Facetten van het Boeddhisme


naar Index

3.4. De Sangha. IV. -  Overwegingen


Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze tekst of de tekst in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel die met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Inleidende huldebetuiging en een denken aan de Boeddha

Ovādapātimokkhādipātho – De orderegel tot aansporing (de leer van de Boeddhas)

Samvegaparikittanapātha - Overwegingen bijdragende tot bedaardheid

Tien overwegingen voor de monnik

Tien overwegingen voor de goede vriend

Tankhanikapaccavekkhanapātha – Verzen ter overdenking bij het gebruik van de rekwisieten

Atītapaccavekkhanapātha - Verzen ter overdenking ná het gebruik van de rekwisieten

Dhātūpatikūlapaccavekkhanapātha - overdenking van de elementen en van walgelijkheid

De Sangha

IV. Overwegingen

Inleidende huldebetuiging en een denken aan de Boeddha

(voor monniken)

Wij hebben het huiselijke leven verlaten en hebben onze toevlucht genomen tot de Verhevene. Wij hebben het huiselijke leven verlaten wegens de Verhevene die onze leraar is en in wiens Dhamma wij vreugde scheppen. Met deze gaven vereren wij ten hoogste die Verhevene samen met de ware Dhamma en de Orde van zijn discipelen. Waarlijk, laten wij allen een inleidende hulde betuigen aan de Boeddha en laten wij aan hem denken.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Eer aan de Verhevene, de Heilige, de Volmaakt Ontwaakte.

Ovādapātimokkhādipātho – De orderegel tot aansporing (de leer van de Boeddhas)

Handa mayam buddhassa ovādānusāsanīyo bhanāma se

Laten wij allen nu de orderegel tot aansporing reciteren.

Khantā paramam tapo tītikkhā

Nibbānam paramam vadanti buddhā

Na hi pabbajito parūpaghātī

Samano hoti param vihethayanto

Etam buddhānasāsanam.

Geduld en verdraagzaamheid

is de hoogste boete-oefening,

de Boeddhas noemen Nibbana het hoogste.

Geen pelgrim is hij die anderen aangrijpt;

geen boeteling is degene

die iemand anders schade berokkent.

 

Sabbapāpassa akaranam

Kusalass'ūpasampadā

Sacittapariyodapanam

Etam buddhānasāsanam.

Het nalaten van alle kwaad,

het constant zich moeite doen voor het goede,

de reiniging van de eigen geest:

dat is de leer en het voorschrift

van de Boeddhas.

Anūpavādo anūpaghāto

Patimokkhe ca samvaro

Mattaññutā ca bhattasmim

Pantañ ca sayanāsanam

Adhicitte ca āyogo

Etam buddhānasāsanan'ti.

Zonder te berispen, zonder te strijden,

wel-beschermd door de Orde-regel,

steeds matig bij de maaltijd

en gericht naar afgelegen verblijfplaats

en naar verheven denken:

dat is de leer en het voorschrift

van de Boeddhas.

Samvegaparikittanapātha - Overwegingen bijdragende tot bedaardheid

idha tathāgato loke uppanno araham sammāsambuddho,

dhammo ca desito niyyāniko upasamiko parinibbāniko

sambodhagāmī sugatappavedito, mayantam dhammam

sutvā evam jānāma, jātipi dukkhā, jarāpi dukkhā, maranampi dukkham, sokaparidevadukkhadomanassupāyāsāpi dukkhā,

appiyehi sampayogo dukkho, piyehi vippayogo dukkho,

yampiccham na labhati tampi dukkham, sankhittena

pañcupādanakkhandhā dukkhā, seyyathīdam,

rūpūpādānakkhandho, vedanūpādānakkhandho, saññūpādānakkhandho, sankharūpādānakkhandho, viññānūpādānakkhandho,

yesam, pariññāya, dharamāno so bhagavā, evam bahulam sāvake vineti, evam bhāgā ca panassa bhagavato sāvakesu anusāsanī, bahula pavattati,

rupam aniccam, vedanā aniccā,

saññā aniccā, sankhārā aniccā, viññānam aniccam, rūpam anattā, vedanā anattā, saññā anattā, sankhārā anattā, viññānam anattā,

sabbe sankhārā aniccā, sabbe dhammā anattā'ti,

te [tā]* mayam, otinnāmha jātiyā jarāmaranena, sokehi

paridevehi dukkhehi domanassehi upāyāsehi, dukkhotinnā dukkhaparetā, appevanāmimassa kevalassa

dukkhakkhandhassa antakiriyā paññayethā'ti.

ciraparinibbutampi tam bhagavantam saranam gato [gatā]* dhammañca (bhikkhu)sanghanca, tassa bhagavato sāsanam, yathāsati yathābalam manasikaroma anupatipajjāma, sā sā no patipatti imassa kevalassa dukkhakkhandhassa antakiriyāya samvattatu.

