Facetten van het Boeddhisme


naar Index

5.2.3. Samyutta nikaya

Sectie 2. Nidana vagga, Samyutta 12-21 



Copyright ©  2025 / 2568

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilaties of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel die met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Samyutta Nikaya

Sectie 2. Nidana-vagga

Inleiding

Sectie II, Nidana vagga, is de sectie van oorzakelijk ontstaan. Deze groep met 10 samyuttas is genoemd naar de eerste van de tien samyuttas welke begint met suttas over de nidānas, de twaalf schakels in de keten van oorzakelijkheid.[1]

Indeling

De Nidana vagga is ingedeeld in 10 samyuttas, namelijk:

12. Nidana samyutta

13. Abhisamaya samyutta

14. Dhatu samyutta

15. Anamatagga samyutta

16. Kassapa samyutta

17. Labhasakkara samyutta

18. Rahula samyutta

19. Lakkhana samyutta

20. Opamma samyutta

21. Bhikkhu samyutta     


S.12 = S.XII. = S.II.1. Nidāna-Samyutta

De uitleg van paticcasamuppāda (de leer van oorzakelijk ontstaan). (S.12.1-93)[2]

Buddhavagga – het gedeelte over de Boeddha

S.12.1. De verkondiging van oorzakelijk ontstaan

S.12.2. Analyse van oorzakelijk ontstaan

S.12.3. De verkeerde en de juiste weg

S.12.4. Vipassin

S.12.5-9. Sikhin, Vessabhū, Kakusandha, Konāgamana, Kassapa

S.12.10. Gotama, de grote wijze van de Sakyas

Āhāra-vagga – over de voedingsstoffen

S.12.11. De voedingsstoffen, voedsel

S.12.12. Vier voedingsstoffen

S.12.13. Die ouderdom en dood niet/wel kennen

S.12.14. Samanas en brahmanen

S.12.15. De telg uit het huis Kaccāyana - Kaccānagotta sutta

S.12.16. De verkondiger der waarheid [nibbana]

S.12.17. Vragen van de naakte asceet Kassapa

S.12.18. De asceet Timbaruka

S.12.19. Hoe de wijze zich van de dwaas onderscheidt

S.12.20. De wet van oorzakelijk ontstaan

Dasabalavagga – Over de 10 krachten

S.12.21. De tien krachten

S.12.22. De tien krachten (2)

S.12.23. Afhankelijk

S.12.24. De asceten met een ander geloof

S.12.25. Bhūmija

S.12.26. Upavāna - het lijden is veroorzaakt door contact

S.12.27. De oorzakelijkheid

S.12.28. De Bhikkhu - de edele discipel

S.12.29. Samanas en brahmanen

S.12.30. Samanas en brahmanen

Kalārakhattiya-Vagga - over de edelman Kalāra

S.12.31. Geworden [bevrijd; nibbana]

S.12.32. Kalāra, de bhikkhu edelman

S.12.33. De onderwerpen van het weten (1)

S.12.34. De onderwerpen van het weten (2)

S.12.35. Uit onwetendheid, het niet-weten als oorzaak ontstaan (1)

S.12.36. Uit onwetendheid, het niet-weten als oorzaak ontstaan (2)

S.12.37. Niet jullie toebehorend [oorzakelijk ontstaan]

S.12.38. Het denken (1)

S.12.39. Het denken (2)

S.12.40. Het denken (3)

S.12. 41-50 Nidāna-Samyutta - Van de oorzaken

Gahapativagga – van het gezinshoofd

S.12.41. Stroomintrede

S.12.43. Het lijden

S.12.44. De wereld

S.12.45. Nātika

S.12.46. Oorzakelijk ontstaan

S.12.47. Oorzakelijk ontstaan

S.12.48. Oorzakelijk ontstaan

S.12.49. [oorzakelijk ontstaan]

S.12.50. oorzakelijk ontstaan

Rukkhavagga – van de boom

S.12.51. Oorzakelijk ontstaan en kamma [nibbana]

S.12.52 [oorzakelijk ontstaan]

S.12.53. [oorzakelijk ontstaan]

S.12.54-56. oorzakelijk ontstaan

S.12.57 [oorzakelijk ontstaan]

S.12.58. [oorzakelijk ontstaan]

S.12.59. [oorzakelijk ontstaan]

S.12.60. [oorzakelijk ontstaan]

Mahāvagga – het grote gedeelte

S.12.61. [nibbana]

S.12.62. [contact]

S.12.63. voedingsstoffen. 1

S.12.64. voedingsstoffen. 2

S.12.66. Overweging

S.12.67. De bundels riet

S.12.68. de eerwaarde Musila, te Kosambi

S.12.69. zoals de oceaan toeneemt of afneemt

S.12.70. De magische krachten

Samana-Brāhmana-Vagga – van samanas en brahmanen

Antara-peyyāla-Vagga – van de afgekorte stukken


Buddhavagga – het gedeelte over de Boeddha

S.12.1. De verkondiging van oorzakelijk ontstaan

Te Sāvatthi, in het Jetavana park. De Boeddha sprak er tot de monniken: “Monniken, ik zal jullie de wet van oorzakelijk ontstaan onderwijzen. Luistert goed en past goed op.” – “Jawel, Heer,” zeiden de monniken.

De Boeddha zei toen: De wet van oorzakelijk ontstaan is als volgt: Uit het niet-weten als oorzaak ontstaan de vormingen. Uit de vormingen als oorzaak ontstaat het bewustzijn. Uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm. Uit naam en vorm als oorzaak ontstaat het bereik van de zes zintuigen. Uit het bereik van de zes zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat de waarneming, het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer en wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand. Monniken, dit heet het ontstaan ervan.

Uit het volledig verdwijnen en de opheffing van niet weten volgt opheffing van de vormingen. Uit de opheffing van de vormingen volgt opheffing van het bewustzijn. Uit de opheffing van het bewustzijn volgt opheffing van naam en vorm. Uit de opheffing van naam en vorm volgt opheffing van het bereik van de zes zintuigen. Uit de opheffing van het bereik van de zes zintuigen volgt opheffing van de aanraking. Uit de opheffing van de aanraking volgt opheffing van de waarneming  van het gevoel. Uit de opheffing van het gevoel volgt opheffing van de dorst. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden tot stand.

Zo sprak de Verhevene. Ontroerd in het hart verheugden zich de bhikkhus over de leerrede van de Verhevene.

S.12.2. Analyse van oorzakelijk ontstaan

In dit sutta worden de afzonderlijke begrippen van de keten van oorzakelijk ontstaan uitgelegd, echter op de manier en opvatting van de latere scholastiek.

Te Sāvatthī sprak de Verhevene als volgt:

"Monniken, ik zal jullie de wet van het oorzakelijk ontstaan ​​leren, ik zal ze voor jullie analyseren; luistert, let goed op, ik zal het jullie verkondigen." "Goed, Heer," gaven de bhikkhus aan de Verhevene ten antwoord.

De Verhevene sprak aldus: "Monniken, wat nu is de wet van het oorzakelijk ontstaan? Uit de onwetendheid als oorzaak ontstaan ​​de formaties; uit de formaties als  oorzaak ontstaat het bewustzijn; uit het bewustzijn als  oorzaak ontstaat geest en lichaam; uit geest en lichaam als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking; uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel; uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst; uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen; uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden; uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte; uit de geboorte als oorzaak ontstaan ​​ouderdom en dood, pijn, verdriet, leed, smart en wanhoop. Op een dergelijke wijze komt de oorsprong van de hele massa van het lijden tot stand.

Bhikkhus, wat nu is ouderdom en dood? Het ouder worden[3] van de verschillende individuen in de verschillende klassen van wezens, hun wegkwijnen, hun gebrekkig worden, het grijs worden van de haren, het verwelken van de huid, het afnemen van de vitaliteit, het verval van de zintuigen: dat noemt men ouderdom. - Het heengaan en de scheiding van de verschillende individuele wezens uit de verschillende klassen van wezens, hun vernietiging, hun verdwijnen, hun heengaan en sterven, het beëindigen van de levensduur, de vernietiging van de bestanddelen van het bestaan (khandha),[4] het afwerpen van de lichamelijkheid : dat noemt men dood. Bhikkhus, dat noemt men ouderdom en dood.

Bhikkhus, wat nu is geboorte? De geboorte van de verschillende individuen in de verschillende klassen van wezens, hun geboren worden, hun intrede in het bestaan, hun weer ontstaan, het verschijnen van de bestanddelen van het bestaan, het verkrijgen van het bereik van de zintuigen: bhikkhus, dat wordt geboorte genoemd.

 Bhikkhus, wat nu is worden? De drie vormen van het worden zijn:

het worden (in de wereld) van de zinnelijkheid,

het worden (in de wereld) van de vorm.

het worden (in de wereld) van de vormloosheid:

bhikkhus, dat noemt men 'worden'.

 

Bhikkhus, wat nu is het grijpen? De vier soorten van het grijpen zijn;

het grijpen van de zinnelijkheid,

het grijpen van de verkeerde visie,

het grijpen van gewoonten en rituelen,

het grijpen van de leer van het zelf.[5]

Bhikkhus, dat noemt men grijpen.

 

Bhikkhus, wat nu is dorst? De zes groepen van de dorst zijn;

de dorst naar vorm,

de dorst naar geluid,

de dorst naar geur,

de dorst naar smaak,

de dorst naar gevoel,

de dorst naar de (empirische) dingen.[6]

Bhikkhus, dat noemt men dorst.

 

Bhikkhus, wat nu is gevoel? De zes groepen van gevoel zijn:

het gevoel dat ontstaan is door de aanraking van het zien,

het gevoel dat ontstaan is door de aanraking van het horen,

het gevoel dat ontstaan is door de aanraking van het ruiken,

het gevoel dat ontstaan is door de aanraking van het proeven,

het gevoel dat ontstaan is door de aanraking van het voelen,

het gevoel dat ontstaan is door de aanraking van het denken.[7]

Bhikkhus, dat noemt men gewaarwording.

 

Bhikkhus, wat nu is aanraking? De zes groepen van de aanraking zijn:

de aanraking van het oog,

de aanraking van het oor,

de aanraking van de neus,

de aanraking van de tong,

de aanraking van de geest.

Bhikkhus, dit noemt men aanraking.

 

Bhikkhus, wat nu zijn de zes bereiken [gebieden] van de zintuigen?

Het bereik van het oog,

het bereik van het oor,

het bereik van de neus,

het bereik van de tong,

het bereik van het lichaam,

het bereik van de geest.

        

        Bhikkhus, dat noemt men de zes bereiken van de zintuigen.

 Bhikkhus, wat nu is geest en lichaam?

Gevoel, mening, denken, aanraking, overweging: dat noemt men geest.

De vier grofstoffelijke elementen[8] en de vorm die door die vier elementen bepaald wordt: dat noemt men lichaam. Zo is dit de geest, zo is dat het lichaam: bhikkhus, dat noemt men geest en lichaam.[9] 

 

Bhikkhus, wat nu is bewustzijn? De zes groepen van het bewustzijn zijn:

het bewustzijn van het zien,

het bewustzijn van het horen,

het bewustzijn van het ruiken

het bewustzijn van het proeven,

het bewustzijn van het voelen [aanraken],

het bewustzijn van het denken.

Bhikkhus, dat noemt men bewustzijn.

 

Bhikkhus, wat nu zijn formaties? De drie soorten van formatie zijn:

de formatie van de lichamelijke activiteit,

de formatie van het praten,

de formatie van het denken.

Bhikkhus, dat noemt men formaties.

 

Bhikkhus, wat nu is niet weten, onwetendheid?

Bhikkhus, het niet weten van het lijden,

het niet weten van het ontstaan van het lijden,

het niet weten van de opheffing van het lijden,

het niet weten van de weg die voert naar de opheffing van het lijden:

Bhikkhus, dat noemt men onwetendheid, niet weten.

 

Zo ontstaan uit de onwetendheid als oorzaak de formaties, uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm, uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat waarneming, gevoel, uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood.

Op een dergelijke manier komt de oorsprong van de hele massa van het lijden tot stand. Maar uit het volledig verdwijnen en het opheffen van de onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn, uit de opheffing van het bewustzijn volgt opheffing van naam en vorm, uit de opheffing van naam en vorm volgt opheffing van de zes bereiken van de zintuigen, uit opheffing van ce zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van aanraking, uit de opheffing van aanraking volgt opheffing van gevoel, waarneming, uit de opheffing van gevoel volgt opheffing van de dorst  uit opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen, uit de opheffing van het grijpen volgt de opheffing van het worden, uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte, uit de opheffing van de geboorte volgt opheffing van ouderdom en dood.

        Op een dergelijke manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand."

S.12.3. De verkeerde en de juiste weg

        Te Savatthi sprak de Verhevene de volgende leerrede:

        “Monniken, ik zal jullie de verkeerde weg leren en de juiste weg. Luistert en let goed op.” - “Jawel Heer,” gaven de monniken ten antwoord.

        De Verhevene sprak: “Monniken, welke is de verkeerde weg? Uit onwetendheid als oorzaak ontstaan de geestelijke formaties; uit de geestelijke formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn; uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm, uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat waarneming, gevoel, uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood.

        Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van het lijden tot stand. Monniken, dit noemt men de verkeerde weg.

        Monniken, welke is de juiste weg? Uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de geestelijke formaties volgt opheffing van het bewustzijn, uit de opheffing van het bewustzijn volgt opheffing van naam en vorm, uit de opheffing van naam en vorm volgt opheffing van de zes bereiken van de zintuigen, uit opheffing van ce zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van aanraking, uit de opheffing van aanraking volgt opheffing van gevoel, waarneming, uit de opheffing van gevoel volgt opheffing van de dorst  uit opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen, uit de opheffing van het grijpen volgt de opheffing van het worden, uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte, uit de opheffing van de geboorte volgt opheffing van ouderdom en dood.

        Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van het lijden tot stand. Monniken, dat noemt men de juiste weg.“

S.12.4. Vipassin

Volgens de overlevering is Vipassin de zesde Boeddha vóór de historische Boeddha Gotama.

De legende van de ontdekking van oorzakelijk ontstaan wordt ook verteld in Digha Nik. 14.2.18 (= II.30 e.v.) Maar in D.14.2.18 verschijnt nāmarūpa uit viññana. En de begrippen ‘formaties’ en ‘onwetendheid’ worden er niet vermeld.

Ook D.15.21, 22 (=ii.62 e.v.)  komt met D.14.2.18 overeen. Sommigen zijn van mening dat de versie in D.14 van oudere datum is.

Te Savatthi vertelde de Verhevene het volgende:

“Monniken, bij Vipassin, de verheven, volmaakte Boeddha, ontstond nog voor zijn Verlichting, toen hij nog niet volmaakt verlicht, nog een Bodhisatta was, de gedachte: Deze wereld is waarlijk in problemen en ontberingen gekomen. Men wordt geboren, wordt ouder en sterft, gaat heen uit het bestaan en wordt wedergeboren. Maar men vindt toch geen uitweg uit dit lijden. Wanneer zal men toch een uitweg vinden uit dit lijden, uit ouderdom en dood?

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat ouderdom en dood ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt ouderdom en dood? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als geboorte aanwezig is, ontstaat ouderdom en dood; uit de geboorte als oorzaak verschijnt ouderdom en dood.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat geboorte ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt geboorte? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als worden aanwezig is, ontstaat geboorte; uit het worden als oorzaak verschijnt geboorte.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat worden ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt worden? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als grijpen aanwezig is, ontstaat worden; uit het grijpen als oorzaak verschijnt worden.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat grijpen ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt grijpen? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als dorst aanwezig is, ontstaat grijpen; uit de dorst als oorzaak verschijnt grijpen.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat dorst ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt dorst? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als gevoel aanwezig is, ontstaat dorst; uit het gevoel als oorzaak verschijnt dorst.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat gevoel ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt gevoel? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als aanraking aanwezig is, ontstaat gevoel; uit de aanraking als oorzaak verschijnt gevoel.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat aanraking ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt aanraking? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als de zes bereiken van de zintuigen aanwezig zijn, ontstaat aanraking; uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak verschijnt aanraking.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat de bereiken van de zes zintuigen ontstaan; uit welke oorzaak verschijnen de zes bereiken van de zintuigen? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als naam en vorm aanwezig is, ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit naam en vorm als oorzaak verschijnen de zes bereiken van de zintuigen.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat naam en vorm ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt naam en vorm? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als bewustzijn aanwezig is, ontstaat naam en vorm; uit bewustzijn als oorzaak verschijnt naam en vorm.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat bewustzijn ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt bewustzijn? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als formaties aanwezig zijn, ontstaat bewustzijn; uit de formaties als oorzaak verschijnt bewustzijn.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin deze gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat formaties ontstaan; uit welke oorzaak verschijnen de formaties? Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als onwetendheid aanwezig is, ontstaan de formaties; uit onwetendheid als oorzaak verschijnen de formaties.

Gevolgtrekking: uit het niet weten als oorzaak ontstaan de formaties; uit de formaties als oorzaak ontstaat bewustzijn; uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking; uit aanraking als oorzaak ontstaat waarneming, gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat dorst; uit dorst als oorzaak ontstaat grijpen; uit grijpen als oorzaak ontstaat worden; uit worden als oorzaak ontstaat geboorte; uit geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood.

Op deze manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

De oorsprong, de oorsprong: monniken, daarmee ontstond bij de Bodhisatta Vipassin inzicht[10] met betrekking tot eerder nooit gehoorde dingen, ontstond bij hem begrip, inzicht, weten en helderheid.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat ouderdom en dood niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van ouderdom en dood?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als geboorte niet aanwezig is, ontstaat ouderdom en dood niet; uit de opheffing van de geboorte verschijnt de opheffing van ouderdom en dood.

 Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat geboorte niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van geboorte?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als worden niet aanwezig is, ontstaat geboorte niet; uit de opheffing van het worden verschijnt opheffing van de geboorte.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat worden niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van worden?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als grijpen niet aanwezig is, ontstaat worden niet; uit de opheffing van het grijpen verschijnt opheffing van het worden.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat grijpen niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van grijpen?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als dorst niet aanwezig is, ontstaat grijpen niet; uit de opheffing van de dorst verschijnt de opheffing van het grijpen.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat dorst niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van dorst?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als gevoel niet aanwezig is, ontstaat dorst niet; uit de opheffing van het gevoel verschijnt de opheffing van de dorst.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat gevoel niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van gevoel?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als aanraking niet aanwezig is, ontstaat gevoel niet; uit de opheffing van de aanraking verschijnt opheffing van het gevoel.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat aanraking niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van aanraking?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als de zes bereiken van de zintuigen niet aanwezig zijn, ontstaat aanraking niet; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen verschijnt opheffing van de aanraking.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat aanraking niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van aanraking?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als naam en vorm niet aanwezig is, ontstaan de zes bereiken van de zintuigen niet; uit de opheffing van naam en vorm verschijnt de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat naam en vorm niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van naam en vorm?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als bewustzijn niet aanwezig is, ontstaat naam en vorm niet; uit de opheffing van het bewustzijn verschijnt opheffing van naam en vorm.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat bewustzijn niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van bewustzijn?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als de geestelijke formaties niet aanwezig zijn, ontstaat bewustzijn niet; uit de opheffing van de geestelijke formaties verschijnt opheffing van het bewustzijn.

Monniken, toen ontstond bij de Bodhisatta Vipassin de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat geestelijke formaties niet ontstaan; uit de opheffing waarvan verschijnt opheffing van de geestelijke formaties?

Monniken, toen kreeg de Bodhisatta Vipassin na rijp overwegen het inzicht: Als niet weten niet aanwezig is, ontstaan de geestelijke formaties niet; uit de opheffing van het niet weten verschijnt opheffing van de formaties.

Zo volgt dit: uit de opheffing van het niet weten ontstaat opheffing van de geestelijke formaties; uit de opheffing van de geestelijke formaties ontstaat opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van waarneming, gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

S.12.5-9. Sikhin, Vessabhū, Kakusandha, Konāgamana, Kassapa

In de suttas S.12.5-9 staat letterlijk hetzelfde als in sutta S.12.4, alleen met andere namen.

Sikhin, Vessabhū, Kakusandha, Konāgamana en Kassapa zijn de Boeddhas nà de Boeddha Vipassin en vóór de Boeddha Gotama.

S.12.10. Gotama, de grote wijze van de Sakyas

In dit sutta vertelt de Boeddha Gotama aan de monniken dezelfde overwegingen als vermeld in de suttas S.12.4-9. Ze zijn verkort weergegeven.

Een parallel tot dit sutta bevindt zich in S.12.65.1-18 =II.104-105. Ze wijkt er in zoverre vanaf dat ze de keten van oorzakelijk ontstaan met viññāna afsluit.

        “Monniken, deze wereld is waarlijk in problemen en ontberingen gekomen. Men wordt geboren en wordt ouder en sterft en gaat heen uit het bestaan en wordt wedergeboren. Maar men vindt toch geen uitweg uit dit lijden. Wanneer zal men toch een uitweg vinden uit dit lijden, uit ouderdom en dood?

        Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet dan aanwezig zijn, dat ouderdom en dood ontstaat; uit welke oorzaak verschijnt ouderdom en dood? Monniken, toen kreeg ik na rijp overwegen het inzicht: Als geboorte aanwezig is, ontstaat ouderdom en dood; uit de geboorte als oorzaak verschijnt ouderdom en dood.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnt geboorte? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als worden aanwezig is, ontstaat geboorte; uit het worden als oorzaak verschijnt geboorte.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnt worden? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als grijpen aanwezig is, ontstaat worden; uit het grijpen als oorzaak verschijnt worden.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnt grijpen? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als dorst aanwezig is, ontstaat grijpen; uit de dorst als oorzaak verschijnt grijpen.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnt dorst? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als gevoel aanwezig is, ontstaat dorst; uit het gevoel als oorzaak verschijnt dorst.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnt gevoel? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als aanraking aanwezig is, ontstaat gevoel; uit de aanraking als oorzaak verschijnt gevoel.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnt aanraking? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als de zes bereiken van de zintuigen aanwezig zijn, ontstaat aanraking; uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak verschijnt aanraking.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: Uit welke oorzaak verschijnen de zes bereiken van de zintuigen? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als naam en vorm aanwezig is, ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit naam en vorm als oorzaak verschijnen de zes bereiken van de zintuigen.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: Uit welke oorzaak verschijnt naam en vorm? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als bewustzijn aanwezig is, ontstaat naam en vorm; uit bewustzijn als oorzaak verschijnt naam en vorm.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: Uit welke oorzaak verschijnt bewustzijn? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als formaties aanwezig zijn, ontstaat bewustzijn; uit de formaties als oorzaak verschijnt bewustzijn.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: uit welke oorzaak verschijnen de formaties? Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als onwetendheid aanwezig is, ontstaan de formaties; uit onwetendheid als oorzaak verschijnen de formaties.

         Gevolgtrekking: uit het niet weten als oorzaak ontstaan de formaties; uit de formaties als oorzaak ontstaat bewustzijn; uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking; uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat dorst; uit dorst als oorzaak ontstaat grijpen; uit grijpen als oorzaak ontstaat worden; uit worden als oorzaak ontstaat geboorte; uit geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood.

Op deze manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

De oorsprong, de oorsprong: monniken, daarmee ontstond bij mij inzicht met betrekking tot eerder nooit gehoorde dingen, ontstond bij mij begrip, inzicht, weten en helderheid.

Monniken, toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat ouderdom en dood niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van ouderdom en dood?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als geboorte niet aanwezig is, ontstaat ouderdom en dood niet; uit de opheffing van de geboorte verschijnt de opheffing van ouderdom en dood.

 Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat geboorte niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van geboorte?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als worden niet aanwezig is, ontstaat geboorte niet; uit de opheffing van het worden verschijnt opheffing van de geboorte.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat worden niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van worden?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als grijpen niet aanwezig is, ontstaat worden niet; uit de opheffing van het grijpen verschijnt opheffing van het worden.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat grijpen niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van grijpen?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als dorst niet aanwezig is, ontstaat grijpen niet; uit de opheffing van de dorst verschijnt de opheffing van het grijpen.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat dorst niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van dorst?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als gevoel niet aanwezig is, ontstaat dorst niet; uit de opheffing van het gevoel verschijnt de opheffing van de dorst.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat gevoel niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van gevoel?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als aanraking niet aanwezig is, ontstaat gevoel niet; uit de opheffing van de aanraking verschijnt opheffing van het gevoel.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat aanraking niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van aanraking?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als de zes bereiken van de zintuigen niet aanwezig zijn, ontstaat aanraking niet; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen verschijnt opheffing van de aanraking.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat aanraking niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van aanraking?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als naam en vorm niet aanwezig is, ontstaan de zes bereiken van de zintuigen niet; uit de opheffing van naam en vorm verschijnt de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet niet aanwezig zijn, dat naam en vorm niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van naam en vorm?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als bewustzijn niet aanwezig is, ontstaat naam en vorm niet; uit de opheffing van het bewustzijn verschijnt opheffing van naam en vorm.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat bewustzijn niet ontstaat; uit de opheffing waarvan verschijnt de opheffing van bewustzijn?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als de geestelijke formaties niet aanwezig zijn, ontstaat bewustzijn niet; uit de opheffing van de geestelijke formaties verschijnt opheffing van het bewustzijn.

Toen ontstond bij mij de gedachte: Wat moet dan niet aanwezig zijn, dat geestelijke formaties niet ontstaan; uit de opheffing waarvan verschijnt opheffing van de geestelijke formaties?

Na rijp overwegen kreeg ik toen het inzicht: Als onwetendheid, niet weten niet aanwezig is, ontstaan de geestelijke formaties niet; uit de opheffing van het niet weten verschijnt opheffing van de formaties.

        Gevolgtrekking: uit de opheffing van het niet weten ontstaat opheffing van de geestelijke formaties; uit de opheffing van de geestelijke formaties ontstaat opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

De opheffing, de opheffing: daarmee ontstond bij mij inzicht met betrekking tot eerder nooit gehoorde dingen, ontstond bij mij begrip, inzicht, weten en helderheid.”

Āhāra-vagga – over de voedingsstoffen

S.12.11. De voedingsstoffen, voedsel

De uitdrukking ‘āhāra’ (voedingsstof, voedsel) hangt nauw samen met ‘upādāna’

(grijpen, tot zich nemen). Beide begrippen hebben betrekking op de voedingsstof van vuur of van een olielamp. Bijv. door het wegvallen van olie en pit wordt de lamp zonder voedsel en dooft uit. (Zie S.22.88).

Te Savatthi, in het Jetavana klooster sprak de Boeddha over de voedingsstoffen en oorzakelijk ontstaan.

Vier soorten voedsel dienen de wezens die (al) geboren zijn, tot onderhoud. En zij dienen de wezens die naar wedergeboorte zoeken, tot steun.

Die vier soorten voedsel zijn: eetbare spijzen, grof of fijn; de aanraking; het denkproces van de geest; het bewustzijn.[11]

Monniken, dat zijn de vier voedingsstoffen voor de wezens die (al) geboren zijn, tot onderhoud. En zij dienen de wezens die naar wedergeboorte zoeken, tot steun.

