Facetten van het Boeddhisme


naar Index

3.2. De Sangha. II. -  Voorbereidende plichten van een nieuwe bhikkhu



Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze tekst of de tekst in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel die met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Bindukappa - Het kenmerken van de gewaden

Adhittāna - Het vaststellen voor gebruik

paccuddharana – het opgeven van gebruik

Vikappa - Het delen van extra-eigenaarschap

Verlies van een persoonlijk gewaad

Verlies van een extra gewaad

Het teruggeven van een gewaad aan een andere monnik

Belijdenis van kleinere overtredingen

Woorden om vergiffenis te vragen

Pattidānagāthā – Overdracht van verdienste

Woorden bij het afleggen van het gewaad

De Sangha

II. Voorbereidende plichten voor een nieuwe bhikkhu

 

Bindukappa - Het kenmerken van de gewaden

 

              Voordat een bhikkhu een nieuw gewaad gaat gebruiken, moet hij het van een kenmerk voorzien, gewoonlijk in een van de hoeken ervan, met een stip die niet groter is dan een wandluis en niet kleiner dan de iris in het oog van een pauw. Deze stip kan blauw(groen), zwart of bruin zijn. Het doel ervan is zowel de attractiviteit van het gewaad te bederven als het als zijn eigen te kenmerken. Er wordt een overtreding van de pacittiya-soort gemaakt indien een bhikkhu een gewaad gebruikt dat niet op deze manier gekenmerkt is. Het is daarom de plicht van de instructeur, leermeester (acariya) of een andere bhikkhu om de nieuw gewijde bhikkhu te onderrichten dit onmiddellijk na de wijding te doen. Een pen of ander merkinstrument kan voor dit doel gebruikt worden, terwijl de eigenaar van het gewaad hardop of in stilte moet zeggen:

Namo tassa bhagavato arahato sammâsambuddhassa

Namo tassa bhagavato arahato sammâsambuddhassa

Namo tassa bhagavato arahato sammâsambuddhassa

Daarna moet hij het volgende herhalen:

Imam bindukappam karoni

Dutiyam pi imam bindukappam karoni

Tatiyam pi imam bindukappam karoni

              Als het gewaad eens is gekenmerkt, hoeft dit niet meer herhaald te worden, ook niet als het kenmerk door wassen verdwenen is. De tegenwoordige praktijk is om elk gewaad met drie stippen te kenmerken. Initialen of de naam kunnen toegevoegd worden als verder middel voor identificatie.

 

Adhittāna - Het vaststellen voor gebruik

 

              Er zijn twee groepen van benodigdheden welke een monnik kan gebruiken: (1) de benodigdheden die zijn eigen bezittingen zijn, en (2) accessoires die hij leent voor tijdelijk gebruik, en die dus niet tot zijn bezit behoren.

              Tot de persoonlijke bezittingen behoren de acht benodigdheden (atthaparikhâra) welke aan een monnik gegeven worden bij zijn wijding. Al zulke persoonlijke bezittingen moeten formeel opgevorderd worden wanneer zij pas verkregen zijn, en wel door de daad van "het vaststellen voor gebruik", voordat zij gebruikt kunnen worden. Indien men ophoudt met ze te gebruiken, dienen zij formeel onteigend te worden door de daad van "het opgeven". Deze nauwgezette procedure beperkt het aantal bezittingen dat een monnik in één keer kan hebben.

              De monnik moet onfeilbare zorg dragen voor zijn eigen persoonlijke bezittingen. Want als hij gescheiden wordt van zijn eigen gewaden (bij dageraad), is dat een overtreding die bestraft wordt door verlies van dat gewaad aan een andere monnik voordat de overtreding beleden en vergeven is.

              Accessoires zijn, behalve door de lengte van tijd waarvoor zij "geleend" kunnen worden, ook beperkt door regels. Indien benodigdheden langer dan tien dagen in bezit gehouden worden en dan niet met een andere bhikkhu (of novice) gedeeld zijn, dan moeten zij weer verbeurd worden aan een andere monnik voordat de overtreding beleden is en vergeven kan worden.

