Facetten van het Boeddhisme


naar Index


10.19. Dagelijkse overwegingen


Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.



Dagelijkse overwegingen

Hier zijn enkele overwegingen genoteerd die dagelijks of regelmatig in herinnering gebracht kunnen worden. Iedereen mag daarbij natuurlijk een persoonlijke keuze maken.

Inhoud:

Denken aan de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha

Bespiegeling over deugd

Bespiegeling over vrijgevigheid

Bespiegeling over godheden

Overdracht van verdiensten

Vijf overwegingen voor iedereen

De toespraak over liefdevolle vriendelijkheid

dukkha, anicca, anatta

Ik-loze oorzaak

Opheffen van persoonlijkheid

Contemplaties en overwegingen aanbevolen door de Boeddha

Contemplatie over niet-bestendigheid.

Overweging van de vergankelijkheid

contemplatie over niet-zelf

contemplatie over onzuiverheid - De 32 delen van het lichaam

contemplatie over nadeel (gevaar) van het lichaam

Het ettergezwel (walgelijkheid van het lichaam)

contemplatie over beëindiging; contemplatie over de vrede

Oplettendheid bij het in- en uitademen

De contemplatie over de dood

Overwegingen tot inzicht

Het drievoudige stil zijn

Ratana sutta - De Juweel-toespraak

Overweging van de paramis

Uitleg van de leer

Overweging

De wortel van alle dingen

De doordringende uiteenzetting

(Zinnelijke lusten)

(de soorten van gevoel)

(de waarnemingen)

(de neigingen)

(het handelen (de wilsacties)

(het lijden)

Denken aan de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha

itipi so bhagavā, araham, sammā-sambuddho, vijjacarana sampanno, sugato, lokavidū, anuttaro, purisadammasārathī satthā devamanussānam buddho bhagavā ti.

‘Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.’

     

svakkhāto bhagavatā dhammo, sandithiko, akāliko, ehipassiko, opanayiko, paccatam veditabbo viññūhi ti.

‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit om alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, iedereen voor zichzelf.’

   

    supatipanno bhagavato sāvakasangho, ujupattipanno bhagavato sāvakasangho, ñayapatipanno bhagavato sāvakasangho, sāmīcipatipanno bhagavato sāvakasangho; yadidam: cattāri purisayugāni; attha purisapuggalā: esa bhagavato sāvakasangho; āhuneyyo, pāhuneyyo, dakkhineyyo, añjalikaraniyo anuttaram puññakkhettam lokassā’ti.

‘Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen – is gaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.’        

Wanneer de edele volgeling aan de Volmaakte denkt, wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de Volmaakte is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de Verlichte.

Wanneer de edele volgeling aan de leer denkt, wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de leer is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de leer.

 Wanneer de edele volgeling aan de Orde denkt, wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de Orde is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de Orde.

Bespiegeling over deugd

'Mijn deugd is ongebroken, ongedeerd, onbesmet, zonder blaam, bevrijdend, door de wijzen geprezen, onbeïnvloed; ze bevordert geestelijke concentratie.' (A.III.71)

Wanneer de edele volgeling aan eigen deugdzaamheid denkt, wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de deugdzaamheid is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over eigen deugdzaamheid.

 

Bespiegeling over vrijgevigheid

‘Mijn gemoed is vrij van de ondeugd van gierigheid; ik ben vrijgevig en geef met open handen; ik geef graag, ben de behoeftigen toegedaan en heb vreugde aan het uitdelen van gaven.’

‘Goed heb ik het getroffen dat ik te midden van de mensen die omsponnen zijn met de kwaal van gierigheid, thuis leef met een gemoed dat vrij is van de kwaal van gierigheid, vrijgevig, met open handen, tot geven geneigd, de armen toegedaan, vreugde hebbend aan het uitdelen van gaven.'  (zie A.IV.61; A.III.54]

Wanneer de edele volgeling aan de vrijgevigheid denkt, wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de vrijgevigheid is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over de vrijgevigheid.

       

Bespiegeling over godheden

“Er zijn de goden in de sfeer van de Vier Grote Koningen. Er zijn de goden in de sfeer van de Drieëndertig. Er zijn de gelukzalige goden (de Yama-goden). Er zijn de tevreden goden (in de Tusita-hemel). Er zijn de goden die zich verheugen in scheppen. Er zijn de goden die heersen over de scheppingen van anderen. Er zijn de goden in de sfeer van het gevolg van Brahmā. Er zijn goden hoger dan deze sferen.

En die goden hadden zo'n vertrouwen dat zij na de dood daar wedergeboren werden; en zo'n vertrouwen is ook bij mij aanwezig. En die goden waren deugdzaam, edelmoedig en vrijgevig, zij waren leergierig en zij hadden begrip zodat zij na de dood daar wedergeboren werden. En zulke eigenschappen zijn ook bij mij aanwezig.” (A.III.71)

Wanneer de edele volgeling aan de goden denkt, wordt zijn geest niet omsponnen door begeerte, noch door afkeer of onwetendheid. In het aanzicht van de goden is zijn geest juist gericht. Met juist gerichte geest krijgt hij enthousiasme voor het doel, enthousiasme voor de leer, krijgt vreugde aan de leer. In de vreugdige ontstaat vervoering; met vervoerde geest wordt het innerlijke rustig; van binnen vredig ondervindt hij geluk, en de geest van de gelukkige concentreert zich. Van deze edele volgeling zegt men dat hij onder de verkeerd gerichte mensen vertoeft in het bezit van het juiste, dat hij onder de lijdende mensen zonder lijden vertoeft. In de stroom van de leer getreden, ontplooit hij de overweging over goden.

         

Overdracht van verdiensten

Mogen hemelse en aardse wezens,

Devas en Nagas van grote macht,

delen in deze verdiensten van ons;

mogen zij lang de leer beschermen.

     

Mogen hemelse en aardse wezens,

Devas en Nagas van grote macht,

delen in deze verdiensten van ons;

mogen zij lang mij en anderen beschermen.

         

Mogen alle wezens delen in deze verdiensten

die wij aldus hebben verworven.

Moge het grotelijks bijdragen tot hun geluk.

Mogen mijn gestorven verwanten

deel hebben aan deze verdiensten;

mogen zij allen gelukkig zijn.

Vijf overwegingen voor iedereen

'Het is zeker dat ik oud word; ik kan het proces van veroudering niet ontgaan.

Het is zeker dat ik ziek word; ik kan ziekte niet ontgaan.

Het is zeker dat ik zal sterven; ik kan de dood niet ontgaan.

Bij alle dingen die dierbaar en geliefd zijn, zal er verandering komen en er zal scheiding van komen.

Ik ben de eigenaar van mijn wilsacties en de erfgenaam ervan; mijn daden zijn de moederschoot waaruit ik ontsproot; wilsacties zijn mijn familie en mijn bescherming. Welke daden ik ook zal doen, goede of slechte, ik zal de erfgenaam ervan zijn.'

Dat men aan de ouderdom onderworpen is, dat men ouderdom niet kan ontgaan, moet men vaker overwegen. Want door het regelmatig overwegen ervan verdwijnt de jeugdige overmoed ofwel helemaal of die wordt minder.