Maar monniken, wat hebben deze voedingsstoffen tot oorzaak, wat is de oorsprong ervan, hoe ontstaan ze?

De oorzaak, de oorsprong van die vier soorten voedsel is de dorst.

De dorst heeft als oorzaak en oorsprong de gewaarwording, het gevoel.

De gewaarwording heeft als oorzaak en oorsprong de aanraking.

De aanraking heeft als oorzaak en oorsprong de zes bereiken van de zintuigen.

De zes bereiken van de zintuigen hebben als oorzaak en oorsprong naam en vorm.

Naam en vorm hebben het bewustzijn als oorzaak en oorsprong.

Het bewustzijn heeft als oorzaak en oorsprong de formaties.

De formaties hebben als oorzaak en oorsprong het niet weten.

        Gevolgtrekking: uit het niet weten als oorzaak ontstaan de formaties; uit de formaties als oorzaak ontstaat bewustzijn; uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking; uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst.

        Maar uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties. Uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

        Op die manier komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden tot stand.

S.12.12. Vier voedingsstoffen

Te Savatthi, de Boeddha spreekt er over de vier voedingsstoffen.

"Monniken, er zijn vier voedingsstoffen, die dienen tot onderhoud van de wezens die al geboren zijn, of tot steun voor de wezens die naar wedergeboorte zoeken. Die vier voedingsstoffen zijn: eetbaar voedsel, grof of fijn; aanraking, contact; het denken van de geest; het bewustzijn.

De eerwaarde Moliya-Phagguna vroeg toen aan de Verhevene wie de voedingsstof bewustzijn tot zich neemt. De Boeddha gaf ten antwoord dat de vraag niet juist was. Hij had niet gezegd: "Hij neemt tot zich." Juist is de vraag: Waartoe dient de voedingsstof bewustzijn?" En dan luidt het antwoord:        

"De voedingsstof bewustzijn is de oorzaak voor toekomstige wedergeboorte en nieuw ontstaan. Wanneer die geworden zijn, ontstaan de zes bereiken van de zintuigen. Uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat de gewaarwording, het gevoel. Uit de gewaarwording, het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Zo komt de hele massa van lijden tot stand.

Maar Phagguna, uit het volledig verdwijnen en de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van de aanraking. Uit de opheffing van de aanraking volgt opheffing van gevoel. Uit de opheffing van gevoel volgt opheffing van de dorst. Uit opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag en wanhoop opgeheven.

Zo komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden, tot stand."

S.12.13. Die ouderdom en dood niet/wel kennen

Te Savatthi. [De Boeddha sprak:]

Monniken, alle samanas[12] of brahmanen die ouderdom en dood niet kennen, de oorsprong ervan niet kennen, de opheffing ervan niet kennen, die het pad dat leidt naar opheffing van ouderdom en dood niet kennen,

allen die geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties[13] niet kennen, die de oorsprong ervan niet kennen, de opheffing ervan niet kennen, die de weg niet kennen die leidt naar de opheffing ervan, – deze samanas of brahmanen zijn door mij niet als zodanig onder de samanas of onder de brahmanen erkend en deze waardige heren hebben ook niet het doel van hun samanaschap of het doel van hun brahmanenschap al in dit leven door eigen begrijpen en verwerkelijken bereikt.

Maar monniken, alle samanas of brahmanen die ouderdom en dood kennen, de oorsprong ervan kennen, de opheffing ervan kennen, die het pad dat leidt naar opheffing ervan kennen,

allen die geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties kennen, die de oorsprong ervan kennen, de opheffing ervan kennen, die de weg kennen die leidt naar de opheffing ervan, – deze samanas of brahmanen zijn door mij als zodanig onder de samanas of onder de brahmanen erkend en deze waardige heren hebben ook het doel van hun samanaschap of het doel van hun brahmanenschap al in dit leven door eigen begrijpen en verwerkelijken bereikt.”

S.12.14. Samanas en brahmanen

        Te Savatthi sprak de Boeddha:

        "Monniken, alle samanas of brahmanen die de volgende dingen niet kennen, de oorsprong van de volgende dingen niet kennen, de opheffing van de volgende dingen niet kennen, de weg niet kennen die voert naar de opheffing van de volgende dingen,

        die ouderdom en dood - geboorte - worden - grijpen - dorst - gevoel - aanraking - de zes bereiken van de zintuigen - naam en vorm - bewustzijn - de formaties niet kennen, de oorsprong ervan niet kennen, de opheffing ervan niet kennen, de weg niet kennen die voert naar de opheffing ervan,

        monniken, deze samanas of brahmanen zijn door mij niet als zodanig onder de samanas of brahmanen erkend, en die waardige heren hebben ook niet het doel van hun samanaschap of het doel van hun brahmanenschap door eigen begrijpen en verwerkelijken al in dit leven bereikt.

        Maar monniken, alle samanas of brahmanen die de volgende dingen kennen, de oorsprong van de volgende dingen kennen, de opheffing van de volgende dingen kennen, de weg kennen die voert naar de opheffing van de volgende dingen,

        die ouderdom en dood - geboorte - worden - grijpen - dorst - gevoel - aanraking - de zes bereiken van de zintuigen - naam en vorm - bewustzijn -  de formaties kennen, de oorsprong ervan kennen, de opheffing ervan kennen, de weg kennen die voert naar de opheffing ervan,

        monniken, deze samanas of brahmanen zijn door mij als zodanig onder de samanas of brahmanen erkend, en die waardige heren hebben ook het doel van hun samanaschap of het doel van hun brahmanenschap door eigen begrijpen en verwerkelijken al in dit leven bereikt.”

S.12.15. De telg uit het huis Kaccāyana - Kaccānagotta sutta

         Te Sāvatthī ging de waardige telg uit het huis Kaccāyana daarheen waar de Verhevene zich bevond. Nadat hij daarheen was gegaan en de Verhevenen vol eerbied had begroet, ging hij terzijde zitten.

         Terzijde zittend sprak toen de waardige telg uit het huis Kaccāyana tot de Verhevene aldus: "Heer, men zegt ‘juist inzicht, juist inzicht.’ In hoeverre, Heer, is er juist inzicht?"

        "Kaccāyana, op twee dingen (mogelijkheden) komt deze wereld meestal uit,[14] op zijn en op niet-zijn.

Voor degene nu, Kaccāyana, die de oorsprong van de wereld overeenkomstig de werkelijkheid met juist begrip beschouwt, bestaat er niet zoiets dat in de wereld ‘niet-zijn’ genoemd wordt; en Kaccayana, voor degene die de opheffing van de wereld overeenkomstig de werkelijkheid met juist begrip beschouwt, bestaat er niet zoiets dat in de wereld 'zijn' genoemd wordt.

        Kaccāyana, door te zoeken, te grijpen en erbij te blijven[15] is immers deze wereld grotendeels gebonden. Als nu iemand[16], Kaccāyana, dit zoeken en grijpen, het willen van het denken, het doordringen ervan en het erin verblijven, niet zoekt, niet grijpt, niet de wil ertoe heeft met de gedachte: er is in mij geen ‘atta’,[17] - en als hij dan niet eraan twijfelt dat dukkha, lijden alles is wat ontstaat en dat dukkha alles is wat vergaat, en als hij geen bezwaar heeft en ten gevolge van zijn exclusieve vertrouwen[18] al de kennis ervan heeft - in zoverre, Kaccāyana, er is juist inzicht.[19]

         'Alles is', Kaccāyana, dat is het ene einde. ‘Alles is niet’, dat is het andere einde. Deze twee einden vermijdend, verkondigt in het midden de Tathāgata zijn leer:

         Uit de onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties, uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood. Op een dergelijke manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

        Maar uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

        Op die manier komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden tot stand."

S.12.16. De verkondiger der waarheid [nibbana]

Te Savatthi. Een monnik ging daarheen waar de Boeddha zich bevond, begroette hem eerbiedig, ging terzijde zitten en zei: “Heer, men zegt ‘verkondiger van de waarheid, verkondiger van de waarheid.’ Wat bedoelt men daarmee?”

[De Boeddha:] “Wanneer een monnik tot afkeer van ouderdom en dood, tot het verdwijnen en de opheffing ervan de ware leer verkondigt, dan kan men terecht zeggen dat hij een verkondiger der waarheid is.

Wanneer een monnik streeft naar afkeer van ouderdom en dood, naar het verdwijnen en de opheffing ervan, dan kan men terecht zeggen dat hij iemand is die in overeenkomst met de juiste leer leeft.

Wanneer een monnik door afkeer van ouderdom en dood, door het verdwijnen en de opheffing ervan, zonder aan iets te hechten, bevrijd is, dan kan men terecht zeggen dat hij in dit leven al Nibbana bereikt heeft.

Wanneer een monnik tot afkeer van geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties, onwetendheid, - als een monnik tot afkeer daarvan, tot het verdwijnen en opheffen ervan de ware leer verkondigt, dan kan men terecht zeggen dat hij een verkondiger van de waarheid is.

Wanneer een monnik streeft naar de afkeer van geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties, onwetendheid, - wanneer de monnik streeft naar het verdwijnen en opheffen ervan, dan kan men terecht zeggen dat hij iemand is die in overeenkomst met de ware leer leeft.

Wanneer iemand door de afkeer van geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties, onwetendheid, - wanneer hij door de afkeer ervan, door het verdwijnen en opheffen ervan, zonder ergens iets te grijpen (en er aan te hechten) bevrijd is, dan kan men terecht van hem zeggen dat hij iemand is die al in dit leven Nibbana heeft bereikt.”

S.12.17. Vragen van de naakte asceet Kassapa

Te Rajagaha. De Verhevene verbleef er in een bamboebos. 's Morgens ging hij naar de stad voor aalmoezen. De naakte asceet[20] Kassapa zag van verre de Verhevene aankomen, ging naar hem toe, groette eerbiedig, ging terzijde staan en vroeg of het lijden zelf veroorzaakt is of door iemand anders of zowel door iemand zelf als door iemand anders of door toeval. De Boeddha legde hem toen de oorzaak van lijden uit.

"Als men beweert dat het dezelfde is die de daad verricht en die de gevolgen ervan ondervindt, dan is er iemand die vanaf het begin bestaat; beweert men dan dat het lijden zelf veroorzaakt is, dan komt men tot de conclusie van een eeuwig blijvend iets. Als men beweert dat het iemand anders is die de daad verricht en die de gevolgen ervan ondervindt, dan bestaat er iemand die te maken heeft met waarneming, gevoel; beweert men dan dat het lijden door iemand anders veroorzaakt is, dan komt men tot de conclusie van volledige vernietiging.

Kassapa, de Tathagata vermijdt deze beide einden en verkondigt de ware leer van het midden[21]: Uit de onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties, uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood. Op een dergelijke manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

        Maar uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

        Op die manier komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden tot stand."

Na deze woorden zei de naakte asceet Kassapa aan de Verhevene: “Geweldig, Heer, prachtig, Heer. Heel helder is de leer uitgelegd.” En hij nam toen zijn toevlucht tot de Boeddha, Dhamma en Sangha. Hij kreeg van de Boeddha de wijding tot novice en de wijding in de Orde. Na niet lange tijd bereikte hij het hoge doel, hij werd een volmaakte heilige.[22]      

S.12.18. De asceet Timbaruka

(Dit sutta is een variatie op het voorgaande sutta)

Te Savatthi. De bedelende asceet[23] Timbaruka ging naar de Verhevene toe, begroette hem eerbiedig, ging terzijde zitten en vroeg of lust en lijden zelf veroorzaakt zijn of door iemand anders veroorzaakt zijn. “Of zijn lust en lijden zowel zelf als door iemand anders veroorzaakt; of zijn lust en lijden niet zelf veroorzaakt noch door iemand anders, maar zijn ze door toeval ontstaan? Of bestaat er helemaal geen lust en lijden? Of kent de heer Gotama lust en lijden niet?”

De Boeddha zei dat hij lust en lijden wel kende. De asceet Timbaruka vroeg toen dat de heer Gotama hem lust en lijden zou uitleggen.

[De Boeddha onderwees toen:]

“Als men beweert dat het dezelfde waarneming is die (weer) waarneemt, dan is er iemand die vanaf het begin daar is, en zijn lust en zijn lijden zijn zelf veroorzaakt. Maar zo onderwijs ik niet.

Als men beweert dat het een andere waarneming is die (weer) waarneemt, dan is voor degene die met de waarneming te maken heeft, lust en lijden door iemand anders veroorzaakt. Maar zo onderwijs ik niet.

Timbaruka, deze beide einden vermijdt de Tathāgata en verkondigt in het midden de ware leer: ‘Uit de onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties, uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood. Op een dergelijke manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

        Maar uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

        Op die manier komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden tot stand."

 

Na deze woorden zei de bedelasceet Timbaruka aan de Verhevene: “Geweldig, Heer, prachtig, Heer. Heel helder is de leer uitgelegd.” En hij nam toen zijn toevlucht tot de Boeddha, Dhamma en Sangha. Hij werd een lekenvolgeling van de Boeddha.

S.12.19. Hoe de wijze zich van de dwaas onderscheidt

Te Savatthi sprak de Boeddha tot de monniken: “Een dwaas die de hindernis van onwetendheid bezat en die met dorst begiftigd was, heeft daardoor dit tegenwoordige lichaam gekregen. Zo is dit lichaam van thans ontstaan en behalve dit is er naam en vorm.[24] Op die manier is er een paar aanwezig en ten gevolge van het aanwezig zijn van een paar is er aanraking, namelijk de zes bereiken van de zintuigen; door het contact daarmee of door één ervan ondervindt de dwaas lust en lijden.

Een wijze die de hindernis van onwetendheid bezat en die met dorst begiftigd was, heeft daardoor dit tegenwoordige lichaam gekregen. Zo is dit lichaam van thans ontstaan en behalve dit is er naam en vorm. Op die manier is er een paar aanwezig en ten gevolge van het aanwezig zijn van een paar is er contact, namelijk de zes bereiken van de zintuigen; door het contact daarmee of door één ervan ondervindt de wijze lust en lijden.

Wat is de bijzonderheid, wat is het onderscheid, wat is het verschil tussen de wijze en de dwaas?”

“Heer, in de Verhevene zijn onze leer-meningen geworteld, door de Verhevene worden ze geleid, de Verhevene hebben ze als steun. Wel, moge de Verhevene ons de zin van het gezegde duidelijk maken. Dan zullen de monniken die opvatten.”

“Wel  monniken, dan luistert en let goed op, ik zal ze jullie verkondigen.” - “Jawel  Heer,” gaven de monniken opmerkzaam ten antwoord.

De Verhevene sprak als volgt: “Monniken, door de onwetendheid waardoor hij gehinderd was, door de dorst waarmee hij begiftigd was, kreeg de dwaas dit tegenwoordige lichaam. Maar juist die onwetendheid is door de dwaas niet opgegeven, en de dorst is niet onderdrukt. Om welke reden? Monniken, de dwaas heeft geen heilig leven geleid om het lijden volledig te vernietigen. Daarom gaat de dwaas na de dood weer binnen in een lichaam. En daarom wordt hij niet verlost van geboorte, ouderdom en dood, van pijn, leed, verdriet en wanhoop. Hij wordt niet bevrijd van lijden.

Maar monniken, door de onwetendheid waardoor hij gehinderd was, door de dorst waarmee hij begiftigd was, kreeg de wijze dit tegenwoordige lichaam. Deze onwetendheid is evenwel door de wijze opgegeven, en de dorst is onderdrukt. Om welke reden? Monniken, de wijze heeft een heilig leven geleid om het lijden volledig te vernietigen. Daarom gaat de wijze na de dood niet meer binnen in een lichaam. En daardoor wordt hij bevrijd van geboorte, ouderdom en dood, van pijn, leed, verdriet en wanhoop. Hij wordt bevrijd van dukkha, lijden.

Monniken, daarin dus bestaat de bijzonderheid, daarin bestaat het onderscheid, daarin bestaat het verschil tussen de wijze en de dwaas, namelijk het wel of niet leiden van een heilig leven.”

S.12.20. De wet van oorzakelijk ontstaan

Te Savatthi sprak de Verhevene: “Monniken, luistert goed en let goed op. Ik zal jullie de wet van oorzakelijk ontstaan leren en de dingen die oorzakelijk zijn ontstaan.” - “Jawel, Heer,” gaven de monniken aandachtig ten antwoord.

De Verhevene sprak als volgt: "Monniken, wat nu is de wet van oorzakelijk ontstaan? Uit de geboorte als oorzaak ontstaat ouderdom en dood. Of Tathāgatas nu wel of niet zijn verschenen, deze basiswet staat vast, de wetmatige toestand, het wetmatig verloop, het afhankelijk zijn van iets (het veroorzaakt zijn door een gegeven iets). Maar de Tathāgata onderkent ze en dringt er in door. En wanneer hij ze heeft onderkend en er in doorgedrongen is, deelt hij ze mee, onderwijst ze, maakt ze bekend, stelt ze vast, maakt ze openbaar, analyseert ze, maakt ze duidelijk en zegt: ‘Wel, kijk.’

Monniken, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood; uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte; uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden; uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen; uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst; uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel; uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen; uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn; uit onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties.

Of Tathāgatas nu wel of niet zijn verschenen, deze basiswet staat vast, de wetmatige toestand, het wetmatig verloop, het afhankelijk zijn van iets (het veroorzaakt zijn door een gegeven iets).[26] Maar de Tathāgata onderkent ze en dringt er in door. En wanneer hij ze heeft onderkend en er in doorgedrongen is, deelt hij ze mee, onderwijst ze, maakt ze bekend, stelt ze vast, maakt ze openbaar, analyseert ze, maakt ze duidelijk en zegt: ‘Wel, kijk.’

Monniken, uit de onwetendheid ontstaan de formaties. Dat is er het zo-zijn, het niet niet zo zijn, het niet anders zijn, de causaliteit. Monniken, dat noemt men de wet van het oorzakelijk ontstaan.

        Monniken, en wat zijn de oorzakelijk ontstane dingen? Ouderdom en dood zijn onbestendig, (door formaties) tot stand gebracht, oorzakelijk ontstaan, onderworpen aan de wet van vergaan, verdwijnen, ophouden, opheffing.

De geboorte is onbestendig.

Het worden is onbestendig.

Het grijpen is onbestendig.

De dorst is onbestendig.

Het gevoel is onbestendig.

De aanraking is onbestendig.

De zes bereiken van de zintuigen zijn onbestendig.

Naam en vorm zijn onbestendig.

Het bewustzijn is onbestendig.

De formaties zijn onbestendig.

De onwetendheid, het niet weten is onbestendig.

Ze zijn allemaal onbestendig, (door formaties) tot stand gebracht, oorzakelijk ontstaan, onderworpen aan de wet van vergaan, verdwijnen, ophouden, opheffing.

Deze dingen noemt men de oorzakelijk ontstane dingen.

Monniken, wanneer nu een edele discipel deze oorzakelijk ontstane dingen, zoals ze in werkelijkheid zijn, met juist inzicht goed heeft doorzien, zal hij dan terug in het verleden dwalen (met de vraag): ‘Ben ik dan nu in het bestaan getreden in het verleden of ben ik niet in het bestaan getreden in het verleden? Als wat ben ik in het bestaan betreden in het verleden? In welke gedaante ben ik in het bestaan getreden in het verleden? Uit welke bestaansvorm komend ben ik dan nu in het bestaan getreden in het verleden?

Of zal hij vooruit in de toekomst dwalen (met de vraag): ‘Zal ik dan nu in het bestaan treden in de toekomst of zal ik niet in het bestaan treden in de toekomst? Als wat zal ik in het bestaan treden in de toekomst? In welke gedaante zal ik in het bestaan treden in de toekomst? Uit welke bestaansvorm komend zal ik in het bestaan treden in de toekomst?

Of zal hij nu in de tegenwoordige tijd heen en weer overwegen: ‘Ben ik dan nu hier of ben ik niet hier? Als wat ben ik dan nu hier? In welke gedaante ben ik dan nu hier? Ik, dit wezen, van waar is het dan nu gekomen en waarheen zal het gaan?’

Neen, dat geval gebeurt niet. En waarom? Monniken, de edele discipel heeft immers dit oorzakelijk ontstaan en deze oorzakelijk ontstane dingen, zoals ze in werkelijkheid zijn, met juist inzicht goed doorzien.”

Dasabalavagga – Over de 10 krachten

S.12.21. De tien krachten

Te Savatthi. “Monniken, de Tathagata is voorzien van de tien krachten,[27] met de vier redenen voor zelfvertrouwen.[28] Daarom is hij de leider, en zet hij het wiel van de bevrijding in beweging.

Zo is vorm, zo is de oorsprong van vorm, zo is het vergaan van vorm. Zo is gevoel, zo is de oorsprong van gevoel, zo is het vergaan van gevoel. Zo is waarneming, zo is de oorsprong van waarneming, zo is het vergaan van waarneming. Zo zijn de formaties, zo is de oorsprong van de formaties, zo is het vergaan van de formaties. Zo is bewustzijn, zo is de oorsprong van bewustzijn, zo is het vergaan van bewustzijn.

Zo geldt: als dit is, verschijnt dat; uit het ontstaan van dit volgt het ontstaan van dat; als dit niet is, verschijnt dat niet; uit de opheffing van dit, volgt de opheffing van dat.

Dat betekent: ‘Uit de onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties, uit de formaties als oorzaak ontstaat het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm; uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen ontstaat aanraking, uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel; uit gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood. Op een dergelijke manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

        Maar uit het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties; uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

        Op die manier komt de opheffing van de hele massa van dukkha, lijden tot stand."

S.12.22. De tien krachten (2)

Te Savatthi. “Monniken, de Tathagata is voorzien van de tien krachten, met de vier redenen voor zelfvertrouwen. Daarom is hij de leider, en zet hij het wiel van de bevrijding in beweging.

Zo is  vorm, etc. ... (en dan volgt de hele tekst van het voorgaande sutta S.12.21).

Monniken  zo is door mij de waarheid goed verkondigd, uitgelegd, ontsloten, geopenbaard, ontsluierd.

Monniken, nadat nu de waarheid door mij goed verkondigd, uitgelegd en geopenbaard is, dan is het correct als een zoon uit goeden huize, die zich in zijn vertrouwen van de wereld heeft afgekeerd, de energie (van de ascese) inspant: ‘Al blijft alleen huid en pezen en beenderen over, en drogen in mijn lichaam vlees en bloed op: tot ik datgene bereikt heb wat door de moed, de energie en vastberadenheid van een man kan worden bereikt, tot zo lang zal mijn energie blijven bestaan.

Monniken, slecht leeft de trage. Verstrikt in slechte dingen mist hij het grote zegenrijke doel. De energieke echter leeft goed. Vrij van slechte dingen bereikt hij het grote zegenrijke doel.

Monniken, het bereiken van het hoogste is niet mogelijk voor een lage, maar wel voor een hoge. Een fijne drank die genoten mag worden, is dit heilige leven; de Meester staat echt voor ogen. Monniken, wendt daarom energie aan om te bereiken wat nog niet bereikt is, om te verwerkelijken wat nog niet verwerkelijkt is.

Op die manier zal onze afkeer van de wereld niet tevergeefs zijn. Ze zal resultaat hebben en de goede daden van de mensen die ons kleding, voedsel en drank, medicijnen en onderdak geven, zullen rijke vrucht dragen.

Monniken, want zo moeten jullie leren: als men het eigen heil voor ogen heeft, dan is het juist om onvermoeibaar te streven. Of als men het heil van de anderen voor ogen heeft, dan is het juist om onvermoeibaar te streven. Of als men het heil van beiden voor ogen heeft, dan is het juist om onvermoeibaar te streven.”

S.12.23. Afhankelijk

Te Savatthi. “Monniken, bij de wetende, bij de ziende treedt de vernietiging van de wereldse invloeden (āsavā) op, niet bij de onwetende, niet ziende.

Monniken, wat nu moet men weten, wat moet men zien, zodat vernietiging van de wereldse invloeden optreedt? - Zo is vorm, zo is de oorsprong van vorm, zo is het vergaan van vorm. Zo is gevoel, zo is de oorsprong van gevoel, zo is het vergaan van gevoel. Zo is waarneming, zo is de oorsprong van waarneming, zo is het vergaan van waarneming. Zo zijn de formaties, zo is de oorsprong van de formaties, zo is het vergaan van de formaties. Zo is bewustzijn, zo is de oorsprong van bewustzijn, zo is het vergaan van bewustzijn. Monniken, dat moet men weten, dat moet men zien zodat vernietiging van de wereldse invloeden optreedt.

Monniken, het weten dat men van de vernietiging van de wereldse invloeden heeft, dat heeft zijn voorwaarde, het is niet zonder voorwaarde.

Monniken, wat nu is voor het weten van de vernietiging van de wereldse invloeden de voorwaarde? ‘De bevrijding,’ moet men hierop antwoorden. Maar monniken, ook de bevrijding heeft zijn voorwaarde, is niet zonder voorwaarde.

(Kortom)

Het weten van de vernietiging van wereldse invloeden is afhankelijk van de bevrijding. De bevrijding is afhankelijk van het verdwijnen. Het verdwijnen is afhankelijk van de afkeer.[29] De afkeer is afhankelijk van het weten en zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn. Het weten en zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn is afhankelijk van de geestelijke concentratie. De geestelijke concentratie is afhankelijk van de gelukzaligheid.[30] De gelukzaligheid is afhankelijk van de gemoedsrust (vrede van gemoed). De gemoedsrust is afhankelijk van de vreugde. De vreugde is afhankelijk van het welbehagen. Het welbehagen is afhankelijk van het vertrouwen. Het vertrouwen is afhankelijk van dukkha, het lijden. Het lijden is afhankelijk van geboorte. Geboorte is afhankelijk van worden. Worden is afhankelijk van grijpen. Grijpen is afhankelijk van dorst. Dorst is afhankelijk van gevoel. Gevoel is afhankelijk van contact. Contact is afhankelijk van de zes bereiken van de zintuigen. De zes bereiken van de zintuigen zijn afhankelijk van naam en vorm, geestlichamelijkheid. Naam en vorm is afhankelijk van bewustzijn. Bewustzijn is afhankelijk van de formaties. De formaties zijn afhankelijk van het niet weten (onwetendheid).

Monniken, zo hebben de formaties onwetendheid als voorwaarde; het bewustzijn heeft de formaties als voorwaarde; naam en vorm hebben bewustzijn als voorwaarde; de zes bereiken van de zintuigen hebben naam en vorm als voorwaarde; contact heeft de zes bereiken van de zintuigen als voorwaarde; gevoel heeft contact als voorwaarde; de dorst heeft gevoel als voorwaarde; het grijpen heeft de dorst als voorwaarde; het worden heeft het grijpen als voorwaarde; de geboorte heeft het worden als voorwaarde; het lijden heeft de geboorte als voorwaarde; het vertrouwen heeft het lijden als voorwaarde; het welbehagen heeft het vertrouwen als voorwaarde; de vreugde heeft het welbehagen als voorwaarde; de gemoedsrust heeft de vreugde als voorwaarde; de zaligheid heeft de gemoedsrust als voorwaarde; de geestelijke concentratie heeft de gemoedsrust als voorwaarde; het weten en zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn, heeft de geestelijke concentratie als voorwaarde; de afkeer heeft het weten en zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn, als voorwaarde; het verdwijnen heeft de afkeer als voorwaarde; de bevrijding heeft het verdwijnen als voorwaarde; het weten van de vernietiging van wereldse invloeden heeft de bevrijding als voorwaarde.