              Persoonlijke bezittingen zijn formeel vastgesteld voor gebruik door het reciteren van een Pali-formule.

        De rekwisieten zijn: een (dubbeldik) buitengewaad (sanghâti), een oppergewaad (uttarâsankam), een ondergewaad (antaravâsakam), een nap (pattam), andere kleine kledingstukken parikkhâracolam) (zoals ondergoed), badkleding tijdens de regentijd (vassikasâtikam).

paccuddharana – het opgeven van gebruik

Wanneer een van de voorwerpen behorende tot de groepen van benodigdheden teruggeplaatst moet worden, dan moet het artikel dat reeds vastgesteld is, eerst van gebruik ontheven worden.

Vikappa - Het delen van extra-eigenaarschap

 

              Met uitzondering van vastgestelde stukken stof wordt elk stuk stof, groter dan ca 10 x 20 cm, dat tot een gewaad samengesteld kan worden, een extra stuk stof (atireka-cīvaram) genoemd. Een extra stuk stof (of een extra nap) mag door een bhikkhu niet langer dan tien dagen in bezit gehouden worden. Indien men zo'n deel wil houden zonder het voor een verdere periode te gebruiken, dan kan men het recht van eigendom delen. Dit heet "vikappa". Eigendomsrecht kan gedeeld worden met een novice; maar het is gebruikelijker dat het gedeeld wordt met een andere bhikkhu.

        De daad van het delen van eigendomsrecht kan op meerdere manieren gebeuren. Er worden meerdere formules gebruikt.

Verlies van een persoonlijk gewaad

Wanneer de overtreding beleden wordt dat een persoonlijk gewaad 's nachts van een bhikkhu gescheiden is zonder toestemming, dan worden de volgende woorden gebruikt, voor een enkel gewaad:

idam me bbante cîvaram rattivippavattbam aññatara

bhikkbusammatiyâ nissaggiyam imâham âyasmato nissajjâmi.

Verlies van een extra gewaad

Wanneer de overtreding beleden wordt dat een extra gewaad waarvan het eigendomsrecht niet gedeeld is, langer dan tien dagen in bezit gehouden is, dan worden verschillende formules gebruikt, afhankelijk van de leeftijd.

Het teruggeven van een gewaad aan een andere monnik

Nadat de bhikkhu zijn overtreding beleden heeft dat het verbeurde gewaad een persoonlijk gewaad is of een extra gewaad, dan moet het na de bekentenis aan hem worden teruggegeven met de volgende woorden:

Imam bhante cîvaram âyasmato dammi.

Belijdenis van kleinere overtredingen

         

              Het is de plicht van een bhikkhu dagelijks kleinere overtredingen te belijden aan een mede-bhikkhu. Dit kan zuiverheid van kleinere overtredingen teweeg brengen. Het kan ook persoonlijke zwakte die geen schending van het kloostergedrag vormt, zuiveren.

              Een bhikkhu die een lichte overtreding wil belijden, moet zijn gewaad over zijn linker schouder schikken (met de rechter schouder ontbloot), naar een andere bhikkhu gaan en voor hem neerknielen. Met zijn handen gevouwen in het gebaar van respect, maakt hij dan zijn wens kenbaar om de overtreding te belijden. Indien hij zich de overtreding duidelijk kan herinneren, moet hij ze eerst aan de andere bhikkhu in zijn eigen taal vertellen. Hierdoor wordt verhinderd dat bhikkhus die dezelfde overtreding begaan hebben, ze samen belijden. Hierna gaat hij verder met het opzeggen van de traditionele Pali-teksten voor belijdenis.