 Daarom moet men vaker overwegen dat men aan de ouderdom onderworpen is, dat men ouderdom niet kan ontgaan.

Dat men aan ziekte onderworpen is, dat men ziekte niet kan ontgaan, moet men vaker overwegen.  Want door het regelmatig overwegen ervan verdwijnt de gezondheids-overmoed ofwel helemaal of die wordt minder.

Daarom moet men vaker overwegen dat men aan ziekte onderhevig is, dat men ziekte niet kan ontgaan.

Dat men aan het sterven onderworpen is, dat men het sterven niet kan ontgaan, moet men vaker overwegen. Want door het regelmatig overwegen ervan verdwijnt de levens-overmoed hetzij helemaal of die wordt minder.  

Daarom moet men vaker overwegen dat men aan het sterven onderworpen is, dat men het sterven niet kan ontgaan.

Dat men van alles wat iemand dierbaar en aangenaam is, scheiden moet, afscheid nemen moet, moet men vaker overwegen. Want door het regelmatig overwegen ervan verdwijnt het begeerlijke verlangen tot datgene wat dierbaar is, hetzij helemaal of het wordt minder.

 Daarom moet men vaker overwegen dat men van alles wat dierbaar en aangenaam is, scheiden moet, afscheid nemen moet.

Dat men eigenaar en erfgenaam is van zijn daden, dat men uit eigen daden ontsproten is, dat men ermee verbonden is, dat zij de toevlucht zijn en dat de goede en slechte daden die men doet, iemands erfenis worden, moet men vaker overwegen. Want door het regelmatig overwegen ervan verdwijnt slecht gedrag helemaal of het wordt minder.

Daarom moet men vaker overwegen dat men eigenaar en erfgenaam is van de goede en slechte wilsacties.

De edele volgeling overweegt als volgt: ‘Ik ben immers niet de enige die aan ouderdom onderworpen is, die ouderdom niet kan ontgaan. Maar overal waar wezens komen en gaan, sterven en geboren worden, al die wezens zijn aan het ouder worden onderworpen, kunnen de ouderdom niet ontgaan.’

Terwijl hij dit feit vaker overweegt, ontsluit zich bij hem het pad, de intrede in een van de vier niveaus van heiligheid.

Dat pad onderhoudt hij nu; hij gaat met volharding op dat pad. En zo worden bij hem de kluisters geopend en de neigingen verdwijnen.

En verder overweegt hij: ‘Ik ben niet de enige die aan ziekte onderworpen is. Maar overal waar wezens komen en gaan, sterven en geboren worden, al die wezens zijn aan ziekte onderworpen, kunnen ziekte niet ontgaan.’

Terwijl hij dit feit vaker overweegt, ontsluit zich bij hem het pad, de intrede in een van de vier niveaus van heiligheid. Dat pad onderhoudt hij nu, gaat er met volharding op. En zo worden bij hem de boeien  geopend en de neigingen verdwijnen.

En verder overweegt hij: ‘Ik ben niet de enige die aan sterven onderworpen is. Maar overal waar wezens komen en gaan, sterven en geboren worden, al die wezens zijn aan sterven onderworpen, kunnen het sterven niet ontgaan.’

Terwijl hij dit feit vaker overweegt, ontsluit zich bij hem het pad, de intrede in een van de vier niveaus van heiligheid. Dat pad onderhoudt hij nu, gaat er met volharding op. En zo worden bij hem de kluisters geopend en de neigingen verdwijnen.

En verder overweegt hij: ‘Ik ben niet de enige die scheiden moet van al wat dierbaar en aangenaam is. Maar overal waar wezens komen en gaan, sterven en geboren worden, al die wezens moeten scheiden, afscheid nemen van wat dierbaar en aangenaam is.’

Terwijl hij dit feit vaker overweegt, ontsluit zich bij hem het pad, de intrede in een van de vier niveaus van heiligheid. Dat pad onderhoudt hij nu, gaat er met volharding op. En zo worden bij hem de kluisters geopend en de neigingen verdwijnen.

En verder overweegt hij: ‘Ik ben niet de enige  die eigenaar en erfgenaam is van zijn goede en slechte daden. Maar overal waar wezens komen en gaan, sterven en geboren worden, al die wezens zijn eigenaar en erfgenaam van hun goede en slechte daden.'

Terwijl hij dit feit vaker overweegt, ontsluit zich bij hem het pad, de intrede in een van de vier niveaus van heiligheid. Dat pad onderhoudt hij nu, gaat er met volharding op. En zo worden bij hem de boeien geopend en de neigingen verdwijnen. (A.V.57)

De toespraak over liefdevolle vriendelijkheid

“Wie de staat van vrede wenst te bereiken, moet het heilzame weten, moet energiek zijn en geheel en al oprecht. Hij of zij moet vriendelijk zijn, zachtmoedig en zonder hoogmoed, tevreden en gemakkelijk in onderhoud te voorzien, met weinig bezigheden en zonder veel benodigdheden. Met de zinnen bedaard, bescheiden, zonder begeerte gaat hij of zij onder de mensen. En niet in het geringste mag enige overtreding worden begaan waarvoor andere wijze mensen hem of haar zouden kunnen berispen. En laat hij of zij denken:

‘Mogen alle levende wezens gelukkig zijn en vol vrede,

moge hun hart vervuld zijn van geluk,

mogen zij gelukzalig van harte zijn.

Wat voor levende wezens er ook zijn,

hetzij zwak of sterk, allen zonder uitzondering,

groot of klein of middelmatig, dun of dik,

zichtbare en onzichtbare wezens,

de wezens die veraf zich bevinden of nabij,

bestaande wezens en de wezens die naar bestaan zoeken, -

moge geluk al hun harten vervullen,

mogen zij gelukzalig van harte zijn.’

Laat niemand de ander bedriegen en laat men niemand verachten om welke reden dan ook. Laat men nooit iemand anders iets kwaads toewensen, uit ergernis of uit vijandige gezindheid. Zoals een moeder haar eigen zoon, haar enig kind beschermt met haar leven, laat men zo voor alle levende wezens zijn gemoed ontvouwen. Laat men vol liefdevolle vriendelijkheid en mededogen voor de hele wereld zijn gemoed ontvouwen, onbegrensd: opwaarts, neerwaarts, rondom en kruiselings in het midden, naar alle richtingen, ongestoord, vrij van haat en vrij van vijandschap. En of men nu gaat of staat, zit of ligt, laat men, steeds als men van vermoeidheid vrij is, zich vestigen in deze oplettendheid. Dat geldt hier reeds als goddelijk vertoeven. En wie niet meer in verkeerde meningen is gevangen, wie deugdzaam is, aan wie inzicht eigen is, wie begeerte naar zintuiglijk genot heeft overwonnen, hij of zij komt beslist niet meer in een moederschoot.”

en men kan dan verder denken:

Alle levende wezens die zich vliegend of zwevend voortbewegen, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich zwemmend of drijvend voortbewegen, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich lopend voortbewegen, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens met twee voeten, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens met vier voeten, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens met zes voeten, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens met acht voeten, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens met meer dan acht voeten, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens zonder voeten, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich kruipend voortbewegen (zoals de wormen), mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich kronkelend voortbewegen (zoals de slangen), mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich glijdend voortbewegen (zoals de slakken), mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich op een andere manier voortbewegen, mogen zij gelukkig zijn.