Juist zoals wanneer boven in de bergen hevige regen valt en zoals daar het omlaag stromende water de kloven en spleten vult. Als de kloven vol zijn, worden de kleine poelen gevuld. Als die vol zijn, worden de grote poelen gevuld. Dan worden de kleine rivieren gevuld. Daarna worden de grote stromen gevuld. Dan vullen ze de grote zee, de oceaan.

Juist zo, monniken, hebben de formaties onwetendheid als voorwaarde; het bewustzijn heeft de formaties als voorwaarde; naam en vorm hebben bewustzijn als voorwaarde; de zes bereiken van de zintuigen hebben naam en vorm als voorwaarde; contact heeft de zes bereiken van de zintuigen als voorwaarde; gevoel heeft contact als voorwaarde; de dorst heeft gevoel als voorwaarde; het grijpen heeft de dorst als voorwaarde; het worden heeft het grijpen als voorwaarde; de geboorte heeft het worden als voorwaarde; het lijden heeft de geboorte als voorwaarde; het vertrouwen heeft het lijden als voorwaarde; het welbehagen heeft het vertrouwen als voorwaarde; de vreugde heeft het welbehagen als voorwaarde; de gemoedsrust heeft de vreugde als voorwaarde; de zaligheid heeft de gemoedsrust als voorwaarde; de geestelijke concentratie heeft de gemoedsrust als voorwaarde; het weten en zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn, heeft de geestelijke concentratie als voorwaarde; de afkeer heeft het weten en zien van de dingen zoals ze werkelijk zijn, als voorwaarde; het verdwijnen heeft de afkeer als voorwaarde; de bevrijding heeft het verdwijnen als voorwaarde; het weten van de vernietiging van wereldse invloeden heeft de bevrijding als voorwaarde.”

S.12.24. De asceten met een ander geloof

Te Rajagaha. De eerwaarde Sariputta verbleef er in het Veluvana park. In de voormiddag ging hij op weg naar de stad om aalmoezen te vergaren. Maar hij vond het nog te vroeg en hij ging daarom naar het park waar asceten met een ander geloof vertoefden. Na onderlinge begroetingen ging hij er neerzitten. De asceten stelden hem vragen over kamma.

"Geachte Sariputta, er zijn meerdere samanas en brahmanen, aanhangers van de leer van kamma,  die verkondigen dat het lijden zelf veroorzaakt is. Maar er zijn ook meerdere samanas en brahmanen, aanhangers van de leer van kamma, die verkondigen dat het lijden door iemand anders veroorzaakt is. Er zijn verder meerdere samanas en brahmanen, aanhangers van de leer van kamma, die verkondigen dat het lijden zowel zelf als ook door iemand anders veroorzaakt is. Maar geachte Sariputta, er zijn ook meerdere samanas en brahmanen, aanhangers van de leer van kamma, die verkondigen dat het lijden niet zelf en ook niet door anderen veroorzaakt is maar door toeval is ontstaan.

Geachte Sariputta, wat is de leer van de Samana Gotama hierover?[31] Hoe moeten wij bericht geven zodat wij dat wat de Samana Gotama heeft beweerd, juist weergeven en niet tegen de Samana Gotama valselijk een verwijt opwerpen, zodat wij in overeenkomst met zijn leer bericht geven, en zodat niet ergens en logisch gegronde vervolging van zijn beweringen tot een punt komt, waaruit men een berisping moet afleiden?” (*70)

De eerwaarde Sariputta antwoordde: “Geachte heren, het lijden is oorzakelijk ontstaan, en wel door contact als oorzaak. Als men dat zo zegt, zal men de leer van de Verhevene juist weergeven.

Wanneer nu wordt beweerd dat het lijden zelf veroorzaakt is, dan is dat lijden uit contact als oorzaak ontstaan. En wanneer wordt beweerd dat het lijden door iemand anders is veroorzaakt, dan is dat lijden eveneens door contact als oorzaak ontstaan. En wanneer wordt beweerd dat het lijden zowel zelf als ook door iemand anders veroorzaakt is, ook dan is contact als de oorzaak ervan waargenomen. En wanneer verder wordt beweerd dat het lijden niet zelf is veroorzaakt en ook niet door iemand anders, maar door toeval is ontstaan, ook dan is contact als de oorzaak ervan waargenomen.”

De eerwaarde Ananda had naar het gesprek van de eerwaarde Sariputta met de asceten geluisterd. Toen hij zijn aalmoezenrondgang te Rajagaha had beëindigd, ging hij na de maaltijd naar de Verhevene toe en vertelde hem over het gesprek van de eerwaarde Sariputta met de asceten.

“Goed, Ananda, op zo’n manier zal Sariputta juist bericht geven. Oorzakelijk ontstaan is het lijden, zo heb ik beweerd. Uit welke oorzaak? Uit de aanraking als oorzaak. Als hij dat zo zegt, zal hij dat wat ik heb beweerd, juist weergeven en me niet valselijk een verwijt maken.

Ananda, wanneer nu samanas en brahmanen, aanhangers van de leer van kamma, verkondigen dat het lijden zelf veroorzaakt is, of dat het lijden niet zelf veroorzaakt is maar door iemand anders  of dat het lijden niet zelf veroorzaakt is en ook niet door iemand anders, maar door toeval is ontstaan, in al die gevallen is het lijden door aanraking, contact als oorzaak ontstaan.

Ananda, eens vertoefde ik ook hier in Rajagaha in het Veluvana park. In de voormiddag ging ik op weg naar de stad om aalmoezen te vergaren. Maar ik vond het nog te vroeg en ik ging daarom naar het park waar asceten met een ander geloof vertoefden. (En dan volgt hetzelfde verhaal als hierboven over de eerwaarde Sariputta en de asceten, alleen met de verheven Gotama in plaats van Sariputta).

En het wordt beëindigd met de woorden van Ananda:

        “Heer, wonderbaar, onvergelijkbaar, zoals daar met een enkel woord het wezenlijke is uitgesproken. Heer, beslist zou dat wezenlijke, als het uitvoerig werd behandeld, diep zijn en diep verschijnen.“

        “Ananda, daarover moet bij jezelf duidelijkheid komen.”

        “Heer, als men mij zo zou vragen: ‘Geachte Ananda, wat hebben ouderdom en dood als oorzaak, wat hebben ze als oorsprong, wat tot ontstaan?’  Heer, zo gevraagd  zou ik aldus antwoorden: ‘Beste, ouderdom en dood hebben de geboorte als oorzaak.’ En Heer, op de vraag wat de geboorte tot oorzaak heeft, zou ik antwoorden: ‘De geboorte heeft het worden als oorzaak.’ En op verdere vragen zou ik antwoorden: ‘Het worden heeft het grijpen als oorzaak, het grijpen heeft de dorst als oorzaak, de dorst heeft het gevoel als oorzaak, het gevoel heeft de aanraking als oorzaak, de aanraking heeft de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak. Maar uit het volledige verdwijnen en de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van de aanraking, uit de opheffing van de aanraking volgt opheffing van het gevoel  uit de opheffing van het gevoel volgt opheffing van de dorst, uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen, uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden, uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte, door opheffing van de geboorte worden luderdlm en dood, pijn, zorgen, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n  manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand. Heer, zo gevraagd, zou ik aldus antwoorden.”

S.12.25. Bhūmija

Te Sāvatthi. De eerwaarde Bhūmija[32] ging ΄s avonds naar de eerwaarde Sāriputta, begroette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en zei:

“Geachte Sāriputta, sommige samanas en brahmanas, aanhangers van de leer van kamma, verkondigen dat lust en lijden zelf veroorzaakt is. Anderen verkondigen dat lust en lijden door iemand anders veroorzaakt is. Weer anderen verkondigen dat lust en lijden zowel zelf als door iemand anders veroorzaakt is. En nog anderen verkondigen dat lust en lijden niet zelf en niet door iemand anders verkondigd is maar door toeval is ontstaan. Geachte Sariputta, wat onderwijst de Verhevene daarover?”

De eerwaarde Sāriputta gaf ten antwoord: “Oorzakelijk ontstaan is lust en lijden, zo heeft de Verhevene beweerd. De oorzaak is contact. In alle voornoemde gevallen is lust en lijden ontstaan ten gevolge van contact als oorzaak.”

De eerwaarde Ānanda had naar het gesprek tussen de eerwaarde Sāriputta en de eerwaarde Bhūmija geluisterd. Hij ging naar de Verhevene toe en berichtte dat gesprek.

De Boeddha zei: “Goed, Ānanda, oorzakelijk ontstaan is lust en lijden. De oorzaak is contact.

Wanneer lichamelijke actie plaatsvindt, dan ontstaat wegens het bewust worden van lichamelijke actie voor de eigen persoon lust en lijden. Of wanneer praten plaatsvindt, dan ontstaat wegens het bewust worden van het praten voor de eigen persoon lust en lijden. Of wanneer denken plaatsvindt, dan ontstaat wegens het bewust worden van het denken voor de eigen persoon lust en lijden.

Door het niet weten als oorzaak produceert men zelf een vorm van het lichamelijke doen. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden. Of anderen produceren door het niet weten een vorm van het lichamelijke doen. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden. Met overleg produceert men een vorm van het lichamelijke doen of zonder overleg. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden.

Men produceert zelf een vorm van het praten. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden. Of anderen produceren door het niet weten een vorm van het praten. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden. Met overleg produceert men een vorm van het praten of zonder overleg. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden.

Men produceert zelf een vorm van het denken. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden. Of anderen produceren door het niet weten een vorm van het denken. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden. Met overleg produceert men een vorm van het denken of zonder overleg. Ten gevolge daarvan ontstaat voor de eigen persoon lust en lijden.

Ānanda, in al deze gevallen is men tot niet-weten (als laatste oorzaak) gekomen. Na het volledig verdwijnen en na opheffing van het niet-weten is er geen lichamelijke actie ten gevolge waarvan voor de eigen persoon lust en lijden ontstaat.

Na het volledig verdwijnen en na opheffing van het niet-weten is er geen praten ten gevolge waarvan voor de eigen persoon lust en lijden ontstaat.

Na het volledig verdwijnen en na opheffing van het niet-weten is er geen denken ten gevolge waarvan voor de eigen persoon lust en lijden ontstaat.

Er is dan geen veld, geen basis, geen bereik, geen betrekking ten gevolge waarvan voor de eigen persoon lust en lijden ontstaat.

[m.a.w. alle voorwaarden voor verder ontstaan van lust en lijden ontbreken].

S.12.26. Upavāna - het lijden is veroorzaakt door contact

Toen de Verhevene eens te Sāvatthī vertoefde, ging de eerwaarde Upavāna naar de plek waar de Gezegende verbleef. Na aankomst begroette hij de Verhevene eerbiedig, ging terzijde zitten en zei aan de Verhevene:

"Heer, er zijn meerdere Samanas en Brāhmanas die verkondigen dat het lijden zelf veroorzaakt is. En Heer, er zijn ook meerdere Samanas en Brāhmanas die verkondigen dat het lijden door een ander veroorzaakt is. Heer, er zijn verder meerdere Samanas en Brāhmanas die verkondigen dat het lijden zowel zelf als door een ander veroorzaakt is. Maar Heer, er zijn ook meerdere Samanas en Brāhmanas die verkondigen dat het lijden niet zelf geproduceerd is, noch door een ander, maar dat het toevallig ontstaan is.[33]

Wat leert de Verhevene ons hierover ? Hoe moeten we antwoord geven zodat we correct weergeven wat de Verhevene heeft gezegd en geen valse beschuldigingen tegen de Verhevene uiten?"

 

"Upavāna, ik heb gezegd dat het lijden oorzakelijk is ontstaan. Door welke oorzaak? Door de oorzaak van contact. Als iemand dat zegt, zal hij correct weergeven wat ik heb onderwezen en zal hij mij niet vals beschuldigen.

 Upavāna, wanneer Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden zelf veroorzaakt is, dan is dit (lijden) ontstaan ​​door contact als oorzaak. En als verder Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden door een ander veroorzaakt is, dan is dit (lijden) ontstaan ​​door contact als oorzaak. En als verder Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden zowel zelf als door een ander veroorzaakt is, dan is dit (lijden) ontstaan ​​door contact als oorzaak. En als tenslotte Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden niet zelf is bewerkstelligd, noch door een ander, maar door toeval is ontstaan, dan (is) dit (lijden ) eveneens ontstaan door contact als oorzaak.

Upavāna, wanneer Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden zelf veroorzaakt is, kunnen deze mensen dan iets anders voelen dan door contact? Nee, dit geval doet zich niet voor.

En als verder Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden door een ander veroorzaakt is, kunnen deze mensen dan iets anders voelen dan door contact? Nee, dit geval doet zich niet voor.

En als verder Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden zowel zelf als door een ander veroorzaakt is, kunnen deze mensen dan iets anders voelen dan door contact? Nee, dit geval doet zich niet voor.

En als tenslotte Samanas en Brāhmanas verkondigen dat het lijden niet zelf bewerkstelligd is, noch door een ander, maar dat het door toeval is ontstaan, kunnen deze mensen dan anders voelen dan door contact? Nee, dit geval doet zich niet voor."

S.12.27. De oorzakelijkheid

         Te Sāvatthī sprak de Verhevene eens tot de bhikkhus als volgt:

"Bhikkhus, uit het niet-weten als oorzaak ontstaan de formaties, vormingen.[34] Uit de vormingen als oorzaak ontstaat het bewustzijn. Uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm. Uit naam en vorm als oorzaak ontstaat het bereik van de zes zintuigen. Uit het bereik van de zes zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer, wanhoop.

Wat nu is ouderdom en dood? Het ouder worden van de verschillende individuen in de verschillende klassen van wezens, hun wegkwijnen, hun gebrekkig worden, het grijs worden van de haren, het rimpelen van de huid, het afnemen van de levenskracht, het verval van de zintuigen: dat noemt men ouderdom.

Het heengaan en de afscheiding van de verschillende individuele wezens, hun verdwijnen, hun heengaan en sterven, het beëindigen van de levenstijd, het uiteenvallen van de bestanddelen van het bestaan (khanda), het afwerpen van de lichamelijkheid: dat noemt men dood.

Uit de oorsprong van de geboorte volgt de oorsprong van ouderdom en dood; uit de opheffing van de geboorte volgt opheffing van ouderdom en dood. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

 

Bhikkhus, wat nu is geboorte? - Wat hier of elders het voortgebracht worden is, het in het bestaan treden, het verschijnen van de groeperingen van bestaan, het verkrijgen van de zintuiglijke organen, het geboren worden: dat heet geboorte.”[35] 

Wat nu is worden? - Er zijn drie soorten van worden: zinnelijk worden, worden met vorm en vormloos worden. De ontwikkeling van de inbezitname (het hechten) is oorzaak voor de ontwikkeling van het worden. De opheffing van de inbezitname (het hechten) is oorzaak voor opheffing van het worden. Het pad dat leidt naar de opheffing van het worden is het edele achtvoudige pad.

Wat nu is grijpen, inbezitname? - Er zijn vier soorten van inbezitname (hechten): de inbezitname van de zinnelijkheid (het hechten aan zinnelijkheid), de inbezitname van meningen (het hechten aan meningen), de inbezitname van deugdzame werken (het hechten aan deugdzame werken), de inbezitname van de eigen persoonlijkheid (het hechten aan de eigen persoonlijkheid).

Wat nu is dorst? - Er zijn zes soorten van dorst: dorst naar vormen, dorst naar geluiden, dorst naar geuren, dorst naar smaken, dorst naar aanrakingen, dorst naar gedachten.

Wat nu is gewaarwording? - Er zijn zes soorten van gevoel: gevoel ontstaan door contact met het oog; gevoel ontstaan door contact met het oor; gevoel ontstaan door contact met de neus; gevoel ontstaan door contact met de tong; gevoel ontstaan door contact met het lichaam; gevoel ontstaan door contact met de geest.

Wat nu is contact? - Er zijn zes soorten van contact: contact met het oog, contact met het oor, contact met de neus, contact met de tong, contact met het lichaam, contact met de geest.

Wat nu zijn de zes zintuiglijke sferen? - Er zijn zes gebieden: het gebied van het oog, het gebied van het oor, het gebied van de neus, het gebied van de tong, het gebied van het lichaam, het gebied van de geest.

Wat nu is naam en vorm? - Gevoel, waarneming, gedachte, aanraking, oplettendheid, dat noemt men naam. De vier elementen [aarde, water, vuur en lucht] en wat door die vier elementen gevormd bestaat, dat noemt men vorm. Samen noemt men dat naam en vorm.

Wat nu is bewustzijn? - Er zijn zes soorten van bewustzijn: oog-bewustzijn, oor-bewustzijn, neus-bewustzijn, tong-bewustzijn, lichaam-bewustzijn, geest-bewustzijn.

Bhikkhus, wat nu zijn formaties? - Er zijn drie soorten formaties: de formatie van lichamelijke actie, de formatie van spreken en de formatie van denken. Bhikkhus, dat wordt formaties genoemd. - Uit de oorsprong van onwetendheid volgt de oorsprong van de formaties; uit de opheffing van onwetendheid volgt de opheffing van de formaties. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Bhikkhus, wanneer nu een edele discipel aldus de oorzakelijkheid kent, aldus de oorsprong van de oorzakelijkheid kent, aldus de opheffing van de oorzakelijkheid kent, aldus de weg kent die leidt naar de opheffing van oorzakelijkheid, zo iemand wordt een edele discipel genoemd die begiftigd is met juiste visie, die begiftigd is met inzicht, die tot deze goede leer is aangekomen, die deze goede leer ziet, die het inzicht van de ijverige bezit, die het weten van de ijverige bezit, die met het oor van de waarheid begiftigd is, een edele die het inzicht bezit dat doordringt in de hoogste waarheid, die aanklopt aan de poort van Nibbana."

S.12.28. De Bhikkhu - de edele discipel

[Deze leerrede is nagenoeg gelijk aan S.12.27]

        Te Sāvatthī sprak de Verhevene eens tot de bhikkhus als volgt:

"Bhikkhus, uit het niet-weten als oorzaak ontstaan de formaties, vormingen. Uit de vormingen als oorzaak ontstaat het bewustzijn. Uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm. Uit naam en vorm als oorzaak ontstaat het bereik van de zes zintuigen. Uit het bereik van de zes zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer, wanhoop.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die ouderdom en dood kent, die de oorsprong van ouderdom en dood kent, die de opheffing van ouderdom en dood kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die de geboorte kent, die de oorsprong van de geboorte kent, die de opheffing van de geboorte kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van geboorte.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die het worden kent, die de oorsprong van het worden kent, die de opheffing van het worden kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van het worden.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die het grijpen kent, die de oorsprong van het grijpen kent, die de opheffing van het grijpen kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van het grijpen.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die de dorst kent, die de oorsprong van de dorst kent, die de opheffing van de dorst kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van de dorst.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die het gevoel kent, die de oorsprong van het gevoel kent, die de opheffing van het gevoel kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van het gevoel.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die de aanraking kent, die de oorsprong van de aanraking  kent, die de opheffing van de aanraking kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van de aanraking.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die de zes bereiken van de zintuigen kent, die de oorsprong van de zes bereiken van de zintuigen kent, die de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die naam en vorm kent, die de oorsprong van naam en vorm kent, die de opheffing van naam en vorm kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van naam en vorm.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die het bewustzijn kent, die de oorsprong van het bewustzijn kent, die de opheffing van het bewustzijn kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van het bewustzijn.

Bhikkhus, hier is een bhikkhu die de formaties kent, die de oorsprong van de formaties kent, die de opheffing van de formaties kent, die de weg kent die leidt naar de opheffing van de formaties.

Monniken, wat nu is ouderdom en dood? Het ouder worden van de verschillende individuen in de verschillende klassen van wezens, hun wegkwijnen, hun gebrekkig worden, het grijs worden van de haren, het rimpelen van de huid, het afnemen van de levenskracht, het verval van de zintuigen: dat noemt men ouderdom.

Het heengaan en de afscheiding van de verschillende individuele wezens, hun verdwijnen, hun heengaan en sterven, het beëindigen van de levenstijd, het uiteenvallen van de bestanddelen van het bestaan (khanda), het afwerpen van de lichamelijkheid: dat noemt men dood.

Uit de oorsprong van de geboorte volgt de oorsprong van ouderdom en dood; uit de opheffing van de geboorte volgt opheffing van ouderdom en dood. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Bhikkhus, wat nu is geboorte? - Wat hier of elders het voortgebracht worden is, het in het bestaan treden, het verschijnen van de groeperingen van bestaan, het verkrijgen van de zintuiglijke organen, het geboren worden: dat heet geboorte.”

Wat nu is worden? - Er zijn drie soorten van worden: zinnelijk worden, worden met vorm en vormloos worden.

Uit de oorsprong van het worden volgt de oorsprong van geboorte; uit de opheffing van het  worden volgt opheffing van geboorte Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van geboorte, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is grijpen, inbezitname? - Er zijn vier soorten van inbezitname (grijpen): de inbezitname van de zinnelijkheid (het hechten aan zinnelijkheid), de inbezitname van meningen (het hechten aan meningen), de inbezitname van deugdzame werken (het hechten aan deugdzame werken), de inbezitname van de eigen persoonlijkheid (het hechten aan de eigen persoonlijkheid).

Uit de oorsprong van grijpen volgt de oorsprong van worden, uit de opheffing van grijpen volgt de opheffing van worden. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van worden, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is dorst? - Er zijn zes soorten van dorst: dorst naar vormen, dorst naar geluiden, dorst naar geuren, dorst naar smaken, dorst naar aanrakingen, dorst naar gedachten.

Uit de oorsprong van dorst volgt de oorsprong van grijpen; uit de opheffing van dorst volgt opheffing van grijpen. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van grijpen, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Monniken, wat is gevoel? Er zijn zes soorten van gevoel: gevoel ontstaan door contact met het oog; gevoel ontstaan door contact met het oor; gevoel ontstaan door contact met de neus; gevoel ontstaan door contact met de tong; gevoel ontstaan door contact met het lichaam; gevoel ontstaan door contact met de geest.

Uit de oorsprong van  gevoel volgt de oorsprong van dorst; uit de opheffing van gevoel volgt opheffing van de dorst. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van dorst, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

        

        Wat nu is aanraking? Er zijn zes soorten van aanraking, contact: contact met het oog, contact met het oor, contact met de neus, contact met de tong, contact met het lichaam, contact met de geest.

Uit de oorsprong van aanraking volgt de oorsprong van gevoel; uit de opheffing van aanraking volgt de opheffing van gevoel. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van gevoel, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu zijn de zes bereiken of gebieden van de zintuigen? Het zijn: het gebied van het oog, het gebied van het oor, het gebied van de neus, het gebied van de tong, het gebied van het lichaam, het gebied van de geest.

Uit de oorsprong van de zes bereiken van de zintuigen volgt de oorsprong van aanraking; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van aanraking. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van aanraking, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is naam en vorm? Gevoel, waarneming, gedachte, aanraking, oplettendheid, dat noemt men naam. De vier elementen [aarde, water, vuur en lucht] en wat door die vier elementen gevormd bestaat, dat noemt men vorm. Samen noemt men dat naam en vorm.

Uit de oorsprong van naam en vorm volgt de oorsprong van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van naam en vorm volgt opheffing van de zes bereiken van de zintuigen. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van naam en vorm, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is bewustzijn? Er zijn zes soorten van bewustzijn: oog-bewustzijn, oor-bewustzijn, neus-bewustzijn, tong-bewustzijn, lichaam-bewustzijn, geest-bewustzijn.

Uit de oorsprong van bewustzijn volgt de oorsprong van naam en vorm; uit de opheffing van bewustzijn volgt opheffing van naam en vorm. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van naam en vorm, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu zijn de formaties? Er zijn drie soorten van formaties: de formatie van het lichamelijk handelen, de formatie van het spreken, de formatie van het denken.

Uit de oorsprong van onwetendheid volgt de oorsprong van de formaties; uit de opheffing van onwetendheid volgt de opheffing van de formaties. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van de formaties, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wanneer nu een monnik op deze manier ouderdom en dood kent, op deze manier de oorsprong van ouderdom en dood kent, op deze manier de opheffing van ouderdom en dood kent, op deze manier de weg kent die naar opheffing van ouderdom en dood voert; wanneer hij op die manier de geboorte kent, het worden kent, het grijpen kent, de dorst kent, het gevoel kent, de aanraking kent, de zes bereiken van de zintuigen kent, naam en vorm kent, het bewustzijn kent, de formaties kent, de oorsprong ervan kent, de opheffing ervan kent, de weg die voert naar de opheffing ervan kent,

een dergelijke monnik wordt iemand genoemd die begiftigd is met juiste visie, die begiftigd is met inzicht, die tot deze goede leer is aangekomen, die deze goede leer ziet, die het inzicht van de ijverige bezit, die het weten van de ijverige bezit, die met het oor van de waarheid begiftigd is, een edele die het inzicht bezit dat doordringt in de hoogste waarheid, die aanklopt aan de poort van Nibbana."

S.12.29. Samanas en brahmanen

Te Savatthi sprak de Verhevene: “Monniken, alle samanas of brahmanen die ouderdom en dood niet begrijpen, die de oorsprong van ouderdom en dood niet begrijpen, die de opheffing van ouderdom en dood niet begrijpen, die de weg niet begrijpen die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, - die geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties niet begrijpen, de oorsprong ervan niet begrijpen, de opheffing ervan niet begrijpen, de weg die leidt naar de opheffing ervan niet begrijpen, - monniken, deze samanas of brahmanen zijn door mij niet als zodanig onder de samanas of brahmanen erkend, en die waardige heren hebben ook niet het doel van hun samanaschap of het doel van hun brahmanenschap door eigen begrijpen en verwerkelijken al in dit leven bereikt.

        Maar monniken, alle samanas of brahmanen die ouderdom en dood begrijpen, de oorsprong van ouderdom en dood begrijpen, de opheffing van ouderdom en dood begrijpen, de weg begrijpen die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, die geboorte, worden, grijpen, dorst,  gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties kennen, de oorsprong ervan kennen, de opheffing ervan kennen, de weg kennen die leidt naar de opheffing ervan, - monniken, deze samanas of brahmanen zijn door mij als zodanig onder de samanas of brahmanen erkend, en die waardige heren hebben ook het doel van hun samanaschap of het doel van hun brahmanenschap door eigen begrijpen en verwerkelijken al in dit leven bereikt.”

S.12.30. Samanas en brahmanen

Te Savatthi sprak de Verhevene: ““Monniken, alle samanas of brahmanen die ouderdom en dood niet kennen, die de oorsprong van ouderdom en dood niet kennen, die de opheffing van ouderdom en dood niet kennen, die de weg niet kennen die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, - dat dezen over ouderdom en dood heen zullen komen, dat geval komt niet voor.