Geboren in deze wereld is het Grote Wezen, de Heilige en geheel-Verlichte. Door de Wel-Gegane is de Dhamma verkondigd die uit het lijden leidt, die bijdraagt tot vrede, die dient tot de volledige uitdoving, die leidt tot Verlichting. Nadat wij aldus die Dhamma gehoord hebben, komen wij te weten:

        geboorte is lijden; ouderdom is lijden; dood is lijden; verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop lijden; het verenigd zijn met wie of waarmee men een afkeer heeft, is lijden; het gescheiden zijn van wie of van wat men liefheeft, is lijden; niet te krijgen wat men wenst, is lijden; kortom, de vijf groeperingen van hechten zijn lijden, namelijk:

        de groepering van lichamelijke vorm is lijden; de groepering van gevoelens is lijden; de groepering van waarnemingen is lijden; de groepering van geestelijke formaties is lijden; de groepering van bewustzijn is lijden.

        Ten einde de aard van deze zintuiglijke groeperingen te verwerkelijken, was de instructie die zeer vaak tot de discipelen gericht werd tijdens het leven van de Boeddha als volgt:

        Vorm is niet-blijvend; gevoel is niet-blijvend; waarneming is niet-blijvend; geestelijke formaties zijn niet-blijvend; bewustzijn is niet-blijvend;

vorm is niet-zelf; gevoel is niet-zelf; waarneming is niet-zelf; geestelijke formaties zijn niet-zelf; bewustzijn is niet-zelf.

        Alle samengestelde dingen zijn niet-blijvend; alle verschijnselen zijn niet-zelf.

        Wij allen, omringd met geboorte, ouderdom en ook met verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop, overstelpt met lijden, wij allen hebben dit lijden in het vooruitzicht.

(voor monniken)

Hoewel het uiteindelijke Nibbana van de Gezegende, de heilige, de Volmaakt Verlichte, lang geleden was, zijn wij vol vertrouwen vanuit het huiselijke naar het huisloze leven gegaan, en in dat heilige leven van de Verhevene oefenen wij ons. Moge de juiste levenswijze voor monniken welke het heilige leven is, ons leiden naar de uiteindelijke bevrijding van alle lijden.

Tien overwegingen voor de monnik

1.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat onze levenswijze van leek nu gewijzigd is; wij moeten de manieren en het gedrag aannemen die verwacht worden van een monnik.

2.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat ons leven afhankelijk is van anderen; wij moeten daarom gemakkelijk te ondersteunen zijn.

3.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat er nog veel meer manieren van lichaam en taal zijn die wij moeten verbeteren.

4.        Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat wij onszelf moeten bekritiseren en kritiek van onszelf moeten aannemen, wat betreft de reinheid van onze voorschriften.

5.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat wij van degenen die wijs zijn, kritiek moeten aannemen, en dat wij in staat moeten zijn kritiek aan te nemen, wat betreft de reinheid van onze voorschriften.

6.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat wij eens gescheiden zullen zijn van allen die ons geliefd zijn en van alles dat ons dierbaar is.

7.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat wij erfgenaam zijn van onze wilsacties. Als wij goede wilsacties verrichten, zullen er goede resultaten volgen; als wij slechte wilsacties verrichten, zullen er slechte resultaten volgen.

8.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken dat dagen en nachten voorbijgaan; hoe brengen wij onze tijd door?

9.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken of wij wel of niet behagen scheppen in eenzaamheid.

10.         Wij monniken moeten steeds weer overdenken of wij al enige deugden hebben vervuld op een dergelijke manier dat ze ons beschermt tegen stamelen, wanneer wij later door medemonniken ernaar gevraagd worden.

Tien overwegingen voor de goede vriend

 

1.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat wij als een goede vriend de manier en het gedrag moeten aannemen die verwacht worden van een goede vriend.

2.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat er nog veel meer manieren van lichaam en taal zijn die wij moeten verbeteren.

3.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen in hoeverre wij ons doel in het leven hebben bereikt om een goede vriend te zijn voor onszelf en voor anderen.

4.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat, hoe groot of klein de obstakels voor onze plicht ook zijn, wij geduldig en flexibel moeten zijn om die obstakels te overwinnen.

5.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat wij onszelf moeten bekritiseren, dat wij in staat moeten zijn om kritiek van onszelf aan te nemen, wat betreft de reinheid van de voorschriften.