Alle levende wezens die zich niet zelf bewegen

(zoals de koralen), mogen zij gelukkig zijn.

       

Alle levende wezens in alle richtingen, in noorden en zuiden, oosten en westen, opwaarts, neerwaarts en in de tussenliggende richtingen, kruiselings in het midden en rondom, overal, waar dan ook, mogen zij allen gelukkig zijn en veilig, vrij van lijden.

Mogen zij allen in staat zijn hun geluk te beschermen.

Moge het goed met hen gaan.

     

Wat voor wezens er ook zijn,

mogen zij vrij zijn van vijandschap.

Wat voor wezens er ook zijn,

mogen zij vrij zijn van het slecht behandelen van elkaar.

Wat voor wezens er ook zijn,

mogen zij vrij zijn van geestelijke en lichamelijke kwalen.

Wat voor wezens er ook zijn,

mogen zij in staat zijn hun geluk te beschermen.

   

dukkha, anicca, anatta

Geboorte is onbevredigend; ouderdom is onbevredigend; dood is onbevredigend; verdriet, geweeklaag, pijn, leed en wanhoop zijn onbevredigend; het verenigd zijn met wie of waarmee men een afkeer heeft, is onbevredigend; het gescheiden zijn van wie of van wat men liefheeft, is onbevredigend, is niet tevreden stellend; niet te krijgen wat men wenst, is onbevredigend, is niet tevreden stellend; kortom, de vijf groeperingen, de vijf soorten van hechten zijn onbevredigend, zijn niet tevreden stellend, namelijk:

De soorten van lichamelijke vorm zijn onbevredigend; de soorten van gevoel zijn onbevredigend; de soorten van waarnemingen zijn onbevredigend; de soorten van geestelijke formaties zijn onbevredigend; de soorten van bewustzijn zijn onbevredigend.

Vorm is niet-blijvend; gevoel is niet-blijvend; waarneming is niet-blijvend; geestelijke formaties zijn niet-blijvend; bewustzijn is niet-blijvend;

vorm is niet-zelf; gevoel is niet-zelf; waarneming is niet-zelf; geestelijke formaties zijn niet-zelf; bewustzijn is niet-zelf.

Alle samengestelde dingen zijn niet-blijvend; alle verschijnselen zijn niet-zelf.

[alleen nibbana is niet samengesteld, is niet geschapen; nibbana is blijvend]

Ik-loze oorzaak

Het lichaam is niet-ik. En wat de oorzaak, de voorwaarde is voor het ontstaan van het lichaam, ook dat is niet-ik. Het lichaam dat ontstaan is door iets dat zonder een ik is, hoe zou dat een ik kunnen zijn?

Gevoel is niet-ik. Waarneming is niet-ik. De geestelijke formaties zijn niet-ik. Het bewustzijn is niet-ik. Ze zijn allemaal niet-ik. En wat de oorzaak, de voorwaarde is voor het ontstaan ervan, ook dat is niet-ik. Lichaam, gevoel, waarneming, geestelijke formaties, bewustzijn, ontstaan door iets dat zonder een ik is, hoe zouden die een ik kunnen zijn? (S.XXII.20)

Opheffen van persoonlijkheid

‘Het oog, de vormen, het zienbewustzijn, het ziencontact, het gevoel, de dorst - dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.’

‘Het oor, de geluiden, het hoorbewustzijn, het hoorcontact, het gevoel, de dorst - dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.’

‘De neus, de geuren, het ruikbewustzijn, het ruikcontact, het gevoel, de dorst - dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.’

‘De tong, de smaken, het smaakbewustzijn, het smaakcontact, het gevoel, de dorst - dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.’

‘Het lichaam, de aanrakingen, het aanrakingsbewustzijn, het aanrakingscontact, het gevoel, de dorst - dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.’

‘De geest, de gedachten, het denkbewustzijn, het denkcontact, het gevoel, de dorst, - dat is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.’

Zo is het pad dat naar de opheffing van de persoonlijkheid leidt. (M.148)

[De zintuigen zijn niet zelf, ze ontstaan en vergaan. De zintuiglijke objecten zijn niet zelf, ze ontstaan en vergaan. Het bewustzijn, ontstaan door contact van zintuig en object, is niet zelf, het ontstaat en vergaat. Het contact tussen zintuig en object is niet zelf, het ontstaat en vergaat. Het gevoel ontstaan door contact tussen zintuig en object is niet zelf, het ontstaat en vergaat. Het verlangen ontstaan door het gevoel, is niet zelf, het ontstaat en vergaat.

Wanneer men dat weet en inziet, ziet men de vergankelijkheid. Het gehecht zijn aan iets of iemand wordt minder.

Contemplaties en overwegingen aanbevolen door de Boeddha

Tien contemplaties werden door de Boeddha aanbevolen toen de eerwaarde Girimananda erg ziek was. (A.X.60) En zeven zegenrijke overwegingen werden bij een andere gelegenheid vermeld. (A.VII.45-46) Meerdere van die contemplaties en overwegingen zijn hier genoteerd.

Contemplatie over niet-bestendigheid.

“Materie (vorm) is niet bestendig, is vergankelijk. Gevoel of gewaarwording is niet bestendig, is vergankelijk. Waarneming is niet bestendig, is vergankelijk. Geestelijke formaties zijn niet bestendig, zijn vergankelijk. Bewustzijn is niet bestendig, is vergankelijk.” (A.V.108).

Overweging van de vergankelijkheid

        

Het oog is niet blijvend.

Het oog-bewustzijn is niet blijvend.

Visueel contact is niet blijvend.

Datgene wat ontstaat veroorzaakt door visueel contact, - namelijk alles wat behoort tot gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat is niet blijvend.

  Wat niet blijvend is, dat is onbevredigend, niet tevredenstellend. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'.

Het oor is niet blijvend.

Geluiden zijn niet blijvend.

Het oor-bewustzijn is niet blijvend.

Oor-contact is niet blijvend.

Datgene wat ontstaat veroorzaakt door oor-contact, - namelijk alles wat behoort tot gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat is niet blijvend.

Wat niet blijvend is, dat is onbevredigend, niet tevredenstellend. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'.

De neus is niet blijvend.

Geuren zijn niet blijvend.

Het geur-bewustzijn is niet blijvend.

Neus-contact is niet blijvend.

Datgene wat ontstaat veroorzaakt door neus-contact, - namelijk alles wat behoort tot gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat is niet blijvend.

Wat niet blijvend is, dat is smartelijk, onbevredigend, frustrerend, niet tevredenstellend, het is niet prettig. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf.'

De tong is niet blijvend.

Smaken zijn niet blijvend.

Het smaak-bewustzijn is niet blijvend.

        Tong-contact is niet blijvend.

        Datgene wat ontstaat veroorzaakt door tong-contact, - namelijk alles wat behoort tot gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat is niet blijvend.

        Wat niet blijvend is, dat is onbevredigend, niet tevredenstellend. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'.

        Het lichaam is niet blijvend.

        Aanrakingen zijn niet blijvend.

        Het lichaam-bewustzijn is niet blijvend.

        Lichaam-contact is niet blijvend.