De samanas en brahmanen die geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties niet kennen, de oorsprong ervan niet kennen, de opheffing ervan niet kennen, de weg die leidt naar de opheffing ervan niet kennen, - dat dezen daaroverheen zullen komen, dat geval komt voor.”

Kalārakhattiya-Vagga - over de edelman Kalāra

S.12.31. Geworden [bevrijd; nibbana]

Te Savatthi sprak de Verhevene eens tot de eerwaarde Sariputta: “Sariputta, zo is in het Parayana-gedeelte[36], in de vraag van Ajita gezegd:  

       "Zij die de waarheid hebben overwogen, en de velen hier die nog (moeten) oefenen,[37] vol ijver, vertel mij a.u.b., Heer, hun manier van leven.” (Sn 1038.)

“Hoe nu, Sariputta, is de zin van deze kort gevatte uitspraak uitvoerig te verstaan?” Op deze vraag zweeg de eerwaarde Sariputta.

En een tweede keer stelde de Verhevene aan de eerwaarde Sariputta die vraag. En voor een tweede keer zweeg de eerwaarde Sariputta.

En een derde keer stelde de Verhevene die vraag aan de eerwaarde Sariputta en voor een derde keer zweeg de eerwaarde Sariputta.

“ ‘Dit is geworden,’ zie je dat, Sariputta?”

        “ ‘Dit is geworden,’ Heer, dat ziet men door juist inzicht van de werkelijkheid. ‘Dit is geworden,‘ wanneer men dat door juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid heeft ingezien, dan is men op de weg naar afkeer van het gewordene, op de weg naar het verdwijnen ervan en de opheffing ervan.

'Het ontstaan ervan is door zijn voedingsstof,' dat ziet men met juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid. Wanneer men dat met juist inzicht heeft gezien, dan is men op de weg naar afkeer van datgene wat een ontstaan heeft door een voedingsstof. Dan is men op de weg naar het verdwijnen ervan en de opheffing ervan.

'Door opheffing van zijn voedingsstof is datgene wat geworden is, onderhevig aan de wet van beëindigen,' dat ziet men met juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid. Wanneer men dat met juist inzicht heeft ingezien, dan is men op de weg naar afkeer van datgene wat onderhevig is aan de wet van beëindigen. Dan is men op de weg naar het verdwijnen ervan en de opheffing ervan.

Op die manier is men iemand die ijverig streeft.

Heer, hoe evenwel wordt men iemand die de waarheid op de proef heeft gesteld?

'Dit is geworden,' Heer, dat ziet men door juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid. Wanneer men dat heeft ingezien, dan is men ten gevolge van de afkeer van het gewordene, ten gevolge van het verdwijnen ervan en de opheffing ervan, bevrijd door niet hechten, door niet inbezitname.[38]

'Het gewordene heeft zijn ontstaan door zijn voedingsstof,' dat ziet men door juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid. Wanneer men dat door juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid heeft ingezien, dan is men bevrijd ten gevolge van de afkeer van datgene wat ontstaan is door een voedingsstof, ten gevolge van het verdwijnen ervan en de opheffing ervan.

'Door opheffing van zijn voedingsstof is datgene wat geworden is, onderhevig aan de wet van beëindigen,' dat ziet men door juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid. Wanneer men dat door juist inzicht overeenkomstig de werkelijkheid heeft ingezien, dan is men door niet inbezitname, niet hechten, bevrijd ten gevolge van de afkeer van datgene wat onderhevig is aan de wet van beëindigen, ten gevolge van het verdwijnen ervan en de opheffing ervan.

Heer, op die manier is men iemand die de waarheid op de proef heeft gesteld.

Heer, zo is dat dus te verstaan wat in het Parayana-gedeelte in de vraag van Ajita is gezegd:

"Zij die de waarheid hebben overwogen,

en de velen hier die nog (moeten) oefenen,

vol ijver, vertel mij a.u.b., Heer,

hun manier van leven.”  (Sn 1038.)

        Sariputta, op deze manier is de zin van deze kort samengevatte uitspraak uitvoerig te verstaan.”

S.12.32. Kalāra, de bhikkhu edelman

Te Savatthi ging bhikkhu Kalārakhattiya[39] naar de eerwaarde Sariputta, groette hem eerbiedig, ging terzijde zitten en zei dat de bhikkhu Moliya-Phagguna de training had opgegeven en tot het lage leven was teruggekeerd.

Sariputta: "Dan heeft die eerwaarde in onze leer en discipline geen troost gevonden."

Kalara: "Dan heeft dus de eerwaarde Sariputta in deze leer en discipline troost gevonden?"

Sariputta: "Ik koester daarover geen enkele twijfel."

Kalara: "Maar misschien in de toekomst?"

Sariputta: "Daarover maak ik mij geen zorgen."

De bhikkhu Kalāra, de edelman, stond op, nam afscheid, ging naar de Verhevene, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en zei: “De eerwaarde Sariputta heeft verklaard dat hij het hoogste inzicht heeft bereikt:[40]  'Vernietigd is de geboorte; het heilige leven is geleefd; gedaan is wat gedaan moet worden; niets meer heb ik verder te doen met dit wereldse bestaan: dat weet ik.’”

De Verhevene vroeg toen aan een bhikkhu om in zijn naam aan de eerwaarde Sariputta te zeggen dat hij hem wilde spreken.

Die bhikhu bracht de boodschap over en de eerwaarde Sariputta ging naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig en ging terzijde zitten. De Verhevene vroeg hem toen of hij inderdaad had verklaard dat hij het hoogste inzicht had bereikt [door te zeggen]: 'Vernietigd is geboorte, volbracht is wat volbracht moest worden, er is verder niets meer te doen.' De eerwaarde Sariputta antwoordde dat hij dat niet met deze woorden had uitgesproken.

De Verhevene: "Sariputta, in welke vorm ook iemand het bereiken van het hoogste inzicht verklaart, die verklaring moet als een dergelijke begrepen worden.”

“Heer, ik heb toch gezegd dat ik niet met die woorden en die uitdrukkingen heb gesproken in die zaak.”

“Sariputta, wanneer men je zou vragen op grond van welk weten en welk inzicht heb je het bereiken van het hoogste inzicht verklaard: 'vernietigd is de geboorte, geleefd is het heilige leven, volbracht is wat volbracht moet worden, niets meer heb ik verder te doen met het wereldse leven:dat weet ik' - Sariputta, als men je dat zo zou vragen, wat zou je dan antwoorden?"

"Heer, ik zou dan het volgende als antwoord geven:

‘Beste, omdat ik onderkend heb dat, als ten gevolge van de vernietiging van de oorzaak, op grond waarvan de geboorte ontstaat, het ene (namelijk de oorzaak) vernietigd is, dan (ook het andere, namelijk het gevolg ervan) vernietigd is, - omdat ik zo heb onderkend dat als de oorzaak vernietigd is, dan ook het gevolg ervan vernietigd is: vernietigd is (daarmee) de geboorte; geleefd is het heilige leven, volbracht is wat te volbrengen was; niets meer heb ik verder te doen met het wereldse leven: dat weet ik.’

Heer, als ik zo zou worden gevraagd, zou ik aldus antwoorden.”

“Sariputta, als men je dan zou vragen wat de oorsprong van de geboorte is, wat zou dan je antwoord zijn?”

“Heer, mijn antwoord zou luiden: 'De geboorte heeft als oorzaak het worden. Het worden heeft als oorzaak het grijpen. Het grijpen heeft als oorzaak de dorst. De dorst heeft als oorzaak het gevoel.' Heer dat zou ik antwoorden.”

“Sariputta, als men je dan zou vragen: ‘Op grond van welk weten en welk zien is in jou dat, wat een aangenaam gevoel is, niet ontstaan?’ - wat zou je dan antwoorden?”

“Heer, ik zou dan het antwoord geven: ‘Beste, er zijn drie soorten van gevoel, namelijk aangenaam gevoel, onaangenaam gevoel, gevoel dat niet aangenaam noch onaangenaam is (neutraal gevoel). Die drie soorten gevoel zijn vergankelijk. Wat vergankelijk is, is vol dukkha, lijden. Omdat ik dat heb ingezien, is bij mij geen aangenaam gevoel ontstaan.' Heer, dat zou ik antwoorden.”

De Boeddha gaf ten antwoord: "Goed, Sariputta. Men kan het ook kort omschrijven: 'Wat gevoeld, waargenomen wordt, dat behoort tot het onaangename, het smartelijke.’

Sariputta, als men je nu zou vragen: ‘Op grond van welke bevrijding heb je verklaard dat je het hoogste inzicht hebt bereikt, en wel met de woorden dat de geboorte vernietigd is, dat het heilige leven geleefd is, dat volbracht is wat volbracht moest worden, dat je niets meer te maken hebt met het wereldse bestaan, dat je dat weet,’ - Sariputta, wat zou je dan antwoorden?”

“Heer, als men mij zo zou vragen, zou ik antwoorden: “Beste, op grond van de bevrijding van de eigen persoon leef ik door vernietiging van al het grijpen in een dergelijke zelfbezinning, dat mij, omdat ik in zo’n zelfbezinning leef, de wereldse invloeden niet overstromen, en ik laat mijzelf niet zonder oplettendheid.’[41] - Heer, als ik zo gevraagd werd, zou ik zo antwoorden.”

 [De Boeddha:] “Goed zo, Sariputta. Men kan die vraag ook op de volgende manier kort beantwoorden: 'Wat de samana wereldse invloeden noemt, daarover koester ik geen twijfel. Ze zijn bij mij beëindigd. Ik maak me daarover geen zorgen.'"

Na deze woorden stond de Verhevene op en ging in de vihara.

Een korte tijd daarna sprak de eerwaarde Sariputta tot de bhikkhus aldus:

"Toen de Verhevene de eerste vraag tot mij richtte, raakte ik in verlegenheid omdat ik zijn bedoeling nog niet juist had begrepen. Maar sedert de Verhevene mijn antwoord op die eerste vraag genadig aannam, toen dacht ik: 'Als de Verhevene mij de hele dag en de hele nacht – ja zeven dagen en zeven nachten - over dit onderwerp[42] vragen zou stellen, steeds weer met andere woorden en andere wendingen, zou ik aan de Verhevene de hele dag en de hele nacht hetzelfde antwoord geven, steeds met andere woorden en andere wendingen.'”

       

Toen stond bhikkhu Kalāra, de edelman, op en ging naar de Verhevene, groette hem eerbiedig, ging terzijde neerzitten en zei: "Heer, de eerwaarde Sariputta heeft het gebrul van een leeuw laten klinken."[43] [Dan volgen de woorden van de eerwaarde Sariputta].

[De Boeddha:] "Bhikkhu, het wezen van de waarheid is door Sariputta zo volmaakt doordrongen, dat hij mij steeds hetzelfde antwoord zou geven."

S.12.33. De onderwerpen van het weten (1)

Te Savatthi sprak de Verhevene: “Monniken, ik zal jullie de vierenveertig onderwerpen van het weten[44] leren; luistert, let goed op, ik zal ze jullie verkondigen.”

“Jawel  Heer,” gaven de monniken opmerkzaam aan te Verhevene ten antwoord.

De Verhevene zei toen: “Monniken, die vierenveertig onderwerpen van het weten zijn: het weten van ouderdom en dood, het weten van de oorsprong van ouderdom en dood, het weten van de opheffing van ouderdom en dood, het weten van de weg die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood.

Het weten van de geboorte, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van het worden, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van het grijpen, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van de dorst, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van het gevoel, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van de aanraking, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van de zes bereiken van de zintuigen, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van naam en vorm, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van het bewustzijn, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Het weten van de formaties, het weten van de oorsprong ervan, het weten van de opheffing ervan, het weten van de weg die leidt naar de opheffing ervan.

Monniken, dat zijn de vierenveertig onderwerpen van het weten.

Monniken, wat nu is ouderdom en dood? Het ouder worden van de verschillende individuen in de verschillende klassen van wezens, hun wegkwijnen, hun gebrekkig worden, het grijs worden van de haren, het verwelken van de huid, het afnemen van de vitaliteit, het verval van de zintuigen: dat noemt men ouderdom. - Het heengaan en de scheiding van de verschillende individuele wezens uit de verschillende klassen van wezens, hun vernietiging, hun verdwijnen, hun heengaan en sterven, het beëindigen van de levensduur, de vernietiging van de bestanddelen van het bestaan (khandha),[45] het afwerpen van de lichamelijkheid : dat noemt men dood. Monniken, dat noemt men ouderdom en dood.

Uit de oorsprong van de geboorte volgt de oorsprong van ouderdom en dood, uit de opheffing van de geboorte volgt de opheffing van ouderdom en dood, het edele achtvoudige pad is de weg die leidt naar de opheffing van ouderdom en dood, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Monniken, wanneer nu een edele discipel op deze manier ouderdom en dood kent, op deze manier de oorsprong van ouderdom en dood kent, op deze manier de opheffing van ouderdom en dood kent, op deze manier de weg kent die naar opheffing van ouderdom en dood leidt;

wanneer hij op die manier de geboorte kent, het worden kent, het grijpen kent, de dorst kent, het gevoel kent, de aanraking kent, de zes bereiken van de zintuigen kent, naam en vorm kent, het bewustzijn kent, de formaties kent, de oorsprong ervan kent, de opheffing ervan kent, de weg kent die leidt naar de opheffing ervan,

dat is voor hem het weten van de waarheid.[46] Wegens deze waarheid die hij gezien en onderkend heeft, die aan geen tijd gebonden is, die hij bereikt en doordrongen heeft, trekt hij met betrekking tot verleden en toekomst de conclusie:

‘Alle samanas of brahmanen die in het verleden ouderdom en dood hebben begrepen, de oorsprong ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, - zij allen hebben dat helemaal op dezelfde manier begrepen, zoals ook ik het zojuist heb begrepen.

En alle samanas of brahmanen die in de toekomst ouderdom en dood zullen begrijpen, de oorsprong ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, - zij allen zullen dat helemaal op dezelfde manier begrijpen, zoals ook ik het zojuist heb begrepen.’

Dat is voor hem het weten van het (noodzakelijke) gevolg.

Monniken, wanneer nu een edele discipel dit dubbele weten gereinigd en helder bezit, het weten van de waarheid en het weten van het (noodzakelijke) gevolg: monniken, zo iemand heet een edele discipel die met (juiste) visie en met inzicht begiftigd is, die tot deze goede leer is gekomen, die deze goede leer ziet, die het inzicht van de ijverig strevende bezit, die het weten van de ijverige bezit, die met het oor van de waarheid begaafd is, een edele die het inzicht bezit dat doordringt in de hoogste waarheid, die aanklopt aan de poort van Nibbana.

        Bhikkhus, wat nu is geboorte? - Wat hier of elders het voortgebracht worden is, het in het bestaan treden, het verschijnen van de groeperingen van bestaan, het verkrijgen van de zintuiglijke organen, het geboren worden: dat heet geboorte.”

Wat nu is worden? - Er zijn drie soorten van worden: zinnelijk worden, worden met vorm en vormloos worden.

Uit de oorsprong van het worden volgt de oorsprong van geboorte; uit de opheffing van het  worden volgt opheffing van geboorte Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van geboorte, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is grijpen, inbezitname? - Er zijn vier soorten van inbezitname (grijpen): de inbezitname van de zinnelijkheid (het hechten aan zinnelijkheid), de inbezitname van meningen (het hechten aan meningen), de inbezitname van deugdzame werken (het hechten aan deugdzame werken), de inbezitname van de eigen persoonlijkheid (het hechten aan de eigen persoonlijkheid).

Uit de oorsprong van grijpen volgt de oorsprong van worden, uit de opheffing van grijpen volgt de opheffing van worden. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van worden, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is dorst? - Er zijn zes soorten van dorst: dorst naar vormen, dorst naar geluiden, dorst naar geuren, dorst naar smaken, dorst naar aanrakingen, dorst naar gedachten.

Uit de oorsprong van dorst volgt de oorsprong van grijpen; uit de opheffing van dorst volgt opheffing van grijpen. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van grijpen, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Monniken, wat is gevoel? Er zijn zes soorten van gevoel: gevoel ontstaan door contact met het oog; gevoel ontstaan door contact met het oor; gevoel ontstaan door contact met de neus; gevoel ontstaan door contact met de tong; gevoel ontstaan door contact met het lichaam; gevoel ontstaan door contact met de geest.

Uit de oorsprong van gevoel volgt de oorsprong van dorst; uit de opheffing van gevoel volgt opheffing van de dorst. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van dorst, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

        

        Wat nu is aanraking? Er zijn zes soorten van aanraking, contact: contact met het oog, contact met het oor, contact met de neus, contact met de tong, contact met het lichaam, contact met de geest.

Uit de oorsprong van aanraking volgt de oorsprong van gevoel; uit de opheffing van aanraking volgt de opheffing van gevoel. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van gevoel, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu zijn de zes bereiken of gebieden van de zintuigen? Het zijn: het gebied van het oog, het gebied van het oor, het gebied van de neus, het gebied van de tong, het gebied van het lichaam, het gebied van de geest.

Uit de oorsprong van de zes bereiken van de zintuigen volgt de oorsprong van aanraking; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van aanraking. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van aanraking, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu is naam en vorm? Gevoel, waarneming, gedachte, aanraking, oplettendheid, dat noemt men naam. De vier elementen [aarde, water, vuur en lucht] en wat door die vier elementen gevormd bestaat, dat noemt men vorm. Samen noemt men dat naam en vorm.

Uit de oorsprong van naam en vorm volgt de oorsprong van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van naam en vorm volgt opheffing van de zes bereiken van de zintuigen. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van naam en vorm, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.  

Wat nu is bewustzijn? Er zijn zes soorten van bewustzijn: oog-bewustzijn, oor-bewustzijn, neus-bewustzijn, tong-bewustzijn, lichaam-bewustzijn, geest-bewustzijn.

Uit de oorsprong van bewustzijn volgt de oorsprong van naam en vorm; uit de opheffing van bewustzijn volgt opheffing van naam en vorm. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van naam en vorm, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Wat nu zijn de formaties? Er zijn drie soorten van formaties: de formatie van het lichamelijk handelen, de formatie van het spreken, de formatie van het denken.

Uit de oorsprong van onwetendheid volgt de oorsprong van de formaties; uit de opheffing van onwetendheid volgt de opheffing van de formaties. Dat is het edele achtvoudige pad, de weg die leidt naar de opheffing van de formaties, namelijk: juiste visie, juist willen, juist taalgebruik, juist handelen, juist gedrag, juiste inspanning; juist overwegen, juiste geestelijke concentratie.

Monniken, wanneer nu een edele discipel op deze manier ouderdom en dood kent, de geboorte kent, het worden kent, het grijpen kent, de dorst kent, het gevoel kent, de aanraking kent, de zes bereiken van de zintuigen kent, naam en vorm kent, het bewustzijn kent, de formaties kent, de oorsprong ervan kent, de opheffing ervan kent, de weg kent die leidt naar de opheffing ervan,

dat is voor hem het weten van de waarheid. Wegens deze waarheid die hij gezien en onderkend heeft, die aan geen tijd gebonden is, die hij bereikt en doordrongen heeft, trekt hij met betrekking tot verleden en toekomst de conclusie:

‘Alle samanas of brahmanen die in het verleden ouderdom en dood, hebben begrepen, de oorsprong ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, - zij allen hebben dat helemaal op dezelfde manier begrepen, zoals ook ik het zojuist heb begrepen.

En alle samanas of brahmanen die in de toekomst ouderdom en dood zullen begrijpen, de oorsprong ervan, de opheffing ervan en de weg die leidt naar de opheffing ervan, - zij allen zullen dat helemaal op dezelfde manier begrijpen, zoals ook ik het zojuist heb begrepen.’

Dat is voor hem het weten van het (noodzakelijke) gevolg.

Monniken, wanneer nu een edele discipel dit dubbele weten gereinigd en helder bezit, het weten van de waarheid en het weten van het (noodzakelijke) gevolg: monniken, zo iemand heet een edele discipel die met (juiste) visie en met inzicht begiftigd is, die tot deze goede leer is gekomen, die deze goede leer ziet, die het inzicht van de ijverig strevende bezit, die het weten van de ijverige bezit, die met het oor van de waarheid begaafd is, een edele die het inzicht bezit dat doordringt in de hoogste waarheid, die aanklopt aan de poort van Nibbana.”

S.12.34. De onderwerpen van het weten (2)

Te Savatthi sprak de Verhevene: “Monniken, ik zal jullie de zevenenzeventig onderwerpen van het weten leren; luistert en let goed op, ik zal ze jullie verkondigen.” - “Jawel, Heer,” gaven de monniken opmerkzaam ten antwoord.

De Verhevene zei toen: “Monniken, de zevenenzeventig onderwerpen van het weten zijn de volgende:

Het weten dat uit de geboorte als oorzaak ouderdom en dood ontstaan; het weten dat als geboorte er niet is, ouderdom en dood er niet zijn;  het weten dat ook in het verleden uit de geboorte als oorzaak ouderdom en dood ontstonden; het weten dat, als er toen geen geboorte was, ouderdom en dood er niet waren; het weten dat ook in de toekomst uit geboorte als oorzaak ouderdom en dood zullen ontstaan; het weten dat als er dan geen geboorte is, ouderdom en dood er niet zullen zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen[47] onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit het worden als oorzaak de geboorte ontstaat; het weten dat als het worden er niet is, geboorte er niet is; het weten dat ook in het verleden uit het worden als oorzaak geboorte ontstond; het weten dat, als er toen geen worden was, geboorte er niet was; het weten dat ook in de toekomst uit het worden als oorzaak geboorte zal ontstaan; het weten dat als er dan geen worden is, er geen geboorte zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit het grijpen als oorzaak het worden ontstaat; het weten dat als het grijpen er niet is, het worden er niet is; het weten dat ook in het verleden uit het grijpen als oorzaak het worden ontstond; het weten dat, als er toen geen grijpen was, het worden er niet was; het weten dat ook in de toekomst uit het grijpen als oorzaak het worden zal ontstaan; het weten dat als er dan geen grijpen is, er geen worden zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit de dorst als oorzaak het grijpen ontstaat; het weten dat als de dorst er niet is, het grijpen er niet is; het weten dat ook in het verleden uit de dorst als oorzaak het grijpen ontstond; het weten dat, als er toen geen dorst was, het grijpen er niet was; het weten dat ook in de toekomst uit de dorst als oorzaak het grijpen zal ontstaan; het weten dat als er dan geen dorst is, er geen grijpen zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit het gevoel als oorzaak de dorst ontstaat; het weten dat als het gevoel er niet is, de dorst er niet is; het weten dat ook in het verleden uit het gevoel als oorzaak de dorst ontstond; het weten dat, als er toen geen gevoel was, de dorst er niet was; het weten dat ook in de toekomst uit het gevoel als oorzaak de dorst zal ontstaan; het weten dat als er dan geen gevoel is, er geen dorst zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit de aanraking als oorzaak het gevoel ontstaat; het weten dat als de aanraking er niet is, het gevoel er niet is; het weten dat ook in het verleden uit de aanraking als oorzaak het gevoel ontstond; het weten dat, als er toen geen aanraking was, er geen gevoel was; het weten dat ook in de toekomst uit de aanraking als oorzaak het gevoel zal ontstaan; het weten dat als er dan geen aanraking is, er geen gevoel zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak de aanraking ontstaat; het weten dat als de zes bereiken van de zintuigen er niet zijn, er geen aanraking is; het weten dat ook in het verleden uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak de aanraking ontstond; het weten dat, als er toen geen zes bereiken van de zintuigen waren, de aanraking er niet was; het weten dat ook in de toekomst uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak de aanraking zal ontstaan; het weten dat als er dan geen zes bereiken van de zintuigen zijn, er geen aanraking zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit naam en vorm als oorzaak de zes bereiken van de zintuigen ontstaan; het weten dat als naam en vorm er niet is, de zes bereiken van de zintuigen er niet zijn; het weten dat ook in het verleden uit naam en vorm als oorzaak de zes bereiken van de zintuigen ontstonden; het weten dat, als er toen geen naam en vorm was, de zes bereiken van de zintuigen er niet waren; het weten dat ook in de toekomst uit naam en vorm als oorzaak de zes bereiken van de zintuigen zullen ontstaan; het weten dat als er dan geen naam en vorm is, er geen zes bereiken van de zintuigen zullen zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit het bewustzijn als oorzaak naam en vorm ontstaat; het weten dat als het bewustzijn er niet is, naam en vorm er niet is; het weten dat ook in het verleden uit het bewustzijn als oorzaak naam en vorm ontstond; het weten dat, als er toen geen bewustzijn was, naam en vorm er niet was; het weten dat ook in de toekomst uit het bewustzijn als oorzaak naam en vorm zal ontstaan; het weten dat als er dan geen bewustzijn is, er geen naam en vorm zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit de formaties als oorzaak het bewustzijn ontstaat; het weten dat als de formaties er niet zijn, het bewustzijn er niet is; het weten dat ook in het verleden uit de formaties als oorzaak het bewustzijn ontstond; het weten dat, als er toen geen formaties waren, er geen bewustzijn was; het weten dat ook in de toekomst uit de formaties als oorzaak het bewustzijn zal ontstaan; het weten dat als er dan geen formaties zijn, er geen bewustzijn zal zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.

Het weten dat uit onwetendheid als oorzaak de formaties ontstaan; het weten dat als onwetendheid er niet is, de formaties er niet zijn; het weten dat ook in het verleden uit onwetendheid als oorzaak de formaties ontstonden; het weten dat, als er toen geen onwetendheid was, er geen formaties waren; het weten dat ook in de toekomst uit onwetendheid als oorzaak de formaties zullen ontstaan; het weten dat als er dan geen onwetendheid is, er geen formaties zullen zijn; het weten (ten slotte) dat ook dit weten van het voortbestaan van de dingen onderworpen is aan de wet van het verval, aan de wet van de vernietiging, aan de wet van het verdwijnen, aan de wet van de opheffing.”

S.12.35. Uit onwetendheid, het niet-weten als oorzaak ontstaan (1)        

Te Sāvatthī sprak de Verhevene de bhikkhus als volgt toe:

"Bhikkhus, uit het niet-weten als oorzaak ontstaan de formaties, vormingen. Uit de vormingen als oorzaak ontstaat het bewustzijn. Uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm. Uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen. Uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat de gewaarwording, het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood. Op deze wijze komt de oorsprong van de gehele massa van lijden tot stand."

"Heer wat nu is ouderdom en dood? En aan wie valt deze ouderdom en deze dood ten deel?"

"De vraag is niet juist," antwoordde de Verhevene. "Bhikkhu, als men zou zeggen: 'Wat is ouderdom en dood, en wie wederom krijgt deze ouderdom en deze dood?' - of bhikkhu, als men zou zeggen: 'Ouderdom en dood is één ding, en degene die deze ouderdom en deze dood krijgt, is een ander ding,’ dan zouden beide één en hetzelfde zijn, alleen de uitdrukking zou anders zijn. Bhikkhu, als de visie bestaat dat leven en lichaam hetzelfde zijn, dan is er geen heilig gedrag. Of bhikkhu, als de visie bestaat  dat leven één ding is en het lichaam iets anders, dan is er geen heilig gedrag. Bhikkhu, deze twee einden vermijdend, verkondigt de Tathāgata in het midden de ware leer: uit de geboorte als oorzaak ontstaat ​​ouderdom en dood.