6.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat wij van degenen die wijs zijn, kritiek moeten aannemen, dat wij in staat moeten zijn kritiek aan te nemen wat betreft de reinheid van onze voorschriften.

7.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat wij gescheiden zullen worden van allen die ons geliefd zijn en van alles dat ons dierbaar is.

8.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat wij erfgenaam zijn van onze wilsacties. Als wij goede wilsacties verrichten, zullen er goede resultaten volgen; als wij slechte wilsacties verrichten, zullen er slechte resultaten volgen.

9.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen dat dagen en nachten voorbijgaan; hoe brengen wij onze tijd door?

10.         Wij, goede vrienden, moeten vaak overwegen of wij al enige deugden hebben vervuld op zulke manier dat ze ons beschermt tegen stamelen, wanneer wij later door goede vrienden uit ons gezelschap ernaar gevraagd worden.

Tankhanikapaccavekkhanapātha – Verzen ter overdenking bij het gebruik van de rekwisieten

handa mayam tankhanika paccavekkhanapātham bhanama se

Laten wij nu de verzen reciteren ter overdenking bij het gebruik van de rekwisieten

patisankhā yoniso cīvaram patisevāmi, yāvadeva sītassa patighātaya, unhassa patighātaya, damsamakasavātā-tapasirimsapasamphassānam patighātāya, yāvadeva hirikopina paticchādanattham.

Wijs overwegende draag ik het gewaad alleen om mijzelf te beschermen tegen koude, hitte, horzels, muggen, wind en zon en tegen slangen; en ook draag ik het gewaad als een bestendige bedekking van de schaamte veroorzakende seksuele organen.

patisankhā yoniso pindapātam patisevāmi, neva davāya na madāya na mandanāya na vibhusanāya, yāvadeva imassa kāyassa thitiyā yāpanāya vihimsuparatiyā brahmacariyānuggahāya, iti purānanca vedanam patihankhāmi navañca vedanam na uppādessāmi, yātrā ca me bhavissati anavajjatā ca phāsuvihāro cāti.

Wijs overwegende gebruik ik het voedsel niet voor het plezier ervan, noch voor de ijdelheid (die ontstaat uit de verkrijgbare lichamelijke kracht), noch om dikker te worden, noch om het lichaam mooier te maken, maar enkel om dit lichaam in stand te houden, om de honger te stillen, om het ongedeerd te houden, en om de uitoefening van het heilige leven mogelijk te maken. Ik gebruik het voedsel ook om de oude gevoelens van honger te vernietigen en om geen nieuwe gevoelens van te veel eten op te wekken. Aldus blijf ik vrij van lichamelijke moeilijkheden en kan ik op mijn gemak leven.

patisankhā yoniso senāsanam patisevāmi, yāvadeva sītassa patighātāya, unhassa patighātāya, damsamakasavātā-tapasirimsapasamphassānam patighātāya, yāvadeva utuparissayavinodanam patisallānārāmattham.

Wijs overwegende maak ik gebruik van verblijfplaatsen alleen om mij te beschermen tegen koude en hitte, horzels en muggen, wind en zon, en tegen slangen, en eveneens als een bestendige bescherming tegen de guurheid van het klimaat, en ook om in afzondering te leven.

patisankhā yoniso gilānapaccayabhesajjaparikkhāram patisevāmi, yāvadeva uppannānam veyyābadhikānam vedanānam patighātāya, abyāpajjhaparamatāyā'ti.

Wijs overwegende maak ik gebruik van steun voor de zieken, namelijk medicijnen en gereedschappen, alleen als een hulp om lichamelijke pijnen die zijn ontstaan, te verminderen, en ook om de grootst mogelijke vrijheid van ziekten te behouden.

Atītapaccavekkhanapātha - Verzen ter overdenking ná het gebruik van de rekwisieten

 

Handa mayam atītapaccavekkhanapātham bhanāma se

Laten wij nu de verzen reciteren ter overdenking ná het gebruik van de rekwisieten

ajja mayā apaccavekkhitvā yam cīvaram paribhuttam, tam yāvadeva sītassa patighātāya, unhassa patighātāya, damsamakasavātātapasirimsapasamphassānam patighātāya, yāvadeva hirikopinapaticchādanattham.

Welk gewaad vandaag ook door mij gedragen is zonder overdenking, het geschiedde alleen om mijzelf te beschermen tegen koude, hitte, horzels, muggen, wind en zon en tegen slangen; en ook als een bestendige bedekking van de schaamte veroorzakende sexuele organen.