        Datgene wat ontstaat veroorzaakt door lichaam-contact, - namelijk alles wat behoort tot gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat is niet blijvend.

        Wat niet blijvend is, dat is onbevredigend, niet tevredenstellend. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'.

        

                De geest is niet blijvend.

                Gedachten en ideeën zijn niet blijvend.

                Het geest-bewustzijn is niet blijvend.

Geest-contact is niet blijvend.

         Datgene wat ontstaat veroorzaakt door geest-contact, - namelijk alles wat behoort tot gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat is niet blijvend.

                Wat niet blijvend is, dat is onbevredigend, niet tevredenstellend. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'.

        

               Vorm, gevoel, waarnemingen, geestelijke formaties en bewustzijn zijn niet blijvend. Ze zijn onderhevig aan verandering. Wat niet blijvend is, dat is onbevredigend, niet tevredenstellend. Het is niet juist om daarvan te denken: 'Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf'. (M.147)

Wat als individueel bestaan wordt beschouwd, is in werkelijkheid niets anders dan een proces van geestelijke en lichamelijke verschijnselen.

 “Lichamelijkheid, gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn, - dat alles is niet-blijvend. Niets ervan zal steeds hetzelfde blijven, zonder aan verandering onderhevig te zijn. Indien er zo'n kern, zo'n ego bestond, - blijvend en onveranderlijk, - dan zou een heilig leven dat naar de volledige uitdoving van lijden leidt, niet mogelijk zijn.” (S.22.96)

          

        Als iemand zich identificeert met het lichaam, als hij meent dat hij gelijk is aan het lichaam, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.

        Als iemand zich identificeert met het gevoel, als hij meent dat hij gelijk is aan het gevoel, dat het gevoel hem toebehoort, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.

        Als iemand zich identificeert met waarneming, als hij meent dat hij gelijk is aan waarneming, dat waarneming hem toebehoort, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.

        Als iemand zich identificeert met formaties, als hij meent dat hij gelijk is aan formaties, dan blijft het ik-bewustzijn bestaan.

        Maar als men inziet dat het lichaam ontstaan is en ook zal vergaan, als men inziet dat men van dat alles niet kan zeggen dat ze mij toebehoren, noch dat "ik" lichaam, gevoel, waarnemingen, formaties of bewustzijn ben, dat er alleen oorzaken en gevolgen zijn, dan identificeert men zich niet meer daarmee. Het ik-bewustzijn maakt plaats voor een zo-bewustzijn. Zo is het ontstaan; zo is het vergaan. [mededeling van de eerwaarde Nyanaponika].

contemplatie over niet-zelf

‘Het oog is niet-zelf, zichtbare objecten zijn niet-zelf; het oor is niet-zelf; geluiden zijn niet-zelf; de neus is niet-zelf, geuren zijn niet-zelf; de tong is niet-zelf, smaken zijn niet-zelf; het lichaam is niet-zelf, lichamelijke contacten (tastbare objecten) zijn niet-zelf; de geest is niet-zelf, mentale objecten zijn niet-zelf.’

Wie zich vaak bezig houdt met de overweging van de ikloosheid in het lijden, diens geest is wat betreft dit met bewustzijn voorziene lichaam, alsmede alle uiterlijke objecten, vrij van de waan van het ik en mijn, is aan de eigenwaan ontkomen, is stil geworden, volledig bevrijd.

contemplatie over onzuiverheid - De 32 delen van het lichaam

Men beschouwt dit lichaam van top tot teen, vanaf de voetzolen opwaarts, vanaf het puntje van het hoofdhaar neerwaarts. Men beschouwt dit lichaam dat met huid overgoten is, zoals het vol is van vele soorten onzuiverheden.

Dit lichaam bestaat uit: hoofdharen, lichaamsharen, nagels, tanden, huid, vlees, pezen, beenderen, merg, nieren, hart, lever, borstvlies, milt, longen, dar­men, buikvlies, maag, uitwerpselen, gal, slijm, etter, bloed, zweet, vet, tranen, bloedwater, speeksel, neusslijm, gewrichtsvloeistof, urine en de hersenen.

contemplatie over nadeel (gevaar) van het lichaam

‘Talrijk zijn de kwalen, talrijk zijn de nadelen (gevaren) van dit lichaam. Want in dit lichaam ontstaan verscheidene ziektes, zoals oogziekte, oorziekte, neusziekte, tongziekte, lichaamsziekte, hoofdpijn, de bof, mondziekte, tandpijn, hoest, astma, verkoudheid, brandend maagzuur, koorts, maagkwalen, flauwte, dysenterie, gezwel, koliek, melaatsheid, steenpuist, klierziekte, tuberculose, vallende ziekte, ringworm, jeuk, huiduitslag, roos op het hoofd, puistjes, oververzadigdheid, suikerziekte, aambeien, kanker, etterkanaal (fistel), en ziektes ontstaan uit gal, uit slijm, uit winden, uit conflicten van de lichaamsvochten, uit weersveranderingen, uit ongunstige omstandigheden (onjuist gedrag), ziektes ontstaan door opzet van anderen, ziektes ontstaan uit resultaten van wilsacties, en verder koude, hitte, honger, dorst, uitwerpselen en urine.’

Het ettergezwel (walgelijkheid van het lichaam)

Stel dat er een ettergezwel is dat vele jaren oud is; dat gezwel heeft negen wondopeningen die vanzelf ontstaan zijn. Wat er nu uitstroomt en eruit druipt, dat alles is onzuiver, walgelijk, en ruikt slecht.

Als een ettergezwel noemt men dit lichaam dat uit de vier grondstoffen is samengesteld, dat door vader en moeder is verwekt, dat met rijst en grutten gevoed wordt, dat onderhevig is aan vergankelijkheid, dat gezalfd en gemasseerd moet worden, en dat aan ontbinding en verval onderhevig is.

Dit lichaam heeft negen natuurlijke openingen. En wat er uitstroomt en eruit druipt, dat alles is onzuiver, walgelijk en ruikt slecht. Daarom, wendt jullie af van dit lichaam. (A.IX.15)

contemplatie over beëindiging; contemplatie over de vrede

 

Men overweegt

 ‘Dit is vredig, dit is verheven, namelijk het tot stilstand komen van alle samengestelde dingen, het opgeven van alle grondslagen van bestaan, de uitdoving van begeerte, beëindiging, Nibbāna.’

Oplettendheid bij het in- en uitademen

Men gaat naar een rustige plek en oplettend ademt men in, oplettend ademt men uit.

Wanneer men lang inademt, weet men: ‘Ik adem lang in.’ Wanneer men lang uitademt, weet men: ‘Ik adem lang uit.’ Wanneer men kort inademt, weet men: ‘Ik adem kort in.’ Wanneer men kort uitademt, weet men: ‘Ik adem kort uit.’

‘Bewust van het hele ademhalingsproces zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Bewust van het hele ademhalingsproces zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Het hele ademhalingsproces tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Wanneer men diep inademt, weet men: 'ik adem diep in.' Wanneer men diep uitademt, weet men: 'ik adem diep uit.' Wanneer men kort inademt, weet men: 'ik adem kort in.' Wanneer men kort uitademt, weet men: 'ik adem kort uit.' Het lichaam kalmerend zal ik inademen, het lichaam kalmerend zal ik uitademen, zo oefent men.