"Heer, wat nu is de geboorte, en aan wie valt die geboorte ten deel?"

"De vraag is niet juist," antwoordde de Verhevene. "Bhikkhu, als men zou zeggen: 'Wat is geboorte, en wie wederom zal deze geboorte krijgen?' - of bhikkhu, als men zou zeggen: 'Geboorte is één ding, en degene die deze geboorte verwerft, is een ander ding,' dan zouden beide één en hetzelfde zijn, alleen de uitdrukking zou anders zijn. Bhikkhu, als de visie bestaat dat leven en lichaam hetzelfde zijn, dan is er geen heilig gedrag. Of bhikkhu, als de visie bestaat  dat leven één ding is en het lichaam iets anders, dan is er geen heilig gedrag. Bhikkhu, deze twee einden vermijdend, verkondigt de Tathāgata in het midden de ware leer: uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte.

[En verder op gelijke manier, maar hier in het kort weergegeven]

Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden.

Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen.

Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst.

Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel.

Uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking.

Uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen.

Uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm.

Uit de vormingen als oorzaak ontstaat het bewustzijn.

Uit het niet-weten als oorzaak ontstaan de formaties, vormingen.

Maar bhikkhu, na het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid zullen al zijn ontwrichtingen, vervormingen en rusteloze zijsprongen, welke het ook mogen zijn, namelijk: 'Wat is ouderdom en dood en aan wie wederom valt deze ouderdom en deze dood ten deel?' - of: ouderdom en dood zijn één ding, en degene aan wie deze ouderdom en deze dood ten deel valt, is iets anders.' - of: 'leven en lichaam zijn één en hetzelfde' - of: 'leven is één ding en het lichaam is iets anders.' - al deze ontwrichtingen, vervormingen en rusteloze zijsprongen zullen ophouden, bij de wortel worden afgesneden, uitgeroeid en vernietigd, zodat ze in de toekomst niet meer onderworpen zijn aan de wet van wedergeboorte.

Maar bhikkhu, na het volledig verdwijnen en de opheffing van onwetendheid zullen al zijn ontwrichtingen, vervormingen en rusteloze zijsprongen, welke het ook mogen zijn, namelijk: 'Wat is geboorte - worden - grijpen -  dorst - gewaarwording - aanraking - het bereik van de zes zintuigen - naam en vorm - bewustzijn, - of: wat zijn de vormingen en aan wie wederom vallen deze vormingen ten deel?' - of: de vormingen zijn één ding, en degene aan wie deze vormingen ten deel vallen, is iets anders,' of: 'leven en lichaam zijn één en hetzelfde' - of: 'leven is één ding en het lichaam is iets anders.' - al deze ontwrichtingen,  vervormingen en rusteloze zijsprongen zullen ophouden, bij de wortel worden afgesneden, uitgeroeid en vernietigd, zodat ze in de toekomst niet meer onderworpen zijn aan de wet van wedergeboorte.”

 

S.12.36. Uit onwetendheid, het niet-weten als oorzaak ontstaan (2)

        Dit sutta verschilt van het voorgaande alleen in zoverre dat de uitleg door de Boeddha gericht is tot alle bhikkhus en dat hij zelf de verkeerde visies aangeeft en weerlegt.

S.12.37. Niet jullie toebehorend [oorzakelijk ontstaan]

Te Savatthi sprak de Verhevene:

“Monniken, dit lichaam behoort jullie niet toe, noch behoort het anderen toe.

Dit lichaam is te verstaan als het vroegere kamma,[48] door daden voortgebracht, door denken voortgebracht, door gevoel voortgebracht.

Daarom overweegt een onderwezen edele volgeling de wet van het oorzakelijk ontstaan, namelijk: als dit is, volgt dat; uit het ontstaan van het ene volgt het ontstaan van het andere. Als dat niet is, volgt dat niet; uit de opheffing van het ene volgt de opheffing van het andere. Dat wil zeggen, uit onwetendheid als oorzaak ontstaan de vormingen. Uit de vormingen als oorzaak ontstaat het bewustzijn. Uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm. Uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen. Uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat de gewaarwording, het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood. Op deze wijze komt de oorsprong van de gehele massa van lijden tot stand."

Op zo'n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand. Maar uit het volledige verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de vormingen; uit de opheffing van de vormingen volgt opheffing van het bewustzijn; uit de opheffing van het bewustzijn ontstaat opheffing van naam en vorm; uit de opheffing van naam en vorm ontstaat opheffing van de zes bereiken van de zintuigen; uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen ontstaat opheffing van aanraking; uit de opheffing van aanraking ontstaat opheffing van gevoel; uit de opheffing van gevoel ontstaat opheffing van de dorst; uit de opheffing van de dorst ontstaat opheffing van het grijpen; uit de opheffing van het grijpen ontstaat opheffing van het worden; uit de opheffing van het worden ontstaat opheffing van geboorte; uit de opheffing van geboorte ontstaat opheffing van ouderdom en dood.

Op zo'n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.”

S.12.38. Het denken (1)

Te Savatthi sprak de Verhevene:

“Monniken, wat iemand denkt, en wat hij van plan is, en waarbij hij volhardt (blijft), daarmee ontstaat een basis voor het voortbestaan van het bewustzijn.[49]

Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op. Wanneer het bewustzijn voortbestaat en toeneemt, dan doet zich voor de toekomst wedergeboorte en nieuw bestaan voor. Wanneer voor de toekomst wedergeboorte en nieuw bestaan aanwezig zijn, dan ontstaan voor de toekomst geboorte, ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Wanneer iemand niet denkt en niets van plan is, maar wel bij de dingen blijft, dan ontstaat daarmee een basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op. Wanneer het bewustzijn voortbestaat en toeneemt, dan doet zich voor de toekomst wedergeboorte en nieuw bestaan voor. Wanneer voor de toekomst wedergeboorte en nieuw bestaan aanwezig zijn, dan ontstaan voor de toekomst geboorte, ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Maar wanneer iemand niet denkt en niets van plan is, en ook niet bij de dingen blijft, dan ontstaat daarmee geen basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer geen basis aanwezig is, komt er geen voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer het bewustzijn niet voortduurt en niet toeneemt, dan treedt voor de toekomst geen wedergeboorte en geen nieuw bestaan in. Wanneer wedergeboorte en nieuw bestaan niet aanwezig zijn, dan worden voor de toekomst geboorte, ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

S.12.39. Het denken (2)

Te Savatthi sprak de Verhevene:

"Monniken, wat iemand denkt, en wat hij van plan is, en waarbij hij volhardt (blijft), daarmee ontstaat een basis voor het voortbestaan van het bewustzijn.

Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op. Wanneer het bewustzijn voortbestaat en toeneemt, dan openbaart zich naam en vorm.

Uit naam en vorm als voorwaarde ontstaan de zes bereiken van de zintuigen. Uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Monniken, wanneer iemand niet denkt en niets van plan is, maar wel bij de dingen blijft, dan ontstaat daarmee een basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op. Wanneer het bewustzijn voortbestaat en toeneemt, dan verschijnt naam en vorm.

Uit naam en vorm als voorwaarde ontstaan de zes bereiken van de zintuigen. Uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Maar wanneer iemand niet denkt en niets van plan is, en ook niet bij de dingen blijft, dan ontstaat daarmee geen basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer geen basis aanwezig is, komt er geen voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer het bewustzijn niet voortduurt en niet toeneemt, dan verschijnt naam en vorm niet.

Uit de opheffing van naam en vorm volgt opheffing van de zes bereiken van de zintuigen. Uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van de aanraking. Uit de opheffing van de aanraking volgt opheffing van het gevoel. Uit de opheffing van het gevoel volgt opheffing van de dorst. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.”

S.12.40. Het denken (3)

Te Savatthi sprak de Verhevene:

“Monniken, wat iemand denkt, en wat iemand van plan is, en waarbij hij volhardt (blijft), daarmee ontstaat een basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op. Wanneer het bewustzijn voortbestaat en toeneemt, dan openbaart zich toeneiging[50] (naar de dingen). Wanneer toeneiging aanwezig is, ontstaat komen en gaan. Wanneer komen en gaan aanwezig is, ontstaat uittreden en weer ontstaan. Wanneer uittreden en weer ontstaan aanwezig is, ontstaan voor de toekomst geboorte, ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop. Op die manier komt de oorsprong van de hele massa van dukkha, lijden tot stand.

Wanneer iemand echter niet denkt, en niets van plan is, maar toch bij de dingen blijft, dan ontstaat daarmee een basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer een basis aanwezig is, treedt voortbestaan van het bewustzijn op.

Wanneer het bewustzijn voortduurt en toeneemt, dan openbaart zich toeneiging (tot de dingen). Wanneer toeneiging aanwezig is, ontstaat komen en gaan. Wanneer komen en gaan aanwezig is, ontstaat beëindigen en weer ontstaan. Wanneer beëindigen en weer ontstaan aanwezig is, dan ontstaat voor de toekomst geboorte, ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop. Op die manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Maar wanneer iemand niet denkt en niets van plan is, en ook niet bij de dingen blijft, dan ontstaat daarmee geen basis voor het voortbestaan van het bewustzijn. Wanneer geen basis aanwezig is, dan openbaart zich geen voortbestaan van het bewustzijn.

Wanneer het bewustzijn niet voortduurt en niet toeneemt, dan openbaart zich geen toeneiging (tot de dingen). Wanneer geen toeneiging aanwezig is, ontstaat geen komen en gaan. Wanneer komen en gaan niet aanwezig is, ontstaat geen beëindigen en weer ontstaat. Wanneer beëindigen en weer ontstaan niet aanwezig is, dan worden voor de toekomst geboorte, ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag, droefheid en wanhoop opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

S.12. 41-50 Nidāna-Samyutta - Van de oorzaken

Gahapativagga – van het gezinshoofd

S.12.41. Stroomintrede

De Boeddha:

Wanneer een edele volgeling de vijfvoudige vrees en vijandigheid heeft overwonnen, en met de vier kenmerken van de stroomintrede is voorzien, en de edele methode[51] met het verstand goed heeft gezien en volledig heeft doordrongen, dan kan hij wanneer hij dat wenst, van zichzelf zeggen: 'Verwijderd is voor mij de hel, verwijderd is voor mij wedergeboorte als dier, verwijderd is voor mij de sfeer van de ongelukkige geesten, verwijderd is voor mij een lage vorm van bestaan, een smartelijk bestaan en verdoemenis. Ik ben iemand die in de stroom is ingetreden. Het is onmogelijk voor mij om terug te vallen in de verdoemenis. Ik ben veilig; de volmaakte Verlichting is mijn doel.'

Welke vijfvoudige vrees en vijandigheid heeft hij overwonnen?

1. De angst en vijandigheid die iemand die levende wezens doodt, voor het tegenwoordige leven teweegbrengt ten gevolge van het doden. En de angst en vijandigheid die iemand voor het toekomstige bestaan teweegbrengt evenals het geestelijke leed en het verdriet dat hij daarbij voelt.

Deze angst en vijandigheid heeft degene die zich onthoudt van het doden van levende wezens, dan overwonnen.

2. De angst en vijandigheid die iemand die iets neemt wat niet gegeven is, voor het tegenwoordige leven teweegbrengt ten gevolge van het stelen. En de angst en vijandigheid die iemand voor het toekomstige bestaan teweegbrengt evenals het geestelijke leed en het verdriet die hij daarbij voelt.

Deze angst en vijandigheid heeft degene die zich onthoudt van stelen dan overwonnen.

3. De angst en vijandigheid die iemand die seksueel niet goed handelt,[52] voor het tegenwoordige leven teweegbrengt ten gevolge van seksueel onjuist gedrag. En de angst en vijandigheid die iemand voor het toekomstige bestaan teweegbrengt evenals het geestelijke leed en het verdriet dat hij daarbij voelt.

Deze angst en vijandigheid heeft degene die zich onthoudt van seksueel onjuist gedrag dan overwonnen.

4. De angst en vijandigheid die iemand die liegt voor het tegenwoordige leven teweegbrengt ten gevolge van het liegen. En de angst en vijandigheid die iemand voor het toekomstige bestaan teweegbrengt evenals het geestelijke leed en het verdriet dat hij daarbij voelt.

Deze angst en vijandigheid heeft degene die zich onthoudt van liegen dan overwonnen.

5. De angst en vijandigheid die iemand die alcoholische dranken geniet, voor het tegenwoordige leven teweegbrengt ten gevolge van het genot van alcoholische dranken. En de angst en vijandigheid die iemand voor het toekomstige bestaan teweegbrengt evenals het geestelijke leed en het verdriet dat hij daarbij voelt.

Deze angst en vijandigheid heeft degene die zich onthoudt van het genot van alcoholische drank, dan overwonnen.

Deze vijfvoudige angst en vijandigheid heeft hij dan overwonnen.

En met welke vier kenmerken van stroomintrede is hij dan voorzien?

Een edele volgeling is voorzien van het op ervaring gebaseerde vertrouwen in de Boeddha, in de Dhamma en in de (Ariya)Sangha, namelijk zo: ‘Waarlijk, de Verhevene is heilig, volledig verlicht, volmaakt in kennis en volmaakt in gedrag. Hij is gezegend, een kenner van de werelden. Hij is de onvergelijkbare leider van mensen die bedwongen moeten worden en van mensen die volgzaam zijn. Hij is de leraar van goden en van mensen. Hij is de Ontwaakte en Verhevene.’

       

‘Duidelijk uitgelegd is de leer door de Verhevene; hier en nu op juistheid te controleren; met onmiddellijk resultaat. Ze nodigt iedereen uit om alles zelf te testen; ze leidt naar Nibbāna. Ze is te begrijpen door de wijze, ieder voor zichzelf.’

‘Van goed gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van oprecht gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van wijs gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Van plichtsgetrouw gedrag is de Orde van de discipelen van de Gezegende. Deze Orde van de discipelen van de Gezegende – namelijk de vier paren van personen, de acht soorten individuen – is offergaven waard, is gastvrijheid waard, is geschenken waard, is waard eerbiedig gegroet te worden, is een onvergelijkbaar veld van verdienste voor de wereld.’

       

Verder is hij voorzien van de deugden van zedelijk goed gedrag, welke deugden door de edelen hoog geprezen worden. Die deugden maken vrij, worden van buiten niet beïnvloed, ze leiden naar geestelijke concentratie.

Verder overweegt hij met het verstand de edele methode en heeft die volledig doordrongen, namelijk de wet van oorzakelijk ontstaan.

Als dit is, volgt dat; als dit niet is, volgt dat niet. (etc).

Wanneer iemand deze vijfvoudige angst en vijandigheid heeft overwonnen, en wanneer hij met die vier kenmerken van stroomintrede is voorzien, en wanneer hij deze edele methode met het verstand goed heeft gezien en volledig heeft doordrongen, dan kan hij, wanneer hij dat wenst, van zichzelf beweren: 'Verwijderd is voor mij de hel, verwijderd is voor mij wedergeboorte als dier, verwijderd is voor mij de sfeer van de ongelukkige geesten, verwijderd is voor mij een lage vorm van bestaan, een smartelijk bestaan en verdoemenis. Ik ben iemand die in de stroom is ingetreden. Het is onmogelijk voor mij om terug te vallen in de verdoemenis. Ik ben veilig; de volmaakte Verlichting is mijn doel.'

S.12.43. Het lijden

De oorsprong van het lijden en het beëindigen ervan is als volgt.

De oorsprong van het lijden:

Ten gevolge van het oog (het zien) en de zichtbare vormen ontstaat het zien-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden.

Ten gevolge van het oor (het horen) en de geluiden ontstaat het hoor-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden.

Ten gevolge van de neus (het ruiken) en de geuren ontstaat het ruik-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden.        

Ten gevolge van de tong (het proeven) en de smaken ontstaat het smaak-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden.

Ten gevolge van het lichaam (het voelen, aanraken) en de voelbare (aan te raken) voorwerpen ontstaat het aanrakingsbewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden.

Ten gevolge van de geest (het denken) en de gedachten ontstaat het denk-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden.

De beëindiging van het lijden:

Ten gevolge van het zien en de zichtbare vormen ontstaat het zien-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag (etc) opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand. Dat is het beëindigen van lijden.

Evenzo met horen en geluiden en hoorbewustzijn; evenzo met ruiken en geuren en ruikbewustzijn; evenzo met proeven en smaken en smaakbewustzijn; evenzo met voelen en voelbare voorwerpen en aanrakingsbewustzijn; evenzo met denken en gedachten en denkbewustzijn. - De verbinding van de drie is contact. Uit contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag (etc) opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand. Dat is het beëindigen van lijden.

S.12.44. De wereld

De oorsprong van de wereld en de ondergang ervan.

Ten gevolge van het zien en de zichtbare vormen ontstaat zien-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag en wanhoop. Dat is de oorsprong van de wereld.

Ten gevolge van het oog (het zien) en de zichtbare vormen ontstaat het zien-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden, de oorsprong van de wereld.

Ten gevolge van het oor (het horen) en de geluiden ontstaat het hoor-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden, de oorsprong van de wereld.

Ten gevolge van de neus (het ruiken) en de geuren ontstaat het ruik-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden, de oorsprong van de wereld.

Ten gevolge van de tong (het proeven) en de smaken ontstaat het smaak-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden, de oorsprong van de wereld.

Ten gevolge van het lichaam (het voelen, aanraken) en de voelbare (aan te raken) voorwerpen ontstaat het aanrakingsbewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden, de oorsprong van de wereld.

Ten gevolge van de geest (het denken) en de gedachten ontstaat het denk-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Dat is de oorsprong van het lijden, de oorsprong van de wereld.

De beëindiging van het lijden:

Ten gevolge van het zien en de zichtbare vormen ontstaat het zien-bewustzijn. De verbinding van de drie is contact. Uit contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geweeklaag (etc) opgeheven. Op die manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand. Dat is het beëindigen van lijden.

Evenzo met horen en geluiden, ruiken en geuren, proeven en smaken, voelen en voelbare voorwerpen, denken en gedachten.

S.12.45. Nātika

De Verhevene vertoefde eens in het dorp Natika, in het huis van bakstenen.

Hij overlegde er [zoals toen gebruikelijk hardop] als volgt:

Ten gevolge van het zien en de zichtbare vormen ontstaat het bewustzijn van het zien. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat geboorte. Uit geboorte ontstaan ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het horen en de geluiden ontstaat het bewustzijn van het horen. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat geboorte. Uit geboorte ontstaan ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het ruiken en de geuren ontstaat het bewustzijn van het ruiken. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat geboorte. Uit geboorte ontstaan ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het proeven en de smaken ontstaat het bewustzijn van het proeven. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat geboorte. Uit geboorte ontstaan ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het voelen, aanraken en de voelbare voorwerpen ontstaat het bewustzijn van het voelen. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat geboorte. Uit geboorte ontstaan ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het denken en de gedachten ontstaat het bewustzijn van het denken. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat geboorte. Uit geboorte ontstaan ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het zien en de zichtbare vormen ontstaat het bewustzijn van het zien. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het horen en de geluiden ontstaat het bewustzijn van het horen. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het ruiken en de geuren ontstaat het bewustzijn van het ruiken. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het proeven en de smaken ontstaat het bewustzijn van het proeven. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

 

Ten gevolge van het aanraken en de voelbare voorwerpen ontstaat het bewustzijn van het aanraken. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

Ten gevolge van het denken en de gedachten ontstaat het bewustzijn van het denken. De verbinding van de drie is het contact. Uit het contact als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van die dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorg, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.”

Een bhikkhu stond in de buurt en hoorde wat de Boeddha overlegde.

De Boeddha zag hem en zei: “Leer deze uitleg van buiten. Ze strekt tot heil en zegen; ze leidt binnen in het pad van heiligheid.”

S.12.46. Oorzakelijk ontstaan

Te Savatthi. Een brahmaan vroeg aan de Verhevene: “Heer, is het dezelfde die de handeling verricht en de gevolgen ervan ondervindt, of ondervindt iemand anders de gevolgen?”

Voor het antwoord, vgl. S.12.17.

Verder gevolgd door oorzakelijk ontstaan in directe en omgekeerde volgorde.

S.12.47. Oorzakelijk ontstaan

Te Savatthi. De brahmaan Jānussoni vroeg eens aan de Verhevene: “Heer, is alles  of is niet alles?” - De Boeddha gaf ten antwoord: “Als men beweert dat alles is, dat is het ene einde. En als men beweert dat alles niet is  dat is het andere einde. De Tathagata vermijdt beide einden verkondigt de ware leer van het midden: Uit onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties (etc).

Dan volgt de wet van oorzakelijk ontstaan in directe en omgekeerde volgorde.

         De brahmaan Jānussoni nam zijn toevlucht tot de Boeddha, Dhamma  en Ariyasangha en werd een lekenvolgeling.

S.12.48. Oorzakelijk ontstaan

Te Savatthi. Een brahmaan (een sofist) ging naar de Verhevene en vroeg ongeveer hetzelfde als in voorgaande leerrede.

Het antwoord van de Boeddha was gelijk aan het antwoord in voorgaande leerrede, gevolgd door de keten van oorzakelijk ontstaan in directe en omgekeerde volgorde.

De brahmaan werd een lekenvolgeling van de Boeddha.

S.12.49. [oorzakelijk ontstaan]

Te Savatthi.

Wie oorzakelijk ontstaan en oorzakelijk vergaan overeenkomstig de werkelijkheid inziet, die heet een edele volgeling(e), iemand met juist inzicht, iemand die het weten van de ijverige heeft. Hij klopt aan aan de poort van Nibbana.

S.12.50. oorzakelijk ontstaan

Te Savatthi.

(oorzakelijk ontstaan)

Dit sutta verschilt van het voorgaande slechts hierin dat in sutta S.12.49 de keten van oorzakelijkheid begint met viññāna, het bewustzijn, terwijl in sutta S.12.50 onwetendheid als de eerste schakel in die keten genoemd wordt.

Rukkhavagga – van de boom

S.12.51. Oorzakelijk ontstaan en kamma [nibbana]

“Wanneer een onwetend persoon vormingen (wilsacties) teweegbrengt, die verdienstelijk zijn, dan is dat bewustzijn met verdienste voorzien.

Wanneer een onwetend persoon vormingen teweegbrengt die niet verdienstelijk zijn, dan is dat bewustzijn met niet-verdienste voorzien.

Wanneer die persoon vormingen teweegbrengt waar evenwicht (van verdienste en niet-verdienste) bestaat, dan is dat bewustzijn met evenwicht voorzien.

Wanneer echter bij iemand de onwetendheid is opgeheven en het weten is ontstaan, dan brengt hij ten gevolge daarvan geen verdienstelijke vormingen teweeg. Hij brengt geen niet-verdienstelijke vormingen teweeg; en hij brengt geen vormingen teweeg waarin evenwicht bestaat.

Wanneer hij niet door daden vormingen teweegbrengt en niet door denken vormingen teweegbrengt, dan grijpt hij niets in de wereld. Wanneer hij niets grijpt, ondervindt hij geen dorst. Wanneer hij geen dorst ondervindt, treedt hij uit eigen kracht binnen in het Nibbana. Hij ziet in: vernietigd is de geboorte; het heilige leven is geleefd; voltooid is wat gedaan moest worden; niets meer heb ik voortaan te maken met het wereldse bestaan.

Wanneer hij een gevoel vol begeerte ondervindt, dan ziet hij in dat het niet blijvend is, dat het vergankelijk is. Hij ziet in dat dat gevoel er geen is waaraan men hecht, geen waaraan men vreugde heeft.

Wanneer hij een gevoel met pijn ondervindt, dan ziet hij in dat het gevoel niet blijvend is, dat het vergankelijk is. Hij ziet in dat men er niet aan hecht, dat men er geen vreugde aan heeft.

Wanneer hij een gevoel ondervindt dat niet vol pijn noch vol begeerte is, dan ziet hij in dat het gevoel niet blijvend is, dat het vergankelijk is. Hij ziet in dat men er niet aan hecht, dat men er geen vreugde aan heeft.

Wanneer hij een gevoel vol begeerte ondervindt, dan ondervindt hij dat als iemand die [van de wereld] losgemaakt is.[53] Evenzo met een pijnlijk gevoel en met een gevoel dat niet pijnlijk noch vol begeerte is. Hij ondervindt dat alles als iemand die van de wereld losgemaakt is.

Wanneer hij een gevoel ondervindt dat de lichaamskrachten ten einde gaan, dan ziet hij in dat hij een dergelijk gevoel heeft.

Wanneer hij een gevoel ondervindt dat het leven ten einde gaat, dan ziet hij dat gevoel in. Hij ziet in dat na het beëindigen van het leven al zijn gevoelens waaraan hij geen vreugde had, ten gevolge van de oplossing van het lichaam koud zullen worden; hij ziet in dat alleen de lichamelijke bestanddelen over zullen blijven.

Iemand bij wie de wereldse invloeden vernietigd zijn, zal geen formaties meer teweegbrengen die verdienstelijk, of niet-verdienstelijk of in evenwicht zijn.

Wanneer helemaal geen formaties aanwezig zijn, zal er – na opheffing van de formaties – geen bewustzijn meer verschijnen.

Wanneer helemaal geen bewustzijn aanwezig is, zal er – na opheffing van het bewustzijn – geen naam en vorm verschijnen.

Wanneer naam en vorm helemaal niet aanwezig is, zal – na opheffing van naam en vorm – het bereik van de zes zintuigen niet verschijnen.

Wanneer het bereik van de zes zintuigen helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van het bereik van de zes zintuigen – geen contact, aanraking verschijnen.

Wanneer aanraking, contact helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van de aanraking – geen gevoel verschijnen.

Wanneer gevoel helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van gevoel – geen dorst verschijnen.

Wanneer dorst helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van de dorst – geen grijpen verschijnen.

Wanneer grijpen helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van het grijpen – geen worden verschijnen.

Wanneer worden helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van het worden – geen geboorte verschijnen.

Wanneer geboorte helemaal niet aanwezig is, zal er – na opheffing van geboorte – geen ouderdom en dood verschijnen.”

De Boeddha sluit dan af met de woorden: "Zo is dat. Gelooft mij, hebt vertrouwen. Koestert geen twijfel eraan en hebt geen bezwaar. Dit is het einde van het lijden."

S.12.52 [oorzakelijk ontstaan]

Te Sāvatthi. De Boeddha sprak er: “Bij degene die het aangename van de dingen die met het grijpen samenhangen, in het oog heeft, neemt de dorst toe. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer, wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Bij degene die het schadelijke van de dingen die met het grijpen samenhangen, in het oog heeft, wordt de dorst opgeheven. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt er een einde aan de hele massa van lijden.

Het is zoals wanneer men van veel hout een vuur maakt en een man gooit er van tijd tot tijd droge koemest of droog hout op. Dan zal dat vuur lang branden omdat er voedingsstof voor het vuur toegevoegd wordt.

Maar als men geen voedingsstof van koemest of droog hout toevoegt, dan zal dat vuur uitdoven.

