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.
Kisa Gotami woonde in Savatthi. Zij stond bekend met die naam vanwege haar slanke lichaam. Kisa Gotami trouwde met een rijke jongeman en een zoontje werd bij hen geboren. Het zoontje stierf toen het nog maar een peuter was en Kisa Gotami werd door verdriet getroffen. Met haar dode zoontje in haar armen ging zij overal heen en vroeg naar medicijnen die haar zoontje weer tot leven konden brengen. De mensen dachten dat zij gek was geworden. Maar een wijze man die haar zielige toestand zag, besloot haar naar de Boeddha te sturen. Hij adviseerde haar: “Zuster, je moet naar de Boeddha gaan. Hij heeft het medicijn dat je wilt. Ga naar hem toe." Dus ging zij naar de Boeddha en vroeg hem haar het medicijn te geven dat haar gestorven zoon weer tot leven zou brengen.
De Boeddha die haar verstoorde mentale toestand kende, zei haar dat zij mosterdzaadjes moest halen van een huis waar geen dode was geweest. Dolblij bij het vooruitzicht dat haar zoon weer tot leven zou komen, rende Kisa Gotami van huis tot huis, bedelend om wat mosterdzaadjes. Iedereen was bereid haar te helpen, maar zij kon geen enkel huis vinden waar de dood niet had plaatsgevonden. De mensen waren maar al te bereid om mosterdzaadjes te geven, maar zij konden niet beweren dat zij geen dierbare in de dood hadden verloren. Naarmate de dag vorderde, besefte zij dat haar gezin niet het enige was dat met de dood te maken had gehad en dat er meer mensen dood waren dan levend. Zodra zij dit besefte, veranderde haar houding ten opzichte van haar gestorven zoontje; zij was niet langer gehecht aan het dode lichaam van haar zoontje en besefte hoe eenvoudig de Boeddha haar een heel belangrijke les had geleerd: dat alles wat geboren wordt uiteindelijk moet sterven.
Zij begroef haar gestorven zoontje en vertelde aan de Boeddha dat zij geen gezin kon vinden waar de dood niet was geweest. Toen zei de Boeddha: “Gotami, je moet niet denken dat jij de enige bent die een zoon heeft verloren. Zoals je nu hebt beseft, komt de dood naar alle wezens. Voordat hun verlangens verzadigd zijn, neemt de dood hen mee."
Toen zij de vluchtige aard en de vergankelijkheid van het leven zag, besloot Kisa Gotami het wereldse leven op te geven. Zij verzocht toen de Verlichte om haar toe te laten tot de Orde van Bhikkhunis. Dienovereenkomstig stuurde de Boeddha haar naar de gemeenschap van nonnen en gaf opdracht haar de wijding te geven. Zo werd zij toegelaten als Bhikkhuni Kisa Gotami.
Zij was een zeer hardwerkende bhikkhuni en was altijd oplettend en gewetensvol van haar religieuze plichten, en streefde ijverig naar haar geestelijke ontwikkeling om haar geest te zuiveren van alle mentale bezoedelingen.
Op een avond stak zij een paar olielampen aan en ging een eindje verderop zitten. Toen begon zij naar de vlammen te kijken. Met haar geest op de vlammen gericht, merkte zij dat sommige vlammen oplaaiden en dat andere flakkerden en uitdoofden. Met haar geest geconcentreerd op de vlammen als haar onderwerp van meditatie, overwoog zij als volgt: “Zoals het is met deze vlammen, zo is het ook met levende wezens in deze wereld: sommigen vlammen op, terwijl anderen flakkeren en uitdoven; alleen degenen die Nibbana hebben bereikt, worden niet meer gezien."
De Boeddha zag door zijn bovennatuurlijke kracht Kisa Gotami vanuit het Jetavana-klooster. Van een duplicaat van zichzelf liet hij een helder licht uitstralen en hij spoorde haar aan om te blijven mediteren over de vergankelijke aard van alle samengestelde dingen. Aan het einde van de leerrede bereikte Kisa Gotami arahantschap.[1]
“Al leeft men honderd jaren zonder de doodloze staat te zien,[2] waarlijk, beter is het leven van één dag van iemand die de doodloze staat ziet.”[3]
Eens kwam Sakka, de koning van de goden, met zijn gevolg naar de Boeddha om hem eer te betonen. Op die tijd kwam ook de eerwaarde bhikkhuni Kisa Gotami, die alleen in het bos had gemediteerd, gekleed in gewaden gemaakt van afvalstoffen, door de lucht om de Boeddha vol eerbied te groeten. Maar toen zij Sakka en zijn gevolg zag, keerde zij na het groeten terug. Sakka wilde weten wie zij was. De Boeddha antwoordde dat zij Kisa Gotami was die eens haar zoontje had verloren en vol verdriet naar hem toe was gekomen. Door het inzien van de veranderlijke aard van alle samengestelde dingen had zij de Dhamma begrepen, was toegetreden tot de Bhikkhuni Sangha en had arahantschap bereikt.[4]
“De persoon die een gewaad draagt gemaakt uit afvalstoffen, die mager is, wiens aderen naar voren treden, die in het bos alleen mediteert - die noem ik een brahmaan.”[5]
◻ ◻ ◻
[1] Dhp. verhaal VIII:13 bij vers 114.
[2] de ongeconditioneerde staat van Nibbana, vrij van geboorte, verval en dood.
[3] Dhp. vers 114 (8:15).
[4] Dhp. verhaal XXVI:12 bij vers 395.