Op die tijd waakt men bij het lichaam over het lichaam, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van wereldse begeerte en droefenis.

Het in- en uitademen wordt genoemd het lichaam veranderen.

‘Vervoering ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Vervoering ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Zaligheid ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Zaligheid ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Op zo’n tijd waakt men bij de gevoelens over de gevoelens, oplettend en helder bewust. De gevoelens veranderen wordt dat genoemd.

‘De geestelijke formaties ondervindend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘De geestelijke formaties ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘De geestelijke formaties tot rust brengend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest ondervindend[1] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘De geest ondervindend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest buitengewoon blij makend,[2] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘De geest buitengewoon blij makend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest concentrerend,[3] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘De geest concentrerend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘De geest bevrijdend (van de hindernissen), zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘De geest bevrijdend, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Op zo'n tijd oefent men zich: 'het bewustzijn ondervindend zal ik inademen; het bewustzijn ondervindend zal ik uitademen; het bewustzijn opwekkend zal ik in- en uitademen; het bewustzijn bevrijdend zal ik in- en uitademen.' Zo oefent men.

Op zo'n tijd waakt men bij het bewustzijn over het bewustzijn, helder bewust. (S.54.10)

Iemand die onachtzaam is, die niet helder bewust is, kan de concentratie op het in- en uitademen niet ontplooien. Daarom waakt men bij de geest over de geest, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend.

‘Nadenkend over niet-blijvendheid,[4] zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Nadenkend over niet-blijvendheid, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over onthechting, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Nadenkend over onthechting, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over beëindiging, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Nadenkend over beëindiging, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

‘Nadenkend over het opgeven, zal ik inademen,’ aldus oefent men zich. ‘Nadenkend over het opgeven, zal ik uitademen,’ aldus oefent men zich.

Op zo'n tijd waakt men bij de verschijnselen over de verschijnselen, onvermoeibaar, helder bewust, oplettend, na het overwinnen van werelds verlangen en droefenis.

Men heeft wijs gemerkt hoe begeerte en droefenis overwonnen worden, en men is in evenwicht.

Op die manier worden de slechte, onheilzame dingen verminderd door iemand die bij het lichaam waakt over het lichaam, die bij de gevoelens waakt over de gevoelens, die bij het bewustzijn waakt over het bewustzijn, die bij de objecten van de geest waakt over de objecten van de geest.

Dit heet oplettendheid bij het in- en uitademen. (S.54.1; S.54.10; A.X.60)

De contemplatie over de dood

'Waarlijk, er bestaan voor mij veel mogelijkheden om te sterven: een slang zou me kunnen bijten, of een schorpioen of duizendpoot zou me kunnen steken, en daardoor zou ik om het leven kunnen komen. Maar dat zou voor mij een hindernis zijn. Ik zou eens kunnen struikelen en vallen, of het gegeten voedsel zou me slecht kunnen bekomen, of gal, slijm of stekende gassen zouden opgewekt worden, of mensen of demonen zouden mij kunnen aanvallen. En daardoor zou ik om het leven kunnen komen. Maar dat zou een hindernis voor mij zijn.'

Dan moet men bij zich aldus overwegen: "Bevinden zich in mij nog onoverwonnen, slechte, onheilzame eigenschappen die mij tot schade kunnen strekken wanneer ik vannacht - op de dag van vandaag zou sterven?"

Wanneer men dan bij de contemplatie merkt dat in iemand nog onoverwonnen slechte, onheilzame eigenschappen zijn te vinden die iemand, wanneer men stierf, tot nadeel zouden kunnen strekken, dan moet men uiterste wilskracht, energie, streven, doorzettingsvermogen, volharding, opmerkzaamheid en mentale helderheid tonen om deze slechte, onheilzame eigenschappen te overwinnen.

“Dood zal er komen, voor mooi en lelijk, voor arm en rijk. Dood zal er komen voor ieder van ons.”

Overwegingen tot inzicht

Als objecten en basis voor de inzicht-meditatie kunnen de zeven overwegingen als volgt dienen:

Wanneer men na beëindiging van de overweging over de Verlichte erover nadenkt wie eigenlijk deze overweging uitoefent, dan komt men tot het inzicht dat er slechts de met de overweging verbonden gedachten aanwezig waren maar geen persoonlijkheid of ikheid en dat die gedachten gebonden zijn aan de groepen van bestaan (khandha): gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn.

Verder weet men dat die vier geestelijke groepen van bestaan niet kunnen ontstaan zonder de tot de lichamelijke groep van bestaan behorende fysieke basis van de geest. De lichamelijke groep van bestaan is echter een aanduiding voor de vier elementen (vastheid, vloeibaarheid, hitte, beweging) en de daarvan afhankelijke lichamelijke verschijnselen (zoals de zinsorganen).

        Terwijl nu de mediterende zo de vijf groepen van bestaan overweegt, ziet hij dat zij onderworpen zijn aan dukkha, het lijden. Hij ziet in dat het wedergeboorte producerende verlangen (tanhâ) de oorzaak is van het lijden. Hij ziet in dat de uitdoving van het verlangen de uitdoving van het lijden is en dat het achtvoudige pad de weg ernaartoe is.

Zo komt hij door zulke inzicht-overwegingen niveau na niveau dichter bij de heiligheid. Op die manier dienen deze overwegingen als objecten en basis van het inzicht.

Het drievoudige stil zijn

Er zijn drie soorten van stil zijn, namelijk: stil zijn in daden, stil zijn in woorden, stil zijn in de geest.

Het stil zijn in daden bestaat hierin: men ziet af van doden, ziet af van het nemen wat niet is gegeven, en ziet af van onkuisheid.

Stil zijn in woorden bestaat hierin: men ziet af van liegen, lasteren, beschimpen en van geklets.

Stil zijn in de geest bestaat hierin: men komt door uitdroging van de neigingen nog tijdens zijn leven in het bezit van de neigingsvrije bevrijding van het gemoed en de bevrijding door wijsheid, ze zelf inziende en verwerkelijkende.

Dat zijn de drie soorten van stil zijn. (A.III.123)

"Wie helemaal gestild is in daden, woord en geest,

iemand die bevrijd is van de neigingen, eigenaar van een dergelijk stil zijn,

zo'n stille geldt als alles-overwinnaar." (A.III.123)

Ratana sutta - De Juweel-toespraak

 

De wezens die hier samen zijn gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

mogen zij allen blij zijn en welgemoed

en mogen zij opmerkzaam luisteren

naar het woord van de leer.

           

Daarom luistert goed, gij wezens allemaal,

betoont u goedgezind jegens het geslacht der mensen

die overdag en ’s nachts u vrome gaven brengen.

Moogt gij hen daarom vol toewijding beschermen.

           

Wat er bestaat aan schatten, hier en in gindse wereld,

welk kostbaar juweel zich in de hemel ook bevindt,

geen kan zich met de Volmaakte vergelijken.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Ontwaakte;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

               

Beëindiging en verzaking,

kostbare bevrijding van de dood,

bereikt door de Wijze der Sakyas, innerlijk bedaard,

niet bestaat er iets dat aan zo’n leer gelijk is.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Leer;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

         

Die als zuiverheid geprezen wordt

door de hoogste Boeddha,

die men als concentratie met directe vrucht aanduidt,

niet vindt men iets dat aan zo’n concentratie gelijk is.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Leer;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

             

Acht verheven mensen die door de Edelen geprezen worden,

die ook bekend zijn als viervoudig mensenpaar,

zij, volgelingen van de Volmaakte, zijn gaven waard.

