Facetten van het Boeddhisme


naar Index


6.5.  Enkele bekende leken
7. Dona

Copyright ©  2024 / 2567

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze publicatie of de publicatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.



De brahmaan Dona

De brahmaan Dona en de voetafdrukken van de Boeddha

Toen de brahmaan Dona[1] eens de voetafdrukken van de Boeddha zag, met het wiel met duizend spaken,[2] dacht hij dat dit niet de afdrukken van een mens konden zijn. Hij volgde de voetafdrukken en zag de Verhevene onder een boom zitten, vriendelijk en vertrouwen opwekkend, met hoogste zelfbeheersing en kalmte. De brahmaan Dona vroeg of de Verhevene een god of een demon of een mens zou worden.[3] Het antwoord luidde dat de Boeddha geen god, geen demon en geen mens zal zijn.

“Alles waardoor ik, als het niet in mij uitgedoofd was, een mens of een demon of een goddelijk wezen zou worden, is in mij uitgedoofd, geheel en al vernietigd.

Juist zoals lotusbloemen in het water ontstaan, in het water opgroeien en boven het water uitsteken, onbevlekt door het water, evenzo ben ik in de wereld geboren, in de wereld opgegroeid, heb de wereld overwonnen, en vertoef ik onbevlekt door de wereld.

Ik ben een Verlichte (Boeddha).”[4] 

Volgens het commentaar bereikte Dona op het einde van dat gesprek het derde niveau van heiligheid (niet-meer-wederkeer). Na dit gesprek met de Boeddha  stelde Dona toen een gedicht samen van 12000 woorden tot eer van de Boeddha. Dit gedicht werd bekend als het Donagajjita. Dona had veel leerlingen.

De verdeling van de relieken van de Boeddha

De brahmaan Dona was aanwezig bij de verdeling van de relieken van de Boeddha. Hij trachtte de twist tussen de diverse partijen te sussen door erop te wijzen dat de Boeddha steeds geduld en verdraagzaamheid had onderwezen. Hij stelde voor om de relieken in gelijke delen te verdelen. Hij zei toen het gedicht Donagajjita op. De mensen werden stil en Dona zei dat zij naar hem moesten luisteren. Dona verdeelde de relieken van de Boeddha in gelijke delen. Hijzelf kreeg de urn en richtte erboven een stoepa op. Ter ere ervan hield hij een feestdag.

Volgens het commentaar opende Dona de gouden urn. De koningen kwamen naar de goudkleurige relieken kijken en klaagden dat alleen de relieken van de Boeddha nog over waren. De brahmaan Dona maakte van de verwarring van de koningen gebruik, nam de rechter oogtand en stak die in zijn tulband. Daarna verdeelde hij de relieken in acht delen. Sakka, de koning van de goden, zag wat Dona deed en dacht: “De brahmaan zal niet in staat zijn om passende eer aan de tand te geven. Ik zal die daarom nemen.” Hij nam de tand uit de tulband, plaatste die in een gouden doosje en nam hem mee naar de wereld van de goden. Daar plaatste hij de tand in de schrijn van Cūlāmani.

Het commentaar bericht verder dat Dona dacht dat hij niet een deel voor zich kon vragen. De mensen zouden zeggen dat hij al bij het begin van de verdeling van de relieken daarmee rekening had gehouden en het beste voor zich bewaard had. Dona dacht: “Dit is de gouden urn die de relieken van de Boeddha bevatte. Ik zal er een monument voor maken.” Daarom vroeg hij de urn.

Dona wordt in het commentaar als dief voorgesteld. Maar hij had het derde niveau van heiligheid bereikt. Het nemen van iets wat niet gegeven is (diefstal) komt dan niet meer in de zin. Aan het commentaar moet geen waarde gehecht worden.



[1] Volgens het commentaar is deze Dona gelijk aan de brahmaan Dona die de relieken in gelijke delen verdeelde.

[2] Ringen als een wiel op de voetzolen behoren tot de 32 kenmerken van 'een groot man' die een oude, pre-boeddhistische overlevering zijn. - Zie: De 32 kentekenen.

[3] Commentaar: De brahmaan had ook kunnen vragen: 'Is de Heer een god?'; maar gelovend dat deze in de toekomst wel een heel machtige godenvorst zou kunnen worden, stelde hij zijn vraag in de toekomstige vorm.

[4] A.IV.36.

====