S.12.53. [oorzakelijk ontstaan]

Te Sāvatthi. De Boeddha sprak er: “Bij degene die het aangename van de dingen die met het grijpen samenhangen, in het oog heeft, neemt de dorst toe. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer, wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Bij degene die het schadelijke van de dingen die met het grijpen samenhangen, in het oog heeft, wordt de dorst opgeheven. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt er een einde aan de hele massa van lijden.

Zoals wanneer een olielamp brandt vanwege de olie en de lampenpit en een man giet regelmatig olie erbij en voegt nieuwe lampenpit toe. Dan zal die lamp lang branden omdat er voedingsstof toegevoegd wordt. Maar als er geen voedingsstoffen meer toegevoegd worden, zal die lamp uitdoven.

S.12.54-56. oorzakelijk ontstaan

Te Sāvatthi. (inhoud gelijk aan S.12.52 en 53, maar andere vergelijkingen).

S.12.57 [oorzakelijk ontstaan]

Te Sāvatthi. De Boeddha sprak er: “Bij degene die het aangename van de dingen die met de boeien samenhangen, in het oog heeft, neemt de dorst toe. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, die met de boeien samenhangen, in het oog heeft, wordt de dorst opgeheven. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt er een einde aan de hele massa van lijden.

S.12.58. [oorzakelijk ontstaan]

Te Sāvatthi. De Boeddha sprak er: “Bij degene die het aangename van de dingen die met de boeien samenhangen, in het oog heeft, verschijnt naam en vorm. Uit naam en vorm als oorzaak ontstaat het bereik van de zes zintuigen. Uit het bereik van de zes zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer, wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Bij degene die het schadelijke van de dingen die met de boeien samenhangen, in het oog heeft, verschijnt naam en vorm niet. Uit de opheffing van naam en vorm volgt de opheffing van het bereik van de zes zintuigen.

Uit de opheffing van het bereik van de zes zintuigen volgt de opheffing van de aanraking. Uit de opheffing van de aanraking volgt de opheffing van het gevoel. Uit de opheffing van het gevoel volgt de opheffing van de dorst. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt er een einde aan de hele massa van lijden.

S.12.59. [oorzakelijk ontstaan]

Te Sāvatthi. De Boeddha sprak er: “Bij degene die het aangename van de dingen die met de boeien samenhangen, in het oog heeft, verschijnt bewustzijn. Uit bewustzijn als oorzaak ontstaat het bereik van de zes zintuigen. Uit het bereik van de zes zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking. Uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel. Uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen. Uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden. Uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte. Uit de geboorte als oorzaak ontstaan ouderdom en dood, pijn, leed, gejammer, wanhoop. Op die manier komt de hele massa van lijden tot stand.

Bij degene die het schadelijke van de dingen die met de boeien samenhangen, in het oog heeft, verschijnt bewustzijn niet. Uit de opheffing van bewustzijn volgt de opheffing van het bereik van de zes zintuigen.

Uit de opheffing van het bereik van de zes zintuigen volgt de opheffing van de aanraking. Uit de opheffing van de aanraking volgt de opheffing van het gevoel. Uit de opheffing van het gevoel volgt de opheffing van de dorst. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt er een einde aan de hele massa van lijden.

S.12.60. [oorzakelijk ontstaan]

Eens verbleef de Verhevene in het land van de Kurus[54] in het dorp met naam Kammāsadamma. De eerwaarde Ānanda ging er naar de Verhevene toe en zei: “Wonderbaarlijk, onvergelijkbaar hoe diep deze wet van oorzakelijk ontstaat is. Toch komt ze mij heel helder voor.”

De Boeddha antwoordde: “Ānanda, diep is deze wet van oorzakelijk ontstaan. Ten gevolge van het niet begrijpen ervan is dit geslacht in de war geraakt zoals een verwaarloosd stuk weefsel of een knot garen vol knopen. Daarom komt dit geslacht niet uit boven de lage vorm van bestaan, bestaan vol leed, verdoemenis, kringloop der wedergeboorten.

Bij degene die het aangename van de dingen die met het grijpen samenhangen, in het oog heeft, neemt de dorst toe. Uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen.

Bij degene die het schadelijke van de dingen die met het grijpen samenhangen, in het oog heeft, wordt de dorst opgeheven. Uit de opheffing van de dorst volgt opheffing van het grijpen. Uit de opheffing van het grijpen volgt opheffing van het worden. Uit de opheffing van het worden volgt opheffing van de geboorte. Door opheffing van geboorte worden ouderdom en dood, pijn, leed, geklaag, gejammer en wanhoop opgeheven. Op die manier komt er een einde aan de hele massa van lijden.

Mahāvagga – het grote gedeelte

S.12.61. [nibbana]

Te Savatthi, in het Jetavana.

Een niet onderwezen gewoon mens (d.w.z. iemand die de stroom nog niet heeft betreden) kan t.o.v. het lichaam dat uit de vier elementen aarde, water, vuur en lucht gevormd is, een afkeer koesteren. Hij kan er onverschillig tegen worden, kan zich ervan losmaken.

En waarom? – Omdat men aan dit lichaam dat uit de vier grove elementen gevormd is, toename en afname ziet, groter en kleiner worden. Daarom kan men er een afkeer van krijgen.

Maar wat denken genoemd wordt en geest en bewustzijn, daartegen is een niet onderwezen gewoon mens niet in staat afkeer te koesteren, onverschillig ertegen te worden, is niet in staat zich ervan los te maken.

En waarom? – Omdat de niet onderwezen gewone mens lange tijd ernaar heeft gestreefd, gewenst, verlangd: 'Dat behoort mij toe, dat ben ik, dat is mijn zelf.'        

Men kan beter het lichaam als zelf aannemen, maar niet het denken.

En waarom? – Men ziet dat het lichaam ééen jaar, twee jaren, 3 – 4 – 5 -10 – 20 – 50 – 80 - 100 jaren of nog langer bestaat. Maar wat denken genoemd wordt en geest en bewustzijn, daar ontstaat 's nachts en overdag het ene en iets anders wordt opgeheven.[55]

Zoals een aap een tak grijpt en weer loslaat en een andere tak grijpt. Evenzo is het met denken, geest en bewustzijn. Het ene ontstaat en het andere wordt opgeheven.

Maar een onderwezen vrome volgeling overweegt de wet van oorzakelijk ontstaan goed en grondig. Als dit is, volgt dat; uit het ontstaan van het ene volgt het ontstaan van het andere. Als dit niet is, volgt dat niet.

Uit de opheffing van het ene volgt de opheffing van het andere. D.w.z. uit onwetendheid als oorzaak ontstaan de formaties. (etc)

Op zo'n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

Uit het volledige verdwijnen en de opheffing van onwetendheid volgt opheffing van de formaties. Uit de opheffing van de formaties volgt opheffing van het bewustzijn (etc).

Op zo'n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.

Wanneer een onderwezen vrome volgeling zo ziet, dan vat hij afkeer tegen de vorm, vat afkeer tegen het gevoel, vat afkeer tegen de waarneming, vat afkeer tegen de formaties, vat afkeer tegen het bewustzijn.

En wanneer hij afkeer vat, wordt hij kalm, koel, en ten gevolge van de kalmte maakt hij zich los.

Wanneer hij zich losgemaakt heeft, ontstaat in hem het inzicht: 'ik heb me losgemaakt.' Hij ziet in dat geboorte vernietigd is, dat het heilige leven geleefd is. Voltooid is wat te doen was; niets meer heeft hij verder te maken met werelds bestaan.

S.12.62. [contact]

Te Savatthi.

Ten gevolge van een aanraking met iets dat vol begeerte te ervaren is, ontstaat een gevoel vol begeerte. Na opheffing van die aanraking met iets dat vol begeerte is, zal ook het gevoel dat door aanraking is ontstaan, worden opgeheven.

Ten gevolge van contact met iets dat smartelijk te ervaren is, ontstaat een smartelijk gevoel. Na opheffing van dat contact met wat als smartelijk te ervaren is, wordt ook het gevoel dat door dat contact veroorzaakt wordt, opgeheven.

Ten gevolge van een contact met iets dat niet aangenaam en niet onaangenaam te ervaren is, ontstaat een niet aangenaam noch onaangenaam gevoel. Na opheffing van dat contact wordt ook het gevoel dat door dat contact veroorzaakt is, opgeheven.

S.12.63. voedingsstoffen. 1

Er zijn vier voedingsstoffen voor wezens die al geboren zijn en voor wezens die naar geboorte zoeken, namelijk

(1) Eetbare spijzen moeten worden beschouwd als vlees van de eigen zoon. Men moet die spijzen eten zonder er vreugde en genot aan te hebben; maar alleen tot behoud van het lichaam.

Wanneer eetbare spijs juist is onderkend, is ook de begeerte naar de vijfvoudige zintuiglijke genietingen juist onderkend. Wanneer de begeerte naar de vijfvoudige genietingen juist is onderkend, dan zijn er ook geen boeien waardoor een vrome volgeling weer in deze wereld zou terugkeren.

(2) Aanraking moet worden beschouwd als de open gescheurde huid van een koe. Steeds heeft die koe last van diertjes die in en aan de huid eten.

Wanneer het voedsel aanraking juist is onderkend, zijn ook de drie vormen van gevoel juist onderkend. Wanneer de drie vormen van gevoel juist zijn onderkend, dan is er voor de vrome volgeling niets meer te doen.

(3) Het denken van de geest moet beschouwd worden als een diepe kuil met gloeiende kolen. Men doet alle moeite om er niet in te vallen.

Wanneer het voedsel denken van de geest juist is onderkend, zijn ook de drie vormen van dorst juist onderkend. Wanneer de drie vormen van dorst juist zijn onderkend, dan is er voor de vrome volgeling niets meer te doen.

(4) Bewustzijn moet beschouwd worden als de pijnlijke straf voor een misdadiger.

Wanneer het voedsel bewustzijn juist is onderkend, is ook naam en vorm juist onderkend. Wanneer naam en vorm juist is onderkend, dan is er voor de vrome volgeling niets meer te doen.

S.12.64. voedingsstoffen. 2

Er zijn vier voedingsstoffen voor wezens die al geboren zijn en voor wezens die naar geboorte zoeken, namelijk

Wanneer begeerte naar het voedsel eetbare spijs aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen.[56] Waar het bewustzijn een steunpunt gevonden heeft en tot groei gekomen is, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. Waar wedergeboorte en nieuw bestaan komen, daar verschijnt geboorte, ouderdom en dood. Waar geboorte, ouderdom en dood zijn, dat is met pijn verbonden, met angst en met wanhoop.

Wanneer begeerte naar het voedsel aanraking aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. Waar wedergeboorte en nieuw bestaan komen, daar verschijnt geboorte, ouderdom en dood. Waar geboorte, ouderdom en dood zijn, dat is met pijn verbonden, met angst en met wanhoop.

Wanneer begeerte naar het voedsel denken van de geest aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. Waar wedergeboorte en nieuw bestaan komen, daar verschijnt geboorte, ouderdom en dood. Waar geboorte, ouderdom en dood zijn, dat is met pijn verbonden, met angst en met wanhoop.

Wanneer begeerte naar het voedsel bewustzijn aanwezig is, wanneer vreugde eraan aanwezig is, wanneer dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn een steunpunt gevonden en is het tot groei gekomen. Waar het bewustzijn een steunpunt heeft gevonden en tot groei is gekomen, daar verschijnt naam en vorm. Waar naam en vorm verschijnt, daar vindt vermeerdering van de formaties plaats. Waar vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt wedergeboorte en nieuw bestaan. Waar wedergeboorte en nieuw bestaan komen, daar verschijnt geboorte, ouderdom en dood. Waar geboorte, ouderdom en dood zijn, dat is met pijn verbonden, met angst en met wanhoop.

Wanneer naar eetbare spijs, naar aanraking, naar denken van de geest en naar bewustzijn geen begeerte aanwezig is, wanneer geen vreugde eraan aanwezig is, wanneer geen dorst ernaar aanwezig is, dan heeft het bewustzijn geen steunpunt gevonden en is niet tot groei gekomen. Waar het bewustzijn geen steunpunt heeft gevonden en niet tot groei is gekomen, daar verschijnt geen naam en vorm. Waar naam en vorm niet verschijnt, daar vindt geen vermeerdering van de formaties plaats. Waar geen vermeerdering van de formaties plaatsvindt, daar komt geen wedergeboorte en nieuw ontstaan. Waar geen wedergeboorte en nieuw bestaan komen, daar komen geen geboorte, ouderdom en dood. Waar geen geboorte, ouderdom en dood zijn, dat is vrij zijn van pijn, angst, wanhoop.

S.12.65. De stad 

Thema nagenoeg gelijk aan S.12.4. Alleen spreekt daar de Boeddha Vipassin, en hier spreekt de Boeddha Gotama.

S.12.66. Overweging

Eens verbleef de Verhevene in het land van de Kurus, in de plaats Kammāsadamma. Hij vroeg er aan de monniken of zij innerlijke overwegingen beoefenden. Een monnik vertelde hoe hij innerlijke overwegingen beoefende, maar dat antwoord beviel de Verhevene niet. De eerwaarde Ananda zei toen dat het de juiste tijd was om over innerlijke overwegingen te spreken. De monniken zouden het zeker onthouden als zij het van de Verhevene zelf vernamen.”

“Goed dan, Ananda, ik zal het jullie meedelen." En de Verhevene sprak: “Monniken, een monnik overweegt aldus: ‘Dit menigvuldige lijden dat uit verschillende soorten bestaat, dat hier in de wereld ontstaat, namelijk ouderdom en dood, wat is wel de oorzaak ervan, wat is de oorsprong ervan, wat leidt tot het ontstaan ervan? Wat moet aanwezig zijn dat ouderdom en dood ontstaat? En wat moet niet aanwezig zijn dat ouderdom en dood niet ontstaat?’

Overwegend onderkent hij aldus: ‘Dit menigvuldige veelsoortige lijden dat hier in de wereld ontstaat, namelijk ouderdom en dood, heeft de basis[57] als oorzaak. Als een basis aanwezig is, ontstaat ouderdom en dood; als geen basis aanwezig is, ontstaat geen ouderdom en dood.’ Hij onderkent ouderdom en dood, onderkent de oorsprong van ouderdom en dood, hij onderkent de opheffing van ouderdom en dood, en hij onderkent ook de correcte weg die leidt naar het opheffen van ouderdom en dood. Als hij zich op die weg bevindt, wordt hij iemand die in overeenkomst met de leer leeft. Monniken, zo iemand heet een monnik die op de weg is naar de juiste volledige vernietiging van het lijden, naar de opheffing van ouderdom en dood.

En verder overweegt hij: ‘De basis nu, wat is de oorzaak en oorsprong daarvan? Hoe ontstaat de basis? Wat moet aanwezig zijn dat een basis ontstaat? Wat moet niet aanwezig zijn dat een basis niet ontstaat?’

Overwegend onderkent hij: ‘De basis heeft de dorst als oorzaak. Als de dorst aanwezig is, ontstaat een basis; als geen dorst aanwezig is, ontstaat geen basis.’

Verder overweegt hij: ‘Waar nu ontstaat de dorst, waar dringt hij binnen?’ En overwegend onderkent hij: ‘Wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, daar ontstaat steeds weer de dorst, daar dringt hij steeds weer binnen. En wat is dierbaar en aangenaam in de wereld? Het zien, het horen, het ruiken, het proeven, het aanraken, het denken[58] is in de wereld dierbaar en aangenaam, daar ontstaat steeds weer de dorst, daar dringt hij steeds weer binnen.’

Monniken, alle samanas of brahmanen die in het verleden datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, als blijvend hebben beschouwd, als lustvol, als hun ‘zelf’, die het als welzijn en als de vrede hebben beschouwd, die hebben de dorst vergroot. Zij die de dorst hebben vergroot, hebben de basis vergroot, en daarmee hebben zij het lijden vergroot. Zij zijn daarom niet bevrijd van geboorte, ouder worden en dood, van pijn, leed, zorgen, droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij niet bevrijd zijn van lijden.

En monniken, alle samanas of brahmanen die in de toekomst datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, als blijvend zullen beschouwen, als lustvol, als hun ‘zelf’, die het als welzijn en als de vrede zullen beschouwen, die zullen de dorst vergroten. Zij die de dorst zullen vergroten, zullen de basis vergroten, en daarmee zullen zij het lijden vergroten. Zij zullen daarom niet bevrijd worden van geboorte, ouder worden en dood, van pijn, leed, zorgen, droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij niet bevrijd zullen worden van lijden.

         En monniken, alle samanas of brahmanen die tegenwoordig datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, als blijvend beschouwen, als lustvol, als hun ‘zelf’, die het als welzijn en als de vrede beschouwen, die vergroten de dorst. Zij die de dorst vergroten, vergroten de basis, en daarmee vergroten zij het lijden. Zij worden daarom niet bevrijd van geboorte, ouder worden en dood, van pijn, leed, zorgen, droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij niet bevrijd worden van lijden.

        Stel dat er een bronzen kopje is vol met een drank die een goede kleur, een goede smaak en een goede geur heeft. Maar er zit vergif in. Iemand die wil leven, die niet wil sterven, die geluk wil hebben en die terugdeinst voor pijn, komt naderbij. Men zegt hem dat de drank in het bronzen kopje een goede kleur, goede smaak en goede geur heeft, maar dat de drank met vergif gemengd is. Hij kan ervan drinken als hij wil. Ook zegt men hem dat de kleur, de geur en de smaak ervan hem goed zullen bekomen maar dat hij daarna zal sterven of dodelijk lijden zal ondervinden. Zonder te overleggen drinkt die persoon ervan; hij ziet er niet van af. Na ervan gedronken te hebben, bekomt hem de kleur, de geur en de smaak ervan maar hij sterft of ondervindt dodelijk lijden.[59] 

        Monniken  juist zo wordt de dorst vergroot door de samanas of brahmanen die in het verleden, in de toekomst, en tegenwoordig datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, als blijvend beschouwen, als lustvol, als hun ‘zelf’, die het als welzijn en als de vrede beschouwen. Zij die de dorst vergroten, vergroten het lijden. Zij worden daarom niet bevrijd van geboorte, ouder worden en dood, van pijn, leed, zorgen, droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij niet bevrijd worden van lijden.

        Maar monniken, alle samanas of brahmanen die in het verleden datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, beschouwd hebben als vergankelijk, als vol leed, als iets dat geen ‘zelf’ is, die dat beschouwd hebben als ziekte, als gevaar, die hebben de dorst opgegeven. Die de dorst hebben opgegeven, hebben de basis opgegeven. Die de basis hebben opgegeven, hebben het lijden opgegeven. Die het lijden hebben opgegeven, zijn bevrijd van geboorte, ouder worden en sterven, van pijn, zorgen en leed, van droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij bevrijd zijn van het lijden.

        En monniken, ook alle samanas of brahmanen die in de toekomst datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, zullen beschouwen als vergankelijk, als vol leed, als iets dat geen ‘zelf’ is, die dat zullen  beschouwen als ziekte, als gevaar, die zullen de dorst opgeven. Die de dorst zullen opgeven, zullen de basis opgeven. Die de basis zullen opgeven, zullen het lijden opgeven. Die het lijden zullen opgeven, zullen bevrijd worden van geboorte, ouder worden en sterven, van pijn, zorgen en leed, van droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij bevrijd zullen worden van het lijden.

        En monniken, ook alle samanas of brahmanen die tegenwoordig datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, beschouwen als vergankelijk, als vol leed, als iets dat geen ‘zelf’ is, die dat beschouwen als ziekte, als gevaar, die geven de dorst op. Die de dorst opgeven, geven de basis op. Die de basis opgeven, geven het lijden op. Die het lijden opgeven, worden bevrijd van geboorte, ouder worden en sterven, van pijn, zorgen en leed, van droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij bevrijd worden van het lijden.

        Stel dat er een bronzen kopje is vol met een drank die een goede kleur, een goede smaak en goede geur heeft. Maar er zit vergif in. Iemand die wil leven, die niet wil sterven, die geluk wil hebben en die terugdeinst voor pijn, komt naderbij. Men zegt hem dat de drank in het bronzen kopje een goede kleur, goede smaak en goede geur heeft, maar dat de drank met vergif gemengd is. Hij kan ervan drinken als hij wil. Ook zegt men hem dat de kleur, de geur en de smaak ervan hem goed zullen bekomen maar dat hij daarna zal sterven of dodelijk lijden zal ondervinden.

        Monniken, die man dacht toen dat het mogelijk was zijn dorst te lessen. Maar hij wilde toch niet drinken omdat de drank hem lange tijd tot schade en leed zou strekken. Zo overwegend zag hij van de drank af en ten gevolge daarvan leed hij geen dood of ten dode voerende pijn.

Monniken, juist zo wordt de dorst opgegeven door alle samanas of brahmanen die in het verleden, in de toekomst, tegenwoordig datgene wat in de wereld dierbaar en aangenaam is, als vergankelijk beschouwen, als vol leed, als iets dat geen ‘zelf’ is, die dat als ziekte en gevaar beschouwen. Degenen die de dorst opgeven, geven de basis op. Die de basis opgeven, geven het lijden op. Die het lijden opgeven, worden bevrijd van geboorte, ouder worden en sterven, van pijn, zorgen en leed, van droefenis en wanhoop. Ik zeg dat zij bevrijd worden van het lijden.[60] 

S.12.67. De bundels riet

        Eens vertoefden de eerwaarde Sāriputta en de eerwaarde Mahākotthita nabij Vārānasī, te Isipatana, in het Antilopenbos. De eerwaarde Mahākotthita stelde toen vragen aan de eerwaarde Sāriputta over ouderdom en dood, geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm. Zijn ze zelf veroorzaakt, of zijn ze door iemand anders veroorzaakt, zijn ze zowel zelf als door iemand anders veroorzaakt, of zijn ze niet zelf veroorzaakt noch door iemand anders, maar door toeval ontstaan?”

        De eerwaarde Sariputta gaf ten antwoord dat ze ontstaan door oorzaken. “Uit geboorte als oorzaak ontstaat ouderdom en dood, uit worden als oorzaak ontstaat geboorte, uit grijpen als oorzaak ontstaat worden, uit dorst als oorzaak ontstaat grijpen, uit gevoel als oorzaak ontstaat dorst, uit aanraking als oorzaak ontstaat gevoel, uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat aanraking, uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm, uit naam en vorm als oorzaak ontstaat het bewustzijn.”

        Door een gelijkenis maakte de eerwaarde Sariputta het oorzakelijk ontstaan duidelijk. “Beste, het is juist zo als wanneer twee bundels riet tegen elkaar geleund staan. Juist zo ontstaat uit naam en vorm als oorzaak het bewustzijn, uit het bewustzijn als oorzaak ontstaat naam en vorm, uit naam en vorm als oorzaak ontstaan de zes bereiken van de zintuigen, uit de zes bereiken van de zintuigen als oorzaak ontstaat de aanraking, uit de aanraking als oorzaak ontstaat het gevoel, uit het gevoel als oorzaak ontstaat de dorst, uit de dorst als oorzaak ontstaat het grijpen, uit het grijpen als oorzaak ontstaat het worden, uit het worden als oorzaak ontstaat de geboorte, uit de geboorte ontstaat ouderdom en dood, pijn, zorgen, leed, droefenis en wanhoop. Op zo’n manier komt de oorsprong van de hele massa van lijden tot stand.

        Maar, mijn beste, wanneer men van die twee bundels riet de ene bundel wegnam, dan zou de andere bundel omvallen. En als men de andere bundel wegnam, dan zou de eerste bundel omvallen. Precies zo volgt uit de opheffing van naam en vorm de opheffing van het bewustzijn, uit de opheffing van het bewustzijn volgt de opheffing van naam en vorm, uit de opheffing van naam en vorm volgt de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen, uit de opheffing van de zes bereiken van de zintuigen volgt opheffing van de aanraking, uit de opheffing van de aanraking volgt de opheffing van het gevoel, uit de opheffing van het gevoel volgt de opheffing van de dorst, uit de opheffing van de dorst volgt de opheffing van het grijpen, uit de opheffing van het grijpen volgt de opheffing van het worden, uit de opheffing van het worden volgt de opheffing van de geboorte, door opheffing van de geboorte worden ouderdom en dood, pijn, zorgen, leed, droefenis en wanhoop opgeheven. Op zo’n manier komt de opheffing van de hele massa van lijden tot stand.”

        

De eerwaarde Mahākotthita zei daarop aan de eerwaarde Sariputta: “Prima uitgelegd, geachte Sariputta. Ik bedank me met de volgende zinnen.[61] 

Wanneer een monnik  tot afkeer van ouderdom en dood, tot het verdwijnen en de opheffing ervan de ware leer verkondigt, dan kan men terecht zeggen dat hij een verkondiger der waarheid is.

Wanneer een monnik streeft naar afkeer van ouderdom en dood, naar het verdwijnen en de opheffing ervan, dan kan men terecht zeggen dat hij iemand is die in overeenkomst met de juiste leer leeft.

Wanneer een monnik door afkeer van ouderdom en dood, door het verdwijnen en de opheffing ervan, zonder aan iets te hechten, bevrijd is, dan kan men terecht zeggen dat hij in dit leven al Nibbana bereikt heeft.

Wanneer een monnik tot afkeer van geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties, onwetendheid, - als een monnik tot afkeer daarvan, tot het verdwijnen en opheffen ervan de ware leer verkondigt, dan kan men terecht zeggen dat hij een verkondiger van de waarheid is.

Wanneer een monnik streeft naar de afkeer van geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties, onwetendheid, - wanneer de monnik streeft naar het verdwijnen en opheffen ervan, dan kan men terecht zeggen dat hij iemand is die in overeenkomst met de ware leer leeft.

Wanneer een monnik door de afkeer van geboorte, worden, grijpen, dorst, gevoel, aanraking, de zes bereiken van de zintuigen, naam en vorm, bewustzijn, de formaties, onwetendheid, - wanneer hij door de afkeer ervan, door het verdwijnen en opheffen ervan, zonder ergens iets te grijpen (en er aan te hechten) bevrijd is, dan kan men terecht van hem zeggen dat hij iemand is die al in dit leven Nibbana heeft bereikt.”

S.12.68. de eerwaarde Musila, te Kosambi

Behalve vertrouwen in de Boeddha, welbehagen in de leer, herhalen van het gehoorde, overwegen van de leer, en geestelijke verdieping in juist inzicht had de eerwaarde Musila ook inzicht in oorzakelijk ontstaan.

Maar de eerwaarde Musila was toen nog geen Arahant.

S.12.69. Zoals de oceaan toeneemt of afneemt

 Te Savatthi, in het Jetavana, sprak de Verhevene de monniken toe.

        “Als de grote oceaan toeneemt,[62] veroorzaakt hij dat de grote stromen toenemen. Als de grote stromen toenemen, laten zij de kleine rivieren toenemen. Als de kleine rivieren toenemen, laten zij de grote vijvers toenemen. Als de grote vijvers toenemen, laten zij de kleine vijvers toenemen.  