 

ajja mayā apaccavekkhitvā yo pindapāto paribhutto, so neva davāya na madāya na mandanāya na vibhūsanāya, yāvadeva imassa kāyassa thitiyā yāpanāya vihimsuparatiyā brahmacariyānuggahāya, iti purānañca vedanam patihankhāmi navānca vedanam na uppādessāmi,

yātrā ca me bhacissati anvajjatā ca phāsuvihāro cāti.

Welk voedsel ook door mij gebruikt is zonder overdenking, het geschiedde niet voor het plezier ervan, noch voor de ijdelheid (die ontstaat uit de verkrijgbare lichamelijke kracht), noch om dikker te worden, noch om het lichaam mooier te maken, maar enkel om dit lichaam in stand te houden, om de honger te stillen, om het ongedeerd te houden, en om de uitoefening van het heilige leven mogelijk te maken. Het geschiedde ook om de oude gevoelens van honger te vernietigen en om geen nieuwe gevoelens van te veel eten op te wekken. Aldus zal ik vrij blijven van lichamelijke moeilijkheden en kan ik op mijn gemak leven.

 

ajja mayā apaccavekkhitvā yam senāsanam paribhuttam, tam yāvadeva sītassa patighātāya, unhassa patighātāya, damsamakasavātātapasirimsapasamphassānam patighātāya, yāvadeva utuparissayavinodanam patisallānārāmattham.

Welke verblijfplaatsen vandaag ook door mij gebruikt zijn zonder overdenking, het geschiedde alleen om mij te beschermen tegen koude en hitte, horzels en muggen, wind en zon, en tegen slangen, en eveneens als een bestendige bescherming tegen de guurheid van het klimaat, en ook om in afzondering te leven.

ajja mayā apaccavekkhitvā yo gilānapaccayabhesajja-parikkhāro paribhutto, so yāvadeva uppannānam veyyābādhikānam vedanānam patighātāya, abhyāpajjhaparamatāyā ti .

Welke steun voor de zieken, namelijk medicijnen en hulpmiddelen, vandaag ook door mij gebruikt is zonder overdenking, het geschiedde alleen als een hulp om lichamelijke pijnen die waren ontstaan, te verminderen, en ook om de grootst mogelijke vrijheid van ziekten te behouden.

 

Dhātūpatikūlapaccavekkhanapātha - overdenking van de elementen en van walgelijkheid

handa mayam dhātupatikulapaccavekkhanapātham bhanāma se

Laten wij nu de verzen reciteren ter overdenking van de elementen en van walgelijkheid.

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam, yadidam cīvaram, tadupabhuñjako ca puggalo dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbāni pana imāni cīvarāni ajigucchanīyāni imam pūtikāyam patvā ativiya

jigucchanīyāni jāyanti.

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen zijn zowel dit gewaad als de persoon die het gebruikt. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Dit hele gewaad is nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, wordt het buitengewoon walgelijk.

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam,

yadidam pindapāto, tadupabhuñjako ca puggalo

dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbo panāyam

pindapāto ajigucchanīyo imam pūtikāyam patvā ativiya

jigucchanīyo jāyati.

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen zijn zowel voedselgaven als de persoon die ze nuttigt. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Dit geheel van voedselgaven is nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, wordt het buitengewoon walgelijk.

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam,

yadidam senāsanam, tadupaphuñjako ca puggalo

dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbāni pana imāni

senāsanāni ajigucchanīyāni imam pūtikāyam patvā ativiya

jigucchanīyāni jāyanti.

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen, zijn zowel dit verblijf als de persoon die er leeft. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Deze hele verblijfplaats is nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, wordt ze buitengewoon walgelijk.

yathāpaccayam pavattamānam dhātumattamevetam,

yadidam gilanapaccayabhesajjaparikkhāro, tadupabhuñjako

ca puggalo dhātumattako nissatto nijjīvo suñño, sabbo

panāyam gilānapaccayabhesajjaparikkhāro ajigucchanīyo

imam pūtikāyam patvā ativiya jigucchanīyo jāyati.

Afhankelijk van oorzaken en voorwaarden, enkel de combinatie van verscheidene natuurlijke elementen, zijn zowel deze steun voor de zieken, namelijk medicijnen en gereedschappen, als de persoon die ze gebruikt. Het is geen wezen, het zijn slechts elementen, niet in het bezit van een blijvend levensbeginsel, vrij van een zelfstandig iets of ziel. Deze hele steun voor de zieken, medicijnen en gereedschappen, zijn nog niet walgelijk, maar na dit rotte lichaam aangeraakt te hebben, worden ze buitengewoon walgelijk.

-=o0o=-

===