Rijke vrucht brengt de gave die hun aangeboden wordt.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

             

Die zich met sterke geest helemaal wijdden,

vrij van lusten, aan de instelling van Gotama,

die het doel bereikten, in het Doodloze doken,

zij genieten de bevrijding, om niet verkregen.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

             

Zoals de paal van de stadspoort

stevig staat in de grond,

door winden van elke richting onbewogen,

hieraan gelijk verkondig ik de edele mens

die de viervoudige edele waarheid

met wijsheid aanschouwt.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

         

Zij die deze waarheid die zo goed verkondigd is,

met diepe wijsheid helder begrijpen,

al is hun vooruitgang ook zeer langzaam,

een achtste bestaan is er voor hen niet meer.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

           

Gemeenschappelijk komen met bereikt inzicht

drie dingen tot verdwijnen:

het geloof aan persoonlijkheid, en twijfel,

en elk hechten aan regels en rituelen.

Aan de viervoudige lagere werelden

is hij dan ontkomen, niet meer in staat

om de zes grote euveldaden te begaan.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

               

En al maakt men ook vaak nog fouten

in daden, woorden of in gedachten,

hij of zij is niet in staat om zulks te verhelen.

Dit is een onmogelijkheid, zo zegt men,

voor iemand die het verheven oord aanschouwt.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

             

Zoals bloesemtoppen in het dichte bos,

in het zomerseizoen, in de eerste zomermaand,

daaraan gelijk onderwees Hij tot het ware heil

de beste leer, naar Nibbāna leidend.

Dit heerlijke juweel, het straalt in de Ontwaakte;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

             

Als Beste die het beste kent,

het beste geeft, het beste brengt,

Hij, zonder weerga, onderwees de beste leer.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Boeddha;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.

       

Vernietigd is het oude en niets nieuws ontstaat.

Het hart is vrij van toekomstig bestaan.

Vernietigd zijn de kiemen

en geen verlangen groeit er meer.

Zo doven wijzen uit, zoals deze lamp hier.

Dit heerlijke juweel, het straalt voor ons in de Orde;

moge door deze waarheid geluk ontstaan.”

               

“Gij wezens die hier samen zijt gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

de Boeddha die als volmaakte wordt geëerd

zowel door goden als door mensen,

hem willen wij huldigen; het strekke ons allen tot geluk.”

     

“Gij wezens die hier samen zijt gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

de Leer die als volmaakte wordt geëerd

zowel door goden als door mensen,

die willen wij huldigen; het strekke ons allen tot geluk.”

           

"Gij wezens die hier samen zijt gekomen,

hetzij op aarde of in de hemelruimte wonend,

de Orde die als volmaakte wordt geëerd

zowel door goden als door mensen,

die willen wij huldigen; het strekke ons allen tot geluk.”  (Sn II.1, verzen 222-238)

Overweging van de paramis

1.   Moge ik vrijgevig, edelmoedig en behulpzaam zijn.

2.   Moge ik zuiver, deugdzaam en wel-gedisciplineerd zijn.

3.   Moge ik niet egoïstisch en hebzuchtig zijn, maar onzelfzuchtig en opofferend.

4.   Moge ik wijs zijn en moge ik in staat zijn om het voordeel van mijn kennis aan anderen te geven.m

5.   Moge ik ijverig, energiek en volhardend zijn.

6.   Moge ik geduldig en verdraagzaam zijn; moge ik in staat zijn om het verkeerde van anderen te dragen en te verduren.

7.   Moge ik eerlijk en waarheidsgetrouw zijn.

8.   Moge ik standvastig en vastbesloten zijn.

9.   Moge ik welwillend, mededogend en vriendelijk zijn.

10. Moge ik nederig, kalm, rustig, onverstoorbaar en vredig zijn.

Uitleg van de leer

   

De eerwaarde Sariputta legde de leer uit aan andere monniken, die op reis wilden gaan. Als hen onderweg iets gevraagd werd, dan moesten zij de leer juist kunnen uitleggen om geen verwijten te krijgen.

 Vraag: Wat onderwijst de Boeddha?

 Antwoord: De Boeddha onderwijst de overwinning van begeerte, en wel de begeerte naar lichamelijkheid, naar gevoel, naar waarneming, naar geestelijke formaties, naar bewustzijn.

 Vraag: Welk kwaad is er in die soorten van begeerte?

 Antwoord: Wanneer bij de lichamelijkheid, bij het gevoel, bij de waarneming, bij de formaties, bij het bewustzijn de begeerte niet is verdwenen, wanneer wil, toeneiging, vurig verlangen niet zijn verdwenen, dan ontstaan door verandering van de lichamelijkheid, van het gevoel, van de waarneming, van de formaties, van het bewustzijn zorgen, gejammer, smart, leed en wanhoop.

Daarom onderwijst de Boeddha de overwinning van begeerte.

Welk voordeel is er in de overwinning van begeerte? – Wanneer bij lichamelijkheid, gevoel, waarneming, formaties, bewustzijn de begeerte verdwenen is, wil, toeneiging, vurig verlangen verdwenen is, dan ontstaan niet bij hem door verandering van lichamelijkheid, gevoel, waarneming, formaties, bewustzijn leed, gejammer, smart, leed en wanhoop.

Dat is het voordeel ervan.

Iemand kan zeggen: 'Ook bij het uitoefenen van onheilzame dingen kan men al in dit leven in een gelukkige toestand vertoeven, zonder problemen, zonder wanhoop, zonder pijn. En na de dood kan men in een gelukkige sfeer terechtkomen. De Verhevene zou daarom het opgeven van onheilzame dingen niet moeten aanbevelen.'

Dan moet men antwoorden: 'Omdat men bij het uitoefenen van onheilzame dingen al in dit leven in een smartelijke toestand vertoeft, vol problemen, vol wanhoop, vol pijn, en omdat na de dood een slechte sfeer van bestaan te verwachten is, daarom raadt de Verhevene aan onheilzame dingen op te geven.'

Iemand kan dan zeggen: 'Ook bij het uitoefenen van heilzame dingen kan men al in dit leven in een treurige toestand vertoeven, vol problemen, vol wanhoop, vol smart. En na de dood kan een slechte sfeer van bestaan te verwachten zijn. Daarom zou de Verhevene het uitoefenen van heilzame dingen niet moeten aanbevelen.'

Het antwoord luidt dan: 'Omdat men bij het uitoefenen van heilzame dingen al in dit leven in een gelukkige toestand vertoeft, zonder problemen, zonder wanhoop, zonder pijn, en omdat na de dood een goede sfeer van bestaan te verwachten is, daarom raadt de Boeddha het uitoefenen van heilzame dingen aan.'"