        

              De formule voor het belijden van lichte overtredingen kan verschillen. Ze is afhankelijk ervan of één overtreding beleden wordt of dat meer dan één van een speciale klasse samen beleden worden. Ook hangt ze ervan af of de overtredingen te doen hebben met één of meer regels. Toch is de algemene vorm van belijdenis de enige die het eerst geleerd wordt door nieuwe monniken. Want ze wordt op elke Uposatha-dag gebruikt om zich te zuiveren van elke overtreding die men weet of niet weet, alvorens te luisteren naar het reciteren van het Pātimokkha. Het is een bhikkhu toegestaan om het aantal overtredingen die hij heeft begaan, te overdrijven, en om zich schuldig te bekennen aan een overtreding waarvan hij zich niet bewust is. Daarom kan de algemene vorm eveneens bij andere gelegenheden gebruikt worden, wanneer enkel een of meer overtredingen beleden worden.

 

Woorden om vergiffenis te vragen

(gebruikt om respect te tonen jegens oudere monniken)

              In de leer van de Boeddha wordt het als juist beschouwd dat, wanneer men zich ervan bewust is dat men iets verkeerds jegens iemand anders heeft gedaan, men vergiffenis moet vragen aan de persoon die verkeerd behandeld is. Wanneer de laatste dan om vergeving is gevraagd, moet deze geen wrok koesteren jegens de eerste, maar hem of haar vergeven. Onder bhikkhus in de begintijd van het Boeddhisme was de beste gelegenheid om vergiffenis te vragen en te geven, wanneer zij in de regenperiode bijeen kwamen. Het is aldus gebruikelijk geworden voor jongere bhikkhus om hun oudere monniken om vergeving te vragen op de eerste dag van het regenseizoen of spoedig erna, afhankelijk ervan of zij in hetzelfde klooster of in verschillende kloosters verblijven.

              De procedure voor het vragen van vergiffenis begint met het aanbieden van kaarsen, geurstokjes of bloemen.

Het vragen van vergiffenis gaat als volgt:

 

Junior:

there pamādena dvattayena katam sabbam aparādham khamatha me bhante.

 

(het woord “there” wordt respectievelijk gewijzigd in:

upajjhāye    (voor z'n instructeur);

ācariye        (voor z'n leermeester);

āyasmante  (een algemene term van respect voor een   oudere bhikkhu)

mahathere  (voor een veel oudere en gerespecteerde bhikkhu).

         

         In sommige kloosters werpen alle bhikkhus, wanneer zij vergiffenis vragen, zich ter aarde neer onmiddellijk na het reciteren ervan. Zij blijven in die houding terwijl de oudere monnik zijn vergiffenis uitspreekt samen met verzen van zegening. Op het einde ervan geven allen, nog steeds ter aarde neergeworpen, ten antwoord: "sādhu bhante." Zelfs wanneer niets verkeerds is gedaan, wordt dit gebruik nog nagevolgd. Wanneer een oudere monnik werkelijk een jongere monnik onrecht heeft aangedaan, dan moet ook hij vergiffenis vragen en zich niet laten voorstaan op het feit dat hij ouder is.

Pattidānagāthā – Overdracht van verdienste

(Laten wij allen nu de verdienste overdragen)

Mogen alle hemelse wezens die in deze tempel wonen, met de stoepas ervan en andere verblijfplaatsen, gezegend zijn door deze verdienstelijke recitatie, om in vrede in deze tempel te vertoeven. Mogen alle monniken van de heilige Orde, novicen, aalmoezen-gevers en leken van de tempel, en alle dorpelingen, de buitenstaanders, stedelingen, degenen met een hoge rang, en alle levende wezens, -

mogen zij allen geïnspireerd worden door de weldadige Dhamma die naar bevrijding voert; mogen alle wezens bevrijd worden van hun lijden.

Moge de leer van alle Boeddhas en van degenen die de Dhamma navolgen, steeds blijven bestaan. Moge de eenheid van de Orde van monniken aan allen heil en geluk brengen. Moge de goede leer ons beschermen en allen die de Dhamma beoefenen. Mogen wij allen voorspoed hebben door het volgen van de leer die door de Boeddha verkondigd is.

Woorden bij het afleggen van het gewaad

 

sikkam paccakkhāmi gihi'ti mam dhāreta. (3x)

Ik geef de training op. Gij kunt mij weer als een leek beschouwen.

-=o0o=-