        Monniken, juist zo, als het niet weten toeneemt, laat het de formaties toenemen. Als de formaties toenemen, laten ze het bewustzijn toenemen. Als het bewustzijn toeneemt, laat het naam en vorm toenemen. Als naam en vorm toeneemt, laat het de zes bereiken van de zintuigen toenemen. Als de zes bereiken van de zintuigen toenemen, laten ze de aanraking toenemen. Als de aanraking toeneemt, laat ze het gevoel toenemen. Als het gevoel toeneemt, laat het de dorst toenemen. Als de dorst toeneemt, laat hij het grijpen toenemen. Als het grijpen toeneemt, laat het het worden toenemen. Als het worden toeneemt, laat het de geboorte toenemen. Als de geboorte toeneemt, laat ze ouderdom en dood toenemen.

        Als de grote oceaan afneemt, laat hij de grote stromen afnemen. Als de grote stromen afnemen, laten zij de kleine rivieren afnemen. Als de kleine rivieren afnemen, laten zij de grote vijvers afnemen. Als de grote vijvers afnemen, laten zij de kleine vijvers afnemen.  

Monniken, juist zo, als het niet weten afneemt, laat het de formaties afnemen. Als de formaties afnemen, laten ze het bewustzijn afnemen. Als het bewustzijn afneemt, laat het naam en vorm afnemen. Als naam en vorm afneemt, laat het de zes bereiken van de zintuigen afnemen. Als de zes bereiken van de zintuigen afnemen, laten ze de aanraking afnemen. Als de aanraking afneemt, laat ze het gevoel afnemen. Als het gevoel afneemt, laat het de dorst afnemen. Als de dorst afneemt, laat hij het grijpen afnemen. Als het grijpen afneemt, laat het het worden afnemen. Als het worden afneemt, laat het de geboorte afnemen. Als de geboorte afneemt, laat ze ouderdom en dood afnemen.”

S.12.70. De magische krachten

Niet alle Arahants hebben de magische krachten. Degenen die door inzicht bevrijd zijn,[63] hebben die krachten niet.

Eerst komt het weten van de wetmatigheid, daarna komt het weten van Nibbana.

Vorm is niet blijvend, is vergankelijk.

Wat niet blijvend, wat vergankelijk is, dat is vol lijden. 'Het behoort mij niet toe, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.'

Gevoel, waarneming, formaties, bewustzijn, – ze zijn niet blijvend, zijn vergankelijk. Men moet juist denken: 'Het behoort mij niet toe, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.'

Zo ziende ondervindt een goed onderwezen edele volgeling van de Boeddha afkeer t.o.v. vorm, t.o.v. waarneming, t.o.v. formaties, t.o.v. bewustzijn. Zo wordt hij gelijkmoedig. Ten gevolge daarvan wordt hij bevrijd. Het weten ontstaat in de bevrijde: 'Dat is bevrijding; geboorte is vernietigd, het heilige leven is geleefd; gedaan is wat gedaan moest worden; niets meer heb ik verder te maken met werelds bestaan.'

(Dan volgt de keten van oorzakelijk ontstaan/oorzakelijk opheffen).

Samana-Brāhmana-Vagga – van samanas en brahmanen

S.12.71. Samanas en brāhmanen

Vgl. S.12.1.2.

Antara-peyyāla-Vagga – van de afgekorte stukken

S.12.82-93

S.13. (S.XIII) Abhisamaya-Samyutta

De aansporing om de belemmeringen volledig te verwijderen.[64] (S.13.1-11)


S.13.1-11.  Stroomintrede

Degene die in de stroom is getreden, wordt ten hoogste nog zeven keer herboren. Zijn/haar lijden is nagenoeg voorbij.

S.14. [S.XIV] Dhātu-Samyutta

De beschrijving van fysieke, mentale en abstracte elementen.

[Zie: 9.5. Oorzakelijk ontstaan en opheffing van het lijden > De elementen I, en > Soort zoekt soort, en > De elementen II.]

Nānattavagga – het deel van de verscheidenheid

S.14.1. [elementen]

S.14.2. Contact

S.14.3. verscheidenheid

S.14.4. verscheidenheid

S.14.5. Verscheidenheid

S.14.6. Verscheidenheid der elementen

S.14.7. Verscheidenheid

S.14.8. Verscheidenheid der elementen

Dutiya vagga – het tweede deel

S.14.11. De zeven

S.14.12. Met oorzakelijke basis

S.14.13. Het element onwetendheid

S.14.14. overeenkomstig hun elementen

S.14.15. overeenkomstig hun elementen

S.14.16-29. soort zoekt soort

S.14.30-39. Vier elementen en ontkomen eraan


Nānattavagga – het deel van de verscheidenheid

S.14.1. [elementen]

Er zijn verschillende elementen.

Het element oog (zien), het element vorm, het element bewustzijn van het zien.

Het element oor (horen), het element geluid, het element bewustzijn van het horen.

Het element neus (ruiken), het element geur, het element bewustzijn van het ruiken.

Het element tong (proeven), het element smaak, het element bewustzijn van het proeven.

Het element lichaam (voelen), het element voelbaar voorwerp, het element bewustzijn van het lichaam.

Het element geest (denken), het element gedachte, het element bewustzijn van het denken.

S.14.2. Contact

Ten gevolge van de verschillende elementen ontstaat verscheidenheid van contact.

Ten gevolge van het element zien ontstaat het contact van het zien.

Ten gevolge van het element horen ontstaat het contact van het horen.

Ten gevolge van het element ruiken ontstaat het contact van het ruiken.

Ten gevolge van het element proeven ontstaat het contact van het proeven.

Ten gevolge van het element voelen ontstaat het contact van het voelen.

Ten gevolge van het element denken ontstaat het contact van het denken.

Op die manier ontstaat ten gevolge van de verscheidenheid der elementen de verscheidenheid van de contacten.

S.14.3. Verscheidenheid

Ten gevolge van de verscheidenheid der elementen ontstaat de verscheidenheid van de contacten. Maar niet andersom. Uit de verscheidenheid van de contacten ontstaat niet de verscheidenheid van de elementen.

S.14.4. Verscheidenheid

Ten gevolge van de verscheidenheid der elementen ontstaat de verscheidenheid van de contacten.

Ten gevolge van de verscheidenheid der contacten ontstaat de verscheidenheid van de gevoelens (waarnemingen).

En hoe ontstaat dat alles?

Ten gevolge van het element zien ontstaat het contact van het zien. Ten gevolge van het contact van het zien ontstaat het gevoel dat door het contact van het zien veroorzaakt is.

Ten gevolge van het element horen ontstaat het contact van het horen. Ten gevolge van het contact van het horen ontstaat het gevoel dat door het contact van het horen veroorzaakt is.

Ten gevolge van het element ruiken ontstaat het contact van het ruiken. Ten gevolge van het contact van het ruiken ontstaat het gevoel dat door het contact van het ruiken veroorzaakt is.

Ten gevolge van het element proeven ontstaat het contact van het proeven. Ten gevolge van het contact van het proeven ontstaat het gevoel dat door het contact van het proeven veroorzaakt is.

Ten gevolge van het element voelen ontstaat het contact van het voelen. Ten gevolge van het contact van het voelen ontstaat het gevoel dat door het contact van het voelen veroorzaakt is.

Ten gevolge van het element denken ontstaat het contact van het denken. Ten gevolge van het contact van het denken ontstaat het gevoel dat door het contact van het denken veroorzaakt is.

Op die manier ontstaat ten gevolge van de verscheidenheid der elementen de verscheidenheid van de contacten. En ten gevolge van de verscheidenheid der contacten ontstaat de verscheidenheid van de gevoelens (waarnemingen).

S.14.5. Verscheidenheid

Ten gevolge van de verscheidenheid der elementen ontstaat de verscheidenheid van de contacten. En ten gevolge van de verscheidenheid der contacten ontstaat de verscheidenheid van de gevoelens (waarnemingen). Maar niet andersom.

S.14.6. Verscheidenheid der elementen

De verscheidenheid der elementen vorm, geluid, geur, smaak, voelbaar voorwerp, en gedachte.

S.14.7. Verscheidenheid              

Ten gevolge van de verscheidenheid der elementen ontstaat verscheidenheid van de voorstelling. Ten gevolge van de verscheidenheid van de voorstelling ontstaat verscheidenheid van het willen. Ten gevolge van de verscheidenheid van het willen ontstaat verscheidenheid van de begeerte. Ten gevolge van de verscheidenheid van de begeerte ontstaat verscheidenheid van het vurig verlangen. Ten gevolge van de verscheidenheid van het vurig verlangen ontstaat verscheidenheid van het opzoeken.

Hoe ontstaat ten gevolge van de verscheidenheid der elementen verscheidenheid van de voorstelling? En hoe ontstaat ten gevolge van de verscheidenheid van de voorstelling verscheidenheid van het willen, van de begeerte, van vurig verlangen, van opzoeken?

Ten gevolge van het element vorm ontstaat voorstelling van vorm. Ten gevolge van de voorstelling van vorm ontstaat willen van vorm. Ten gevolge van het willen van vorm ontstaat begeerte naar vorm. Ten gevolge van begeerte naar vorm ontstaat vurig verlangen naar vorm. Ten gevolge van vurig verlangen naar de vorm ontstaat opzoeken van de vorm.

Ten gevolge van het element geluid ontstaat voorstelling van geluid. Ten gevolge van de voorstelling van geluid ontstaat willen van geluid. Ten gevolge van het willen van geluid ontstaat begeerte naar geluid. Ten gevolge van begeerte naar geluid ontstaat vurig verlangen naar geluid. Ten gevolge van vurig verlangen naar geluid ontstaat opzoeken van geluid.

Ten gevolge van het element geur ontstaat voorstelling van geur. Ten gevolge van de voorstelling van geur ontstaat willen van geur. Ten gevolge van het willen van geur ontstaat begeerte naar geur. Ten gevolge van begeerte naar geur ontstaat vurig verlangen naar geur. Ten gevolge van vurig verlangen naar geur ontstaat opzoeken van geur.

Ten gevolge van het element smaak ontstaat voorstelling van smaak. Ten gevolge van de voorstelling van smaak ontstaat willen van smaak. Ten gevolge van het willen van smaak ontstaat begeerte naar smaak. Ten gevolge van begeerte naar smaak ontstaat vurig verlangen naar smaak. Ten gevolge van vurig verlangen naar smaak ontstaat opzoeken van smaak.

Ten gevolge van het element voelbaar object ontstaat voorstelling van voelbaar object. Ten gevolge van de voorstelling van voelbaar object ontstaat willen van voelbaar object. Ten gevolge van het willen van voelbaar object ontstaat begeerte naar voelbaar object. Ten gevolge van begeerte naar voelbaar object ontstaat vurig verlangen naar voelbaar object. Ten gevolge van vurig verlangen naar voelbaar object ontstaat opzoeken van voelbaar object.

Ten gevolge van het element gedachte ontstaat voorstelling van gedachte. Ten gevolge van de voorstelling van gedachte ontstaat willen van gedachte. Ten gevolge van het willen van gedachte ontstaat begeerte naar gedachte. Ten gevolge van begeerte naar gedachte ontstaat vurig verlangen naar gedachte. Ten gevolge van vurig verlangen naar gedachte ontstaat opzoeken van gedachte.

Op die manier ontstaat ten gevolge van de verscheidenheid der elementen verscheidenheid van de voorstelling, van het willen, van de begeerte, van vurig verlangen, verscheidenheid van opzoeken.

S.14.8. Verscheidenheid der elementen

Ten gevolge van de verscheidenheid der elementen ontstaat verscheidenheid van de voorstelling, van het willen, van de begeerte, van vurig verlangen, verscheidenheid van opzoeken. Maar het is niet andersom.

Dutiya vagga – het tweede deel

S.14.11. De zeven

Te Savatthi. Zeven meditatieve verdiepingen.

Zeven elementen zijn er, namelijk: het element lichtglans, het element mooi, het element sfeer van ruimte-oneindigheid, het element sfeer van bewustzijnsoneindigheid, het element sfeer van nietsheid, het element sfeer waar geen voorstelling noch niet voorstelling is, het element opheffing van voorstelling en gevoel. Dat zijn de zeven elementen.

Hoe komen die elementen te voorschijn?

 Het element lichtglans komt te voorschijn ten gevolge van de duisternis.[65]

Het element iets moois komt te voorschijn ten gevolge van iets dat niet mooi is.

Het element sfeer van ruimte-oneindigheid komt te voorschijn ten gevolge van de vorm.[66]

Het element sfeer van bewustzijnsoneindigheid komt te voorschijn ten gevolge van de sfeer van ruimte-oneindigheid.

Het element sfeer van nietsheid komt te voorschijn ten gevolge van de sfeer van bewustzijnsoneindigheid.

Het element sfeer waar geen voorstelling noch niet voorstelling is, komt tevoorschijn ten gevolge van de sfeer van nietsheid.

Het element opheffing van voorstelling en gevoel komt te voorschijn ten gevolge van de opheffing.[67]

Die voorgaande elementen, als wat voor bereiking kunnen ze verkregen worden?

 De elementen lichtglans tot en met het element nietsheid kunnen verkregen worden als resultaat van de meditatieve voorstelling.

Het element sfeer waar geen voorstelling is noch niet voorstelling, kan verkregen worden als 'het bereiken van de laatste rest der formaties'.

Het element opheffing van voorstelling en gevoel kan verkregen worden als 'het bereiken van de opheffing'.

S.14.12. Met oorzakelijke basis

Met oorzakelijke basis ontstaat een gedachte van zinnelijke lust (kāma-vitakka); ze ontstaat niet zonder oorzakelijke basis.

Met oorzakelijke basis ontstaat een gedachte van boosheid (vyāpāda-vitakka); ze ontstaat niet zonder oorzakelijke basis.

Met oorzakelijke basis ontstaat een gedachte van gewelddadigheid; ze ontstaat niet zonder oorzakelijke basis.

Hoe ontstaan zulke gedachten?

Ten gevolge van het element zinnelijke lust ontstaat de voorstelling van zinnelijke lust. Ten gevolge van de voorstelling van zinnelijke lust ontstaat het willen van de zinnelijke lust. Ten gevolge van het willen van de zinnelijke lust ontstaat begeerte naar zinnelijke lust. Ten gevolge van begeerte naar zinnelijke lust ontstaat vurig verlangen naar zinnelijke lust. Ten gevolge van het vurig verlangen naar zinnelijke lust ontstaat opzoeken van de zinnelijke lust.

De niet onderwezen gewone mens die zinnelijke lust opzoekt, bevindt zich op drie manieren op de verkeerde weg: met lichamelijke daden; met taalgebruik; met denken.

Ten gevolge van het element boosheid ontstaat de voorstelling van boosheid. Ten gevolge van de voorstelling van boosheid ontstaat het willen van de boosheid. Ten gevolge van het willen van de boosheid ontstaat begeerte naar boosheid. Ten gevolge van begeerte naar boosheid ontstaat vurig verlangen naar boosheid. Ten gevolge van het vurig verlangen naar boosheid ontstaat opzoeken van de boosheid.

De niet onderwezen gewone mens die boosheid opzoekt, bevindt zich op drie manieren op de verkeerde weg: met lichamelijke daden, met taalgebruik, met denken.

Ten gevolge van het element gewelddadigheid ontstaat de voorstelling van gewelddadigheid. Ten gevolge van de voorstelling van gewelddadigheid ontstaat het willen van de gewelddadigheid. Ten gevolge van het willen van de gewelddadigheid ontstaat begeerte naar gewelddadigheid. Ten gevolge van begeerte naar gewelddadigheid ontstaat vurig verlangen naar gewelddadigheid. Ten gevolge van het vurig verlangen naar gewelddadigheid ontstaat opzoeken van de gewelddadigheid.

De niet onderwezen gewone mens die gewelddadigheid opzoekt, bevindt zich op drie manieren op de verkeerde weg: met lichamelijke daden; met taalgebruik; met denken.

Wie deze verkeerde soorten van gedrag niet opgeven, verwijderen, die hebben in dit leven al pijn en leed en wanhoop. En na de dood is een bestaan in lijden te verwachten.

Met oorzakelijke basis ontstaat een gedachte van ontzegging (nekkhhamma-vitakka); ze ontstaat niet zonder oorzakelijke basis.

Met oorzakelijke basis ontstaat een gedachte van niet-boosheid (avyapāda-vitakka); ze ontstaat niet zonder oorzakelijke basis.

Met oorzakelijke basis ontstaat een gedachte van niet-gewelddadigheid (avihimsā-vitakka); ze ontstaat niet zonder oorzakelijke basis.

Hoe ontstaan zulke gedachten?

Ten gevolge van het element ontzegging ontstaat de voorstelling van ontzegging. Ten gevolge van de voorstelling van ontzegging ontstaat het willen van de ontzegging. Ten gevolge van het willen van de ontzegging ontstaat begeerte naar ontzegging. Ten gevolge van begeerte naar ontzegging ontstaat vurig verlangen naar ontzegging. Ten gevolge van het vurig verlangen naar ontzegging ontstaat opzoeken van ontzegging.

De onderwezen edele volgeling die ontzegging opzoekt, bevindt zich op drie manieren op de goede weg: met lichamelijke daden; met taalgebruik; met denken.

Ten gevolge van het element niet-boosheid ontstaat de voorstelling van niet-boosheid. Ten gevolge van de voorstelling van niet-boosheid ontstaat het willen van niet-boosheid. Ten gevolge van het willen van niet-boosheid ontstaat begeerte naar niet-boosheid. Ten gevolge van begeerte naar niet-boosheid ontstaat vurig verlangen naar niet-boosheid. Ten gevolge van het vurig verlangen naar niet-boosheid ontstaat opzoeken van niet-boosheid.

De onderwezen edele volgeling die niet-boosheid opzoekt, bevindt zich op drie manieren op de goede weg: met lichamelijke daden; met taalgebruik; met denken.

Ten gevolge van het element niet-gewelddadigheid ontstaat de voorstelling van niet-gewelddadigheid. Ten gevolge van de voorstelling van niet-gewelddadigheid ontstaat het willen van niet-gewelddadigheid. Ten gevolge van het willen van niet-gewelddadigheid ontstaat begeerte naar niet-gewelddadigheid. Ten gevolge van begeerte naar niet-gewelddadigheid ontstaat vurig verlangen naar niet-gewelddadigheid. Ten gevolge van het vurig verlangen naar niet-gewelddadigheid ontstaat opzoeken van niet-gewelddadigheid.

De onderwezen edele volgeling die niet-gewelddadigheid opzoekt, bevindt zich op drie manieren op de goede weg: met lichamelijke daden; met taalgebruik; met denken.

Allen die verkeerde voorstellingen die bij hen ontstaan, direct opgeven, verwijderen, die leven hier in dit leven al gelukkig. En na de dood is een gelukkig bestaan te verwachten.

S.14.13. Het element onwetendheid

Het element onwetendheid is heel groot.

Ten gevolge van een laag element ontstaat een lage voorstelling, een lage gedachte, laag wensen, een lage persoonlijkheid, laag taalgebruik. Wat laag is deelt hij mee. Laag is zijn wedergeboorte.

Ten gevolge van een middelmatig element ontstaat een middelmatige voorstelling, een middelmatige gedachte, middelmatig wensen, een middelmatige persoonlijkheid, middelmatig taalgebruik. Wat middelmatig is deelt hij mee. Middelmatig is zijn wedergeboorte.

Ten gevolge van een voortreffelijk element ontstaat een voortreffelijke voorstelling, een voortreffelijke gedachte, voortreffelijk wensen, een voortreffelijke persoonlijkheid, voortreffelijk taalgebruik. Wat voortreffelijk is deelt hij mee. Voortreffelijk is zijn wedergeboorte.

S.14.14. Overeenkomstig hun elementen

Te Sāvatthī. De wezens komen samen overeenkomstig hun elementen. Degenen met lage neigingen komen samen met anderen die lage neigingen hebben. Degenen met voortreffelijke neigingen komen samen met anderen die voortreffelijke neigingen hebben.

Dat was vroeger zo. Ook in de toekomst zal dat zo zijn. En ook tegenwoordig is dat zo.

S.14.15. Overeenkomstig hun elementen

Eens vertoefde de Verhevene te Rājagaha op de berg Gijjhakūta. In de buurt liep toen de eerwaarde Sāriputta met talrijke monniken heen en weer. En ook de eerwaarden Mahā-Moggallana, Mahā-Kassapa, Anuruddha, Punna, de zoon van Mantāni, Upāli, en Ananda liepen er in de buurt met talrijke monniken heen en weer.        

En ook Devadatta liep er met talrijke monniken heen en weer.

De Verhevene sprak toen tot de monniken:

'Alle monniken die met de eerwaarde Sariputta heen en weer lopen zijn begiftigd met hoog inzicht.

Alle monniken die met de eerwaarde Moggallana heen en weer lopen, zijn begiftigd met hoge bovennatuurlijke krachten.

Alle monniken die met de eerwaarde Maha Kassapa heen en weer lopen houden zich aan de strenge praktijken.

Alle monniken die met de eerwaarde Anuruddha heen en weer lopen, bezitten het hemelse oog.

Alle monniken die met de eerwaarde Punna heen en weer lopen zijn verkondigers van de leer.

Alle monniken die met de eerwaarde Upali heen en weer lopen zijn kenners van de regels (van discipline).

Alle monniken die met de eerwaarde Ananda heen en weer lopen zijn goed onderwezen.

En alle monniken die met Devadatta heen en weer lopen zijn kwaadaardig.

Want de wezens komen samen overeenkomstig hun elementen; laag bij laag, middelmatig bij middelmatig, voortreffelijk bij voortreffelijk.

S.14.16-29. Soort zoekt soort

De wezens komen samen overeenkomstig hun elementen; laag bij laag, middelmatig bij middelmatig, voortreffelijk bij voortreffelijk.

Vermijdt de trage die een zwakke wil ontplooit.

Sluit je aan bij de edelen die eenzaam leven, met vastbesloten geest, die meditatieve verdieping uitoefenen, die hun wilskracht inspannen.

De wezens komen samen overeenkomstig hun elementen; wezens met lage neigingen komen samen met wezens met lage neigingen; ongelovigen komen samen met ongelovigen; gewetenlozen komen samen met gewetenlozen; niet fijngevoeligen komen samen met niet fijngevoeligen; niet onderwezenen komen samen met niet onderwezenen; tragen komen samen met tragen; verstrooiden komen samen met verstrooiden; onzedelijken komen samen met onzedelijken; onbezonnenen komen samen met onbezonnenen; wezens die de vijf regels niet navolgen komen samen met wezens die de vijf regels niet navolgen; zij die lasteren komen samen met hen die lasteren; zij die ruwe taal gebruiken komen samen met degenen die ruwe taal gebruiken; zij die kletspraatjes verkondigen komen samen met degenen die kletsen; gierigen komen samen met gierigen; boosaardigen komen samen met boosaardigen; degenen die verkeerde visies hebben komen samen met wezens die verkeerde visies hebben; zij die verkeerd willen hebben komen samen met degenen die verkeerd willen hebben; zij die verkeerde daden verrichten komen samen met degenen die verkeerde daden verrichten; zij die een verkeerd levensonderhoud hebben komen samen met degenen die een verkeerd levensonderhoud hebben; zij die zich op een verkeerde manier moeite doen komen samen met degenen die zich verkeerd moeite doen; zij die zich verkeerd bezinnen komen samen met degenen die zich verkeerd bezinnen; zij die een verkeerde geestelijke concentratie uitoefenen komen samen met degenen die een verkeerde geestelijke concentratie uitoefenen; zij die een verkeerd weten hebben komen samen met degenen die een verkeerd weten hebben; zij die een verkeerde bevrijding hebben komen samen met degenen die een verkeerde bevrijding hebben; onwijzen komen samen met onwijzen.

Wezens met voortreffelijke neigingen komen samen met wezens die voortreffelijke neigingen hebben; gelovigen komen samen met gelovigen; nauwgezette wezens met nauwgezette; fijngevoeligen met fijngevoeligen; goed onderwezenen met goed onderwezenen; energieke wezens komen samen met energieke wezens; geestelijk geconcentreerden komen samen met geestelijk geconcentreerden; zedelijken komen samen met zedelijken; bezonnenen komen samen met bezonnenen; wezens die de vijf regels navolgen komen samen met wezens die de vijf regels navolgen; zij die niet lasteren komen samen met hen die niet lasteren; zij die geen ruwe taal gebruiken komen samen met degenen die geen ruwe taal gebruiken; zij die niet kletsen komen samen met degenen die zich onthouden van kletsen; niet gierigen komen samen met niet gierigen; niet boosaardigen komen samen met niet boosaardigen; degenen die juiste visies hebben komen samen met wezens die juiste visies hebben; zij die juist willen hebben komen samen met degenen die juist willen hebben; zij die goede daden verrichten komen samen met degenen die goede daden verrichten; zij die een juist levensonderhoud hebben komen samen met degenen die een juist levensonderhoud hebben; zij die zich op een juiste manier moeite doen komen samen met degenen die zich op een juiste manier moeite doen; zij die zich juist bezinnen komen samen met degenen die zich juist bezinnen; zij die een juiste geestelijke concentratie uitoefenen komen samen met degenen die een juiste geestelijke concentratie uitoefenen; zij die een juist weten hebben komen samen met degenen die een juist weten hebben; zij die een juiste bevrijding hebben komen samen met degenen die een juiste bevrijding hebben; wijzen komen samen met wijzen.

S.14.30-39. Vier elementen en ontkomen eraan

Er zijn vier elementen, namelijk aarde, water, vuur en lucht. (S.14.30) – Wat is het aangename ervan, wat is het nadelige ervan en wat is het ontkomen eraan?

Lust en welgevallen die ten gevolge van die elementen ontstaan, dat is het aangename ervan.

Het onbestendige, smartelijke, veranderlijke, vergankelijke dat ten gevolge van die elementen ontstaat, dat is het nadelige ervan.

Het verwijderen van het verlangen en de begeerte ernaar, het opgeven van verlangen en begeerte ernaar, dat is het ontkomen aan die elementen.

Als er bij die elementen niets aangenaams was, zouden de wezens er geen welbehagen in vinden.

Als er bij die elementen niets nadeligs was, zouden de wezens er geen afkeer van hebben.

Als er bij die elementen geen ontkomen was, zouden de wezens er niet aan ontkomen.

Zolang als dit niet begrepen wordt, zolang is men niet volledig verlicht. Maar als men dat overeenkomstig de werkelijkheid begrepen heeft, dan is men volledig verlicht. (S.14.31-32)

Zolang als men dat nog niet overeenkomstig de werkelijkheid heeft begrepen, zo lang is men nog niet ontkomen aan de kringloop van bestaan, zo lang is men nog niet ervan losgeraakt, afgescheiden.

Maar wanneer men bij die vier elementen het aangename als aangenaam, het nadelige als nadelig en het ontkomen als ontkomen begrepen heeft overeenkomstig de werkelijkheid, dan is men ontkomen aan de wereld met haar goden en Brahmas, met haar goden en mensen; men is dan ervan losgeraakt, ervan afgescheiden en men leeft met een gemoed dat vrij is van grenzen. (S.14.33)

       

Wanneer de elementen alleen maar lijden waren, gevolgd door lijden, begeleid door lijden, wanneer ze niet ook begeleid werden door lust, dan zouden de wezens geen welgevallen eraan vinden. Maar ze zijn begeleid door lust en daarom vinden de wezens er welbehagen aan.