Dat was de raad van de eerwaarde Sariputta aan die monniken. (S.XXII.2)

Overweging

Er ontstaan gedachten. Maar er zijn geen afzonderlijke, losse gedachten. Men kan niet ergens een zakje gedachten kopen, net zoals een zakje frieten. Men kan nergens een doos zoete gedachten kopen net zoals men een doos bonbons kan kopen.

Nee, gedachten ontstaan; er is geen persoonlijkheid of ikheid die denkt of overweegt.

Gedachten zijn verbonden met de groepen van bestaan, de diverse soorten van gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn.

Die soorten van gevoel, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn zijn weer afhankelijk van de zintuigen en het contact dat de zintuigen maken met de objecten, met de wereld.

De zintuigen zijn oorzakelijk ontstaan door het lichaam. Zonder lichaam geen zintuigen.

Het lichaam is een aanduiding voor de vier elementen (aarde, water, vuur, lucht = vastheid, vloeibaarheid, hitte, beweging).

Het persoonlijke bestaan is onderhevig aan de kenmerken dukkha, anicca, anatta; niet-tevredenstellendheid, vergankelijkheid, niet-zelf.

Het verlangen/de afkeer veroorzaakt wedergeboorte.

 

De uitdoving van het verlangen is de uitdoving van het lijden; het achtvoudige pad is de weg ernaartoe.

De wortel van alle dingen

Alle veroorzaakte dingen wortelen in de wil (bedoeling, intentie); door opmerkzaamheid worden ze geschapen;[5] ze ontstaan, veroorzaakt door de zintuiglijke indruk; het gevoel houdt ze samen. De concentratie is de leider ervan;[6] door de oplettendheid worden ze beheerst. De wijsheid is het hoogste ervan; de bevrijding is het ware doel ervan; ze monden uit in in het doodloze, en ze eindigen in Nibbana.” [A.X.58]

De doordringende uiteenzetting

De doordringende uiteenzetting is een uiteenzetting van de leer door de Boeddha.

“De zinnelijke lusten (kāmā) moet men onderkennen alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en en het pad dat leidt naar de opheffing ervan.

De gevoelens moet men onderkennen, de waarnemingen moet men onderkennen, de neigingen moet men onderkennen, het handelen (de wilsacties, kamma) moet men onderkennen, het lijden moet men onderkennen, evenals het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en het pad dat leidt naar de opheffing ervan.

(Zinnelijke lusten)

Er werd gezegd dat men de zinnelijke lust moet onderkennen, evenals het oorzakelijke ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en het pad dat leidt naar de opheffing ervan. En waarom werd dat gezegd?

De volgende vijf zinnelijke dingen (kāmā-gunā) zijn er: de door het oog herkenbare vormen, de door het oor herkenbare geluiden, de door de neus herkenbare geuren, de door de tong herkenbare smaken, de door het lichaam herkenbare lichaamsindrukken, de gewenste, plezierige, aangename, lieflijke, verlangen opwekkende, verrukkelijke.

Maar zelf zijn die dingen geen 'zinnelijke lusten'; slechts 'objecten van de zinnelijke lust' noemt men die in de discipline van de edelen.

De begeerte van het hart geldt als de zinnelijke lust van de mens, maar niet de lieflijke objecten van deze wereld. De begeerte van het hart geldt als de zinnelijke lust van de mens, het mooie in de wereld blijft daarbij altijd hetzelfde, maar wijzen wenden hun wil ervan af.

En wat is het oorzakelijk ontstaan van de zinnelijke lusten? - Afhankelijk van de zinnelijke indruk is het ontstaan van de zinnelijke lust.

En wat is de verscheidenheid van de zinnelijke lusten? - Er is de zinnelijke lust bij de vormen, er is de zinnelijke lust bij de geluiden, er is de zinnelijke lust bij de geuren, er is de zinnelijke lust bij de smaken, er is de zinnelijke lust bij de lichaamsindrukken.

Dit noemt men het verschil van de zinnelijke lusten.

En wat is het resultaat van de zinnelijke lusten? - Deze of die soort van de bestaansvorm die een persoon die ernaar verlangt, tot ontstaan brengt, hetzij een verdienstelijke hetzij een niet verdienstelijke, dat noemt men het resultaat van de zinnelijke lusten.

En wat is de opheffing van de zinnelijke lusten? - In de opheffing van de zintuiglijke indruk bestaat de opheffing van de zinnelijke lusten. Het edele achtvoudige pad nu is het pad dat leidt naar de opheffing van de zinnelijke lusten, namelijk: juist inzicht, juiste mentaliteit, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste opmerkzaamheid en juiste concentratie.

In zoverre de edele discipel op zo'n manier de zinnelijke lusten onderkent, alsook het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, in zoverre kent hij dit doordringende heilige leven, de opheffing van de zinnelijke lusten. Werd dus gezegd dat men de zinnelijke lusten moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en en het pad dat leidt tot de opheffing ervan, dan werd dat hierom gezegd.

(de soorten van gevoel)

Verder werd gezegd dat men de gevoelens moet onderkennen, evenals het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en het pad dat leidt naar de opheffing ervan. Maar waarom werd dit gezegd?

Er zijn drie soorten van gevoelens: het aangename gevoel, het onaangename gevoel en het noch aangename noch onaangename gevoel.

En wat is het oorzakelijk ontstaan van de gevoelens? - Door de zintuiglijke indruk is het ontstaan van de gevoelens bepaald.

En wat is de verscheidenheid van de gevoelens?

Er is een wereldlijk aangenaam gevoel en een bovenwereldlijk aangenaam gevoel, een wereldlijk onaangenaam gevoel en een bovenwereldlijk onaangenaam gevoel, een wereldlijk noch aangenaam noch onaangenaam gevoel en een bovenwereldlijk noch aangenaam noch onaangenaam gevoel.

Dat noemt men de verscheidenheid van de gevoelens.

En wat is het resultaat van de gevoelens? - Deze of die soort van bestaansvorm die men als een voelende tot ontstaan brengt, hetzij een verdienstelijke, hetzij een onverdienstelijke, dat noemt men het resultaat van de gevoelens.

En wat is de opheffing van de gevoelens? - In de opheffing van de zintuiglijke indruk bestaat de opheffing van de gevoelens. En het edele achtvoudige pad is de weg die leidt naar de opheffing van de gevoelens, namelijk: juist inzicht, juiste mentaliteit, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste opmerkzaamheid en juiste concentratie.

In zoverre nu de edele discipel op een dergelijke manier de gevoelens onderkent, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, in zoverre kent hij dit doordringende heilige leven, de opheffing van de gevoelens. Werd dus gezegd dat men de gevoelens moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en en het pad dat leidt tot de opheffing ervan, dan werd dat hierom gezegd.

(de waarnemingen)

Er werd verder gezegd dat men de waarnemingen moet onderkennen, evenals het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan. En waarom werd dit gezegd?

Er zijn zes waarnemingen: waarneming van vormen, waarneming van geluiden, waarneming van geuren, waarneming van smaken, waarneming van lichaamsindrukken en waarneming van geest-objecten.

En wat is het oorzakelijk ontstaan van de waarnemingen? - Door zintuiglijke indruk bepaald is het ontstaan van de waarnemingen.

