Copyright © 2024 / 2567 Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogpunt |
Koningin Mallikā neemt toevlucht tot het Drievoudige Juweel
Mallika was de dochter van een guirlanden-maker te Sāvatthi. Op zekere dag keerde zij terug van de bazaar met een cake. Die wilde zij in de bloementuin opeten. Maar zij zag de Verhevene met zijn gevolg aankomen op zijn tocht voor bedelspijs. Uit devotie gaf zij hem de cake. Op verzoek van de Verhevene spreidde de eerwaarde Ānanda een oppergewaad uit waarop de Verhevene ging zitten en de cake nuttigde. De Boeddha zei toen glimlachend dat als gevolg van die daad Mallikā nog diezelfde dag de hoofdvrouw van Pasenadi, de Kosala-koning zou worden.
De koning was toen verslagen in een strijd tegen zijn neef te Kāsigāma.[1] Hij kwam in de stad terug en ging de bloementuin binnen om er te wachten op een deel van de strijdkrachten. Toen Mallikā zag dat hij de koning was, verzorgde zij hem goed. Koning Pasenadi liet haar vader komen en maakte Mallika tot zijn hoofdvrouw.[2]
Op een dag vroeg de koning wie haar het dierbaarst was. Hij dacht dat zij hem zou noemen. Maar haar antwoord was dat niemand anders haar dierbaar was dan het zelf. Zij bedoelde dat men alles doet uit eigenbelang. En op haar beurt vroeg zij aan de koning of hem iets dierbaarder was dan het zelf.
De koning ging toen naar de Boeddha toe, vertelde wat er gebeurd was, en kreeg als antwoord:
"Wanneer men met de geest alle richtingen doorkruist,
dan vindt men niemand die dierbaarder is dan zichzelf.
Evenzo waardeert iedereen zichzelf als het dierbaarste.
Daarom moet iemand die zichzelf liefheeft, een ander geen schade toebrengen.” [3]
Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi, in het Jetavana klooster. Koningin Mallika ging naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en vroeg:
"Heer, wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is, met een niet mooie gedaante, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht?
En wat is de oorzaak, wat is de reden ervan dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht?"
De Boeddha gaf ten antwoord:
[Dat een vrouw lelijk is, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, bovendien arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Aan asceten en brahmanen geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.
Indien zij nu na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gedaante, er slecht uitziet, en zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht.
[Dat een vrouw mooi is, met een niet mooie gedaante, er heel slecht uitziet, maar daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en met grote macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is driftig en buitengewoon opvliegend. Als men haar ook maar het geringste zegt, wordt zij ontstemd, raakt in toorn en woede, is koppig, toont ontstemming, toorn en wantrouwen. Maar aan asceten en brahmanen geeft zij maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.
Indien zij nu na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, lelijk zijn, niet mooi van gedaante, er slecht uitzien, maar zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht.
[Dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, maar daarbij arm en behoeftig is, zonder vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Maar aan asceten en brahmanen geeft zij geen maaltijden en te drinken, geen kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is afgunstig gezind, is jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is jaloers en wantrouwend.
Indien zij na de dood naar deze wereld terugkeert, zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, maar zij zal arm en behoeftig zijn, zonder vermogen en macht."
[Dat een vrouw mooi is met een statige figuur, bevalligheid en buitengewone schoonheid heeft, daarbij rijk en welgesteld is, in het bezit van een groot vermogen en macht, heeft als oorzaak:] - "Een vrouw is zachtmoedig en geduldig. Wanneer men haar ook veel zegt, zij wordt niet boos, raakt niet in toorn en woede, is niet koppig en toont geen ontstemming, woede en wantrouwen. Ook geeft zij aan asceten en brahmanen maaltijden en te drinken, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij is niet afgunstig gezind, is niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij is niet jaloers en wantrouwend.
Indien zij na de dood naar deze wereld terugkeert, dan zal zij, waar zij ook wedergeboren wordt, er mooi en statig uitzien, bevalligheid en buitengewone schoonheid hebben, en zij zal rijk en welgesteld zijn, met een groot vermogen en grote macht."
"Dat zijn de oorzaken, de redenen waarom een vrouw lelijk of mooi is, arm of rijk, zonder of met macht."
Na deze woorden zei koningin Mallika aan de Verhevene dat zij voortaan zachtmoedig en geduldig zou zijn, dat zij niet boos, toornig of woedend zou worden, niet koppig en zonder ontstemming, woede en wantrouwen. Ook zou zij aan asceten en priesters maaltijden en te drinken geven, kleding, voertuig, bloemen, reukmiddelen, balsem en het nodige aan slaapplaats, onderdak en verlichting. Zij zou niet afgunstig gezind zijn, niet jaloers op anderen vanwege wat hun aan geschenken, hoogachting, eer, verering en hulde ten deel valt, zij zou niet jaloers en wantrouwend zijn.
Zij prees de Boeddha voor zijn leerrijke woorden en nam haar toevlucht tot het Drievoudige Juweel. Zij werd een lekenvolgelinge van de Verhevene.[4]
-=o0o=-
[1] Kāsigāma was een dorp dat aan Bimbisāra werd gegeven door Pasenadi’s vader Mahākosala, toen Bimbisāra diens dochter trouwde. Het dorp kwam in het bezit van Pasenadi toen Ajātasattu Bimbisāra opvolgde op de troon. Het dorp kwam weer terug toen Ajātasattu Pasenadi’s dochter Vajirā trouwde. (Masefield, Peter (transl.): The Udâna Commentary (Paramatthadîpanî nâma Udânatthakathâ), by Dhammapâla. Transl. from the Pâli by Peter Masefield. Vol. II. Oxford 1995, p. 796 noot 6. Zie ook: Malalasekera, G.P.: Dictionary of Pāli Proper Names. London 1974. (Vol. I p. 593).
[2] Masefield, 1995 Vol. II, p. 729-731.
[3] Udana V.1.