En wat is de verscheidenheid van de waarnemingen? -Er is de waarneming bij de vormen, er is de waarneming bij de geluiden, er is de waarneming bij de geuren, er is de waarneming bij de smaken, er is de waarneming bij de lichaamsindrukken en er is de waarneming bij de geest-objecten. Dat noemt men de verscheidenheid van de waarnemingen.

En wat is het resultaat van de waarnemingen? - Uit de waarneming is het spreken het resultaat. Want al naargelang men iets waarneemt, drukt men het in woorden uit: ‘Zo'n waarneming had ik.' Dat noemt men het resultaat van de waarnemingen.

En wat is de opheffing van de waarnemingen? - In de opheffing van de zintuiglijke indruk bestaat de opheffing van de waarnemingen. En het edele achtvoudige pad is de weg die leidt naar de opheffing van de waarnemingen, namelijk: juist inzicht, juiste mentaliteit, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste opmerkzaamheid en juiste concentratie.

In zoverre nu de edele discipel op een dergelijke manier de waarnemingen onderkent, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, in zoverre kent hij dit doordringende heilige leven, de opheffing van de waarnemingen. Werd dus gezegd dat men de waarnemingen moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en en het pad dat leidt tot de opheffing ervan, dan werd dat hierom gezegd.

(de neigingen)

Er werd verder gezegd dat men de neigingen moet onderkennen, evenals het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan. En waarom werd dit gezegd?

Er zijn drie soorten van neigingen: de zinnelijkheids-neiging, de bestaans-neiging en de onwetendheids-neiging.

En wat is het oorzakelijk ontstaan van de neigingen? - Door onwetendheid is het ontstaan van de neigingen bepaald.

En wat is de verscheidenheid van de neigingen? - Er zijn neigingen die naar de hel leiden; er zijn neigingen die naar de dierenwereld leiden; er zijn neigingen die naar het rijk van de geesten leiden; er zijn neigingen die naar de menselijke wereld leiden; er zijn neigingen die naar de wereld van de goden leiden.

Dat noemt men de verscheidenheid van de neigingen.

En wat is het resultaat van de neigingen? - Deze of gene vorm van bestaan die men als een onwetende tot ontstaan brengt, hetzij een verdienstelijke hetzij een vol schuld, dat noemt men het resultaat van de neigingen.

En wat is de opheffing van de neigingen? - In de opheffing van de onwetendheid bestaat de opheffing van de neigingen. En het edele achtvoudige pad is de weg die leidt naar het opheffen van de neigingen, namelijk: juist inzicht, juiste mentaliteit, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste opmerkzaamheid en juiste concentratie.

In zoverre nu de edele discipel op een dergelijke manier de neigingen onderkent, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, in zoverre kent hij dit doordringende heilige leven, de opheffing van de neigingen. Werd dus gezegd dat men de neigingen moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en en het pad dat leidt naar de opheffing ervan, dan werd dat hierom gezegd.

(het handelen (de wilsacties)

Er werd verder gezegd dat men het handelen (de wilsacties, kamma) moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan. En waarom werd dit gezegd?

De wil noem ik het handelen, want nadat men het heeft gewild, verricht men het handelen in daden, woorden en gedachten.

En wat is het oorzakelijk ontstaan van het handelen? - Door de indruk van de zintuigen is het ontstaan van het handelen bepaald.  

En wat is de verscheidenheid van het handelen? - Er is een handelen dat in de hel rijpt; er is een handelen dat in dierenwereld rijpt; er is een handelen dat in het rijk van de geesten rijpt; er is een handelen dat in de menselijke wereld rijpt; er is een handelen dat in de wereld van de goden rijpt.

Dat noemt men de verscheidenheid van het handelen.

En wat is het resultaat van het handelen? - Driedelig is het resultaat van het handelen: het heeft een resultaat ofwel in dit leven, of in het volgende of in een later leven.

Dat noemt men het resultaat van het handelen.

En wat is de opheffing van het handelen? - De opheffing van de zintuiglijke indruk is de opheffing van het handelen. En het edele achtvoudige pad is de weg die leidt naar de opheffing van het handelen, namelijk: juist inzicht, juiste mentaliteit, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste opmerkzaamheid en juiste concentratie.

In zoverre nu de edele discipel op een dergelijke manier het handelen onderkent, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, in zoverre kent hij dit doordringende heilige leven, de opheffing van het handelen. Werd dus gezegd dat men het handelen moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en en het pad dat leidt naar de opheffing ervan, dan werd dat hierom gezegd.

(het lijden[7])

Er werd verder gezegd dat men het lijden moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan. En waarom werd dit gezegd?

Geboorte is lijden; ouderdom is lijden; ziekte is lijden; sterven is lijden; zorgen, geweeklaag, pijn, droefenis en wanhoop zijn lijden; niet verkrijgen wat men verlangt, ook dat is lijden; kortom: de vijf groepen van bestaan die het hechten als objecten dienen, zijn lijden.

En wat is het oorzakelijk ontstaan van het lijden? - Door het verlangen is het ontstaan van het lijden bepaald.

En wat is de verscheidenheid van het lijden? - Er is een groot lijden, en er is een klein lijden; er is een moeilijk te overwinnen lijden, en er is een gemakkelijk te overwinnen lijden.

Dat noemt men de verscheidenheid van het lijden.

En wat is het resultaat van het lijden? - Omdat men, wanneer men door lijden overweldigd en geestelijk geboeid wordt, zich kwelt, jammert, huilend op de borst slaat, wanhopig wordt. Of omdat men, wanneer men door lijden overweldigd en geestelijk geboeid wordt, zijn hoop naar buiten richt en denkt: 'Wie kent er wel een of twee magische spreuken om dit lijden te verdrijven?'  Daarom ontstaat uit het lijden ofwel wanhoop of hoop.

Dat noemt men het resultaat van het lijden.

Wat nu is de opheffing van het lijden? - In de opheffing van het verlangen bestaat de opheffing van het lijden. Het edele achtvoudige pad nu is de weg die leidt naar de opheffing van het lijden, namelijk: juist inzicht, juiste mentaliteit, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juist streven, juiste opmerkzaamheid en juiste concentratie.

In zoverre nu de edele discipel op een dergelijke manier het lijden onderkent, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, in zoverre kent hij dit doordringende heilige leven, de opheffing van het lijden. Werd dus gezegd dat men het lijden moet onderkennen, alsmede het oorzakelijk ontstaan ervan, de verscheidenheid ervan, het resultaat ervan, de opheffing ervan en het pad dat leidt naar de opheffing ervan, dan werd dat hierom gezegd.

Dit is de doordringende uiteenzetting, de uiteenzetting van de leer.” [A.VI.63]

-=0=-


[1] Volgens de vier meditatieve verdiepingen (jhanas).

[2] Zowel door samatha (kalmte) als ook door vipassana (inzicht).

[3] Namelijk op de ademhaling.

[4] In lichaam, gevoel, waarneming, wilsformaties en bewustzijn.

[5] De wereld van de objecten komt alleen door oplettendheid bewust tot bestaan.

[6] In de concentratie bereikt de geest haar grootste intensiteit van kracht, en in zoverre is concentratie het hoogste van alle veroorzaakte verschijnselen.

[7] Met lijden, dukkha, wordt bedoeld het onvoldane, niet tevreden stellende, het onbevredigende van dit bestaan.

===