Wanneer de elementen alleen maar lust waren, begeleid door lust, wanneer ze niet ook door lijden begeleid werden, dan zouden de wezens er geen afkeer van hebben. Maar ze zijn begeleid door lijden en daarom vinden de wezens er afkeer van. (S.14.34)

Wie vreugde heeft aan de elementen, die heeft vreugde aan het lijden. En die is niet bevrijd van lijden. Wie geen vreugde heeft aan de elementen, die heeft geen vreugde aan het lijden. En die is bevrijd van lijden. (S.14.35)

Het ontstaan van de elementen dat is ontstaan van het lijden, van ziekte, ouderdom en dood.

De opheffing van de elementen, het tot rust komen ervan, dat is de opheffing van het lijden, van ziekte, ouderdom en dood. (S.14.36)

Wie bij de vier elementen het aangename, het schadelijke en het ontkomen niet overeenkomstig de werkelijkheid inziet, die heeft het doel niet bereikt.

Maar wie bij de vier elementen het aangename, het schadelijke en het ontkomen overeenkomstig de werkelijkheid inziet, die heeft het doel begrepen en verwerkelijkt. (S.14.37-38).

Wie de elementen niet kent, wie de oorsprong ervan niet kent, wie de opheffing ervan niet kent en wie het pad niet kent dat leidt naar de opheffing ervan, die heeft het doel niet bereikt.

Maar wie de elementen wel kent, de oorsprong ervan, de opheffing ervan en het pad dat leidt naar de opheffing ervan, die heeft het doel door eigen inzicht bereikt. (S.14.39)

S.15. [S.XV] Anamatagga-Samyutta

Over het ontelbare begin (van samsāra).[68] Twintig suttas. (S.15.1-20)

S.15.1-4. Geen eerste begin bekend

S.15.5-6. Lengte van aeon

S.15.7-8. Aeonen

S.15.9. Begin van de kringloop van bestaan is onbekend

S.15.10. Begin van de kringloop van bestaan is onbekend

S.15.13. begin van de kringloop van bestaan is onbekend

S.15.14-19. Familie in kringloop van bestaan

15.20. vergankelijk en troosteloos zijn de formaties


S.15.1-4. Geen eerste begin bekend

Het begin van de kringloop van geboorten is onbekend. Men kent geen eerste begin van de wezens die door onwetendheid gevangen zijn in de boei van de dorst.

S.15.5-6. Lengte van aeon

De lengte van een aeon (wereldperiode) is niet gemakkelijk uit te rekenen. Als iemand om de honderd jaren een grote berg aanraakte met een zijden doekje, dan zou die berg sneller ten einde komen dan een aeon. Of, als er een plek was van 1 km lang, 1 km breed en 1 km hoog, gevuld met mosterdzaadjes. Als nu iemand om de honderd jaren één zaadje wegneemt, dan zouden die zaadjes opgebruikt zijn, verdwenen voordat een aeon ten einde is.

En veel aeonen, honderden, duizenden, werden doorlopen, en wel omdat het begin van geboorte onbekend is.

S.15.7-8. Aeonen

Hoeveel aeonen er al doorlopen zijn, maken de volgende gelijkenissen duidelijk. Er waren eens vier leerlingen, ieder honderd jaren oud. Zij herinnerden zich elke dag aan 100.000 aeonen. En op een leeftijd van honderd jaren stierven zij. Zoveel aeonen zijn al doorlopen. Het is niet gemakkelijk ze uit te rekenen. Of, de zandkorrels tussen de oorsprong van de Ganges en de plek waar ze in de zee uitmondt, zijn niet gemakkelijk uit te rekenen. Nog veel meer aeonen zijn al doorlopen.

S.15.9. begin van de kringloop van bestaan is onbekend

Het begin van de kringloop van bestaan is onbekend. Juist zoals een stok die in de lucht omhoog is gegooid, nu eens met het benedeneinde op de grond valt, dan weer met het boveneinde, en dan weer met het middenstuk, evenzo komen de wezens die in de hindernis van onwetendheid, in de boei van de dorst gevangen zijn en die van geboorte naar geboorte rondtrekken, nu eens vanuit deze wereld in een andere wereld en dan weer vanuit een andere wereld in deze wereld. En wel omdat de oorsprong van de geboorten onbekend is. Op die manier hebben jullie lange tijd lijden en pijn ondervonden, is verlies geleden, is het lijkenveld toegenomen. Dat moet oorzaak genoeg zijn om afkerig te worden ten opzichte van alle formaties, om gelijkmoedig ten opzichte ervan te worden, om zich ervan te bevrijden.

S.15.10. begin van de kringloop van bestaan is onbekend

Te Rājagaha op de Gijjhakūta berg. Het begin van de kringloop van bestaan is onbekend. Als iemand een aeon rondging (van geboorte naar geboorte), dan zou een hoop beenderen ontstaan zo groot als de Vepulla-berg, indien die beenderen niet zouden vergaan.

Maar wanneer men de heilige waarheden op de juiste manier inziet, namelijk lijden, ontstaan ervan, overwinning ervan, het edele achtvoudige pad dat naar de overwinning ervan leidt, dan zal men ten hoogste nog zeven keer wedergeboren worden en dan aan het lijden een einde maken.[69] 

S.15.13. begin van de kringloop van bestaan is onbekend

Te Rajagaha. Dertig Bhikkhus van Pava die er in de wildernis leefden, die van aalmoezen leefden, in lompen gekleed waren, die maar drie gewaden bezaten, maar allen nog gevangen in boeien, gingen op bezoek bij de Verhevene. Bij hem kwam toen de gedachte op dat zij allen nog geboeid waren en dat hij hun de leer zo moest uitleggen dat zij door niet-hechten bevrijd werden van wereldse invloeden. En de Verhevene sprak:

"Een begin van de kringloop der geboorten is onbekend. Er is in die lange tijd meer bloed van jullie vergoten door onthoofden dan het water in de vier oceanen.

Nog meer bloed van jullie is in die lange tijd vergoten toen jullie als runderen geslacht werden.

Nog meer bloed van jullie is in die lange tijd vergoten toen jullie als buffels, schapen, geiten, antilopen, hanen, varkens geslacht werden.

Nog meer bloed van jullie is in die lange tijd vergoten toen jullie als misdadigers, wegens plundering van dorpen, wegens struikroverij, wegens verkrachting van vrouwen door anderen gevangen werden en onthoofd werden.

Waarom? - Het begin van deze kringloop van bestaan is onbekend. Op die manier hebben jullie lange tijd lijden en pijn ondervonden, is verlies geleden, is het lijkenveld toegenomen. Dat moet oorzaak genoeg zijn om afkerig te worden t.o.v. alle formaties, om gelijkmoedig ten opzichte ervan te worden, om zich ervan te bevrijden.

De bhikkhus verheugden zich over de woorden van de Verhevene. Het denken van de bhikkhus van Pava werd door niet hechten bevrijd van de wereldse invloeden.

S.15.14-19. Familie in kringloop van bestaan

Te Sāvatthī. Onbekend is het begin van deze kringloop van bestaan. Er is geen wezen te vinden dat niet vroeger eens moeder, vader, broer, zus, zoon, dochter is geweest tijdens die lange tijd.

S.15.20. vergankelijk en troosteloos zijn de formaties

Eens vertoefde de Verhevene te Rajagaha op de Gijjhakūtaberg. Hij sprak er de monniken toe.

Onbekend is het begin van de kringloop van de geboorten. Men kent geen eerste begin bij de wezens die, gevangen in de hindernis van onwetendheid, in de boei van de dorst, van geboorte tot geboorte rondgaan.

Eens, lang geleden, had deze Vepulla-berg de naam Pācīnavamsa gekregen. In die tijd hadden de mensen die er woonden, de naam van de Tivara mensen gekregen. Hun levensspanne bedroeg 40.000 jaren. De Tivara mensen hadden vier dagen nodig om de Pācīnavamsaberg omhoog te gaan en vier dagen om weer af te dalen.

In die tijd was in de wereld de Verheven Boeddha Kakusandha verschenen. Hij had een voortreffelijk leerlingen-paar met naam Vidhura en Sajiva.

De naam van die berg is verdwenen en die mensen zijn gestorven, en die Verhevene is in het volmaakte Nibbana ingegaan.

Zo onstandvastig, zo vergankelijk zijn de formaties; zo troosteloos zijn de formaties. Dat moet oorzaak genoeg zijn om afkerig te worden t.o.v. alle formaties, om gelijkmoedig ten opzichte ervan te worden, om zich ervan te bevrijden.

Eens, lang geleden, had deze Vepulla-berg de naam Vankaka gekregen. In die tijd hadden de er wonende mensen de naam van de Rohitassā gekregen. De levensspanne van hen bedroeg 30.000 jaren. De Rohitassa mensen hadden drie dagen nodig om de Vankaka-berg omhoog te gaan en drie dagen om weer naar beneden te komen.

In die tijd was in de wereld de verheven Boeddha Konagamana verschenen. Hij had een voortreffelijk leerlingen-paar met naam Bhiyyosa en Uttara.

De naam van die berg hier is verdwenen, die mensen zijn gestorven, en die Verhevene is in het volmaakte Nibbana ingegaan.

Zo onstandvastig, zo vergankelijk zijn de formaties; zo troosteloos zijn de formaties. Dat moet oorzaak genoeg zijn om afkerig te worden ten opzichte van alle formaties, om gelijkmoedig ten opzichte ervan te worden, om zich ervan te bevrijden.

Eens, lang geleden, had deze Vepulla-berg de naam Supassa gekregen. De er wonende mensen hadden de naam van de Suppiyā gekregen. Hun levensspanne was 20.000 jaren. De Suppiya mensen hadden twee dagen nodig om de Supassaberg omhoog te gaan en twee dagen om weer naar beneden te komen.

In die tijd was in de wereld de Verheven Boeddha Kassapa verschenen. Hij had een voortreffelijk leerlingen-paar, met naam Tissa en Bhāradvāja.

De naam van die berg hier is verdwenen, die mensen zijn gestorven en die Verhevene is in het volmaakte Nibbana ingegaan.

Zo onstandvastig, zo vergankelijk zijn de formaties; zo troosteloos zijn de formaties. Dat moet oorzaak genoeg zijn om afkerig te worden t.o.v. alle formaties, om gelijkmoedig ten opzichte ervan te worden, om zich ervan te bevrijden.

In de tegenwoordige tijd heeft deze Vepulla-berg de naam Vepulla gekregen. De hier wonende mensen hebben de naam van de Māgadhakā gekregen. Hun levensspanne is gering, weinig; wie lang leeft, die leeft honderd jaren of een beetje meer. De Māgadhaka mensen hebben een ogenblik nodig om de Vepulla-berg omhoog te gaan en een ogenblik om weer naar beneden te komen.

Thans ben ik in de wereld verschenen, de volmaakt Verlichte. Ik heb een voortreffelijk leerlingen-paar met naam Sāriputta en Moggallāna.

Er zal echter een tijd komen waarin de naam van deze berg zal verdwijnen, deze mensen zullen sterven en ik zal in het volmaakte Nibbana ingaan.

Zo onstandvastig, zo vergankelijk zijn de formaties; zo troosteloos zijn de formaties. Dat moet oorzaak genoeg zijn om afkerig te worden ten opzichte van alle formaties, om gelijkmoedig ten opzichte ervan te worden, om zich ervan te bevrijden."

Zo sprak de Verhevene. En verder zei hij: "Onstandvastig, vergankelijk voorwaar zijn de formaties; ze zijn aan de wet van ontstaan en vergaan onderhevig. Nadat zij zijn ontstaan, gaan zij onder. De uitdoving ervan is vol zegen.

S.16. [S.XVI] Kassapa-Samyutta

Over de eerwaarde Kassapa. Dertien suttas. (S.16.1-13)

S.16.1. Tevreden

S.16.2. Niet en wel ijverig en fijngevoelig

S.16.3. Aan de maan gelijk

S.16.4.  Bezoeker van de gezinnen

S.16.5. Maha Kassapa, oud geworden

S.16.6. Vermaning (I)

S.16.7. Vermaning (II)

S.16.8. Vermaning (III)

S.16.9. De meditatieve verdiepingen en de wonderkrachten

S.16.10. Maha Kassapa en Ananda

S. 16.11. Het gewaad

S.16.12. Is de Tathagata na het overlijden?

S.16.13. Vervalsing van de goede leer

S.16.1. Tevreden

Te Savatthi. De Boeddha spreekt er tot de monniken over de eerwaarde Maha Kassapa.

Kassapa is tevreden met elk gewaad. Hij doet geen onpassende dingen om een gewaad te krijgen. Als hij geen gewaad heeft gekregen, mist hij dat niet. En als hij een gewaad heeft ontvangen, geniet hij ervan zonder begeerte. Hij houdt het nadelige ervan in het oog, en kent de manier waarop hij (aan de boeien) kan ontkomen.

Kassapa is tevreden met elk aalmoes. Hij is tevreden met elke slaapplaats. Hij is tevreden met elke uitrusting met gebruiksvoorwerpen en geneesmiddelen voor zieken. - Hij doet geen onpassende dingen om een aalmoes, een slaapplaats, gebruiksvoorwerpen en geneesmiddelen te krijgen. Als hij niets heeft gekregen, mist hij dat niet. En als hij iets heeft ontvangen, geniet hij ervan zonder begeerte. Hij houdt het nadelige ervan in het oog, en kent de manier waarop hij (aan de boeien) kan ontkomen.

Daarom, monniken, moeten jullie oefenen op gelijke manier.        

S.16.2. Niet en wel ijverig en fijngevoelig

Eens vertoefden de eerwaarde Maha Kassapa en de eerwaarde Sariputta te Varanasi, te Isipatana, in het antilopenpark. In de avond stond de eerwaarde Sariputta op uit eenzame meditatie en ging naar de eerwaarde Maha Kassapa. Hij begroette hem, ging terzijde zitten en sprak hem als volgt toe.

"Kassapa, men zegt dat iemand die niet ijverig en niet fijngevoelig is, niet in staat is om de volmaakte verlichting te verkrijgen. Maar wie ijverig en fijngevoelig is, die is in staat om de volmaakte Verlichting, de onvergelijkbare innerlijke vrede, te verkrijgen.

In hoeverre nu is men niet ijverig en niet fijngevoelig; in hoeverre is men niet in staat om nibbana te verwerkelijken? En in hoeverre is men dat wel?

Een bhikkhu spant zich niet ijverig in als hij niet denkt: "Het kwade dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij als het wel ontstaat, tot nadeel zijn." En hij spant zich niet ijverig in als hij niet denkt: "Het kwade dat in mij is ontstaan, kan mij als het niet opgegeven wordt, tot nadeel strekken." En hij spant zich niet ijverig in als hij niet denkt: "Het goede dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij als het niet ontstaat, tot nadeel strekken." En hij spant zich niet ijverig in als hij niet denkt: "Het goede dat in mij is ontstaan, kan mij, als het weer verdwijnt, tot nadeel strekken."

Op deze manier is men iemand die niet ijverig is.

En hoe is men iemand die niet fijngevoelig is? – Een bhikkhu heeft geen fijngevoel als hij niet denkt: "Het kwade dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij, als het ontstaat, tot nadeel strekken." En hij heeft geen fijngevoel als hij niet denkt: "Het kwade dat in mij is ontstaan, kan mij, als het niet opgegeven wordt, tot nadeel strekken." En hij heeft geen fijngevoel als hij niet denkt: "Het goede dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij, als het niet ontstaat, tot nadeel strekken." En hij heeft geen fijngevoel als hij niet denkt: "Het goede dat in mij is ontstaan, kan mij, als het weer verdwijnt, tot nadeel strekken."

Op deze manier is men iemand die geen fijngevoel heeft.

Op deze manier is men niet ijverig, niet fijngevoelig, niet in staat om de volmaakte verlichting te verkrijgen, niet in staat om de onvergelijkbare innerlijke vrede te verwerven.

En hoe is men iemand die ijverig is?

Een bhikkhu spant zich ijverig in als hij denkt: "Het kwade dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij als het wel ontstaat, tot nadeel zijn." En hij spant zich ijverig in als hij denkt: "Het kwade dat in mij is ontstaan, kan mij als het niet opgegeven wordt, tot nadeel strekken." En hij spant zich ijverig in als hij denkt: "Het goede dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij als het niet ontstaat, tot nadeel strekken." En hij spant zich ijverig in als hij denkt: "Het goede dat in mij is ontstaan, kan mij, als het weer verdwijnt, tot nadeel strekken."

Op deze manier is men iemand die ijverig is.

En hoe is men iemand die fijngevoelig is? – Een bhikkhu heeft fijngevoel als hij denkt: "Het kwade dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij, als het ontstaat, tot nadeel strekken." En hij heeft fijngevoel als hij denkt: "Het kwade dat in mij is ontstaan, kan mij, als het niet opgegeven wordt, tot nadeel strekken." En hij heeft fijngevoel als hij denkt: "Het goede dat in mij nog niet is ontstaan, kan mij, als het niet ontstaat, tot nadeel strekken." En hij heeft fijngevoel als hij denkt: "Het goede dat in mij is ontstaan, kan mij, als het weer verdwijnt, tot nadeel strekken."

Op deze manier is men iemand die fijngevoel heeft.

       

Op deze manier is men ijverig, fijngevoelig, in staat om de volmaakte verlichting te verkrijgen, in staat om de onvergelijkbare innerlijke vrede te verwerven.

S.16.3. Aan de maan gelijk

Te Savatthi. De Boeddha sprak er de monniken als volgt toe.

"Zoals de maan moeten jullie de gezinnen opzoeken bij het vergaren van aalmoezen, het lichaam verre houdend, de geest verre houdend, steeds weer welkom, nooit onbescheiden."

"Kassapa zoekt de gezinnen op zoals de maan. Hij houdt het lichaam verre, houdt de geest verre, is steeds weer welkom bij de gezinnen, is nooit onbescheiden."

"Net zoals mijn hand niet hecht aan de lucht, niet door de lucht vastgehouden wordt, evenzo is een bhikkhu wiens denken niet aan de gezinnen hecht wanneer hij de gezinnen op de aalmoezengang opzoekt, wiens denken door de gezinnen niet vastgehouden wordt. Hij denkt dan: 'Zij die winst wensen, mogen zij winnen; zij die verdiensten wensen, mogen zij verdienstelijke werken doen.' Hij gaat rond met een tevreden hart en blij over de winst van anderen, net zoals hij een tevreden hart heeft en blij is over de eigen winst.

Een dergelijke bhikkhu mag de gezinnen opzoeken.

Als Kassapa (bij de aalmoezengang) de gezinnen opzoekt, dan hecht zijn denken niet aan de gezinnen, wordt door hen niet vastgehouden. Hij denkt dan: 'Zij die winst wensen, mogen zij winnen; zij die verdiensten wensen, mogen zij verdienstelijke werken doen.' Hij gaat rond met een tevreden hart en blij over de winst van anderen, net zoals hij een tevreden hart heeft en blij is over de eigen winst."

En verder sprak de Boeddha: "Monniken, welke leerrede is niet zuiver en welke is wel zuiver? – Wanneer een bhikkhu de leer verkondigt met de gedachte: 'Anderen horen van mij de leer, en wanneer zij van mij de leer gehoord hebben, mogen zij er dan welbehagen aan vinden; en wanneer zij er welgevallen aan gevonden hebben, mogen zij dan zo doen als degenen die welgevallen eraan gevonden hebben.[70] De leerrede van een dergelijke bhikkhu is niet volmaakt zuiver."

Maar wanneer een bhikkhu de leer aan anderen verkondigt met de gedachte: 'De Verhevene heeft de leer goed uitgelegd, ze heeft al in de tegenwoordige tijd haar uitwerking, ze is tijdloos, ze nodigt uit tot onderzoek, leidt naar het doel, is door wijzen op eigen kracht te begrijpen. Welnu, de anderen mogen van mij de leer horen. En wanneer ze die leer gehoord hebben, mogen zij de leer dan begrijpen. En wanneer zij de leer begrepen hebben, mogen zij dan ernaar streven zo te worden (zoals de leer het voorschrijft). Hij verkondigt de leer aan anderen uit mededogen, uit medelijden. De leerrede van een dergelijke bhikkhu is volkomen zuiver.

Bhikkhus, Kassapa verkondigt de leer aan anderen uit mededogen, uit medelijden. Met het voorbeeld van Kassapa wil ik jullie vermanen. Streeft ernaar zo te worden als Kassapa of zoals iemand die gelijk is aan Kassapa."

S.16.4.  Bezoeker van de gezinnen

Te Savatthi. De Boeddha sprak er tot de bhikkhus wie een gezinnen-bezoeker[71] mag worden en wie niet.

Als een monnik gezinnen opzoekt met de gedachte: "Mogen zij mij geven, mogen zij de gave niet weigeren, mogen zij mij veel geven, niet weinig; mogen zij mij iets voortreffelijks geven; mogen zij snel geven, niet langzaam; mogen zij met achting geven."

Als een monnik met zulke gedachten de gezinnen opzoekt en hij krijgt niets, dan wordt hij onwillig. Hij ondervindt op grond daarvan leed en droefheid. Evenzo als hij weinig krijgt, iets slechts krijgt, iets langzaam krijgt of onachtzaam. Hij wordt dan onwillig. Op grond daarvan ondervindt hij leed en droefheid. Een dergelijke monnik mag geen gezinnen-bezoeker worden.

Maar wanneer een monnik de gezinnen opzoekt met de gedachten: "Hoe zou het toch mogelijk zijn bij andere gezinnen te denken: 'Mogen zij mij geven, mogen zij mij veel geven (etc).'

Wanneer de mensen hem dan bij de aalmoezenrondgang niets geven, dan wordt die monnik niet onwillig. Hij ondervindt op grond daarvan geen leed en geen droefheid. Een dergelijke monnik mag een gezinnen-bezoeker worden.

Kassapa zoekt de gezinnen op met de laatstgenoemde gedachten. Als hij niets krijgt, is hij niet onwillig. Op grond daarvan ondervindt hij geen leed en geen droefheid.

Met het voorbeeld van Kassapa wil ik jullie vermanen. Streeft ernaar te worden zoals hij of zoals iemand die op hem lijkt."

S.16.5. Maha Kassapa, oud geworden

Te Rajagaha in het bamboepark.

De eerwaarde Maha Kassapa ging naar de Boeddha toe, groette hem eerbiedig en ging terzijde neerzitten. De Boeddha zei tot hem: "Kassapa, je bent oud geworden. De versleten lompenkleren zijn lastig voor je. Draag daarom gewaden die door leken geschonken zijn, geniet van hun uitnodigingen en woon in mijn nabijheid."

Kassapa: "Heer, ik ben al lang een bosbewoner en ik prijs het leven in een bos. Ik leef van aalmoezen en ik prijs dat leven. Ik ben iemand die [slechts] de drie gewaden bezit en prijs het bezit van drie gewaden. Ik ben tevreden en prijs de tevredenheid. Ik leef alleen en prijs het alleen zijn. Ik ben zonder omgang en prijs een dergelijk leven. Ik ben energiek en prijs de energie."

De Boeddha: "Waarom ben je sedert lange tijd een bosbewoner (etc.)?"

Kassapa: "Vanwege twee omstandigheden, Heer; omwille van mijn eigen welbevinden in dit leven en uit medelijden met het latere geslacht. Misschien sluiten de latere geslachten zich aan bij de gedachte: 'Allen die discipelen van de Boeddha of van zijn navolgers waren, zijn lange tijd bosbewoners geweest en hebben het leven in een bos geprezen; zij leefden van aalmoezen en hebben een dergelijk leven geprezen; zij droegen lompenkleren en hebben dat geprezen; zij droegen slechts drie gewaden en hebben het bezit van slechts drie gewaden geprezen; zij waren tevreden en prezen de tevredenheid; zij waren eenzaam en prezen de eenzaamheid; zij waren zonder omgang en prezen een celibatair leven; zij waren energiek en prezen de energie.' Het latere geslacht zal dan ernaar streven zo te worden; dat zal hen uiteindelijk tot heil en zegen strekken."

De Boeddha: "Goed, Kassapa. Je hebt gestreefd naar het heil en geluk van veel mensen, uit medelijden met de wereld, tot zegen, heil en geluk van goden en mensen. Daarom, Kassapa, houdt de versleten lompenkleren, ga op aalmoezenrondgang en leef in het bos."

S.16.6. Vermaning (I)

Te Rajagaha, in het bamboepark.

De eerwaarde Maha Kassapa ging naar de Verhevene toe, begroette hem eerbiedig en ging terzijde neerzitten. De Boeddha vroeg toen aan Kassapa: "Vermaan de bhikkhus, Kassapa, houdt een leerrede. Als jij het niet doet, zal ik preken."

Kassapa: "Heer, tegenwoordig is het moeilijk om tot de bhikkhus te praten. Ze hebben eigenschappen die het moeilijk maken tot hen te praten. Ze zijn ontoegankelijk [niet geduldig om iets aan te nemen]. Ze tonen geen eerbied voor een toespraak. [Ze tonen geen eerbied als ze een toespraak gehoord hebben].

Heer, ik heb twee monniken gezien die elkaar uitnodigden voor een wedstrijd wie van hen het beste kan preken, wie van hen meer, mooier en langer kan praten. Die twee monniken waren Bhanda, de celgenoot van Ananda, en Abhinjika, de celgenoot van Anuruddha."

De Boeddha vroeg toen aan een bhikkhu om die twee monniken te gaan halen. Die twee werden gehaald. Zij groetten de Verhevene eerbiedig en gingen terzijde neerzitten.

De Verhevene vroeg of zij inderdaad elkaar hadden uitgenodigd voor een spreek-wedstrijd. De twee bhikkhus bevestigden het. De Verhevene zei: "Leggen jullie mijn leer zó uit dat jullie willen weten wie van jullie meer, mooier en langer kan praten?"

De twee bhikkhus: "Neen, Heer."

De Boeddha: "Waarom nodigden jullie elkaar dan uit voor zo'n wedstrijd?"

De twee bhikkhus wierpen zich voor de voeten van de Verhevene neer en zeiden dat zij een fout hadden gemaakt. Zij vroegen vergiffenis.

De Verhevene: "Het is van voordeel als iemand zijn fout als fout inziet, er volgens de voorschriften voor boet en verder ernaar streeft die fout niet meer te maken."

S.16.7. Vermaning (II)

Te Rajagaha, in het bamboepark.

De eerwaarde Mahakassapa ging naar de Verhevene toe, begroette hem eerbiedig en ging terzijde zitten. De Boeddha vroeg toen aan Kassapa: "Vermaan de bhikkhus, Kassapa, houdt een leerrede. Als jij het niet doet, zal ik preken."

Kassapa: "Tegenwoordig is het moeilijk om tot de bhikkhus te praten. Ze hebben eigenschappen die het moeilijk maken om tot hen te praten. Ze zijn ontoegankelijk [niet geduldig om iets aan te nemen]. Ze tonen geen eerbied als ze een toespraak gehoord hebben."

Kassapa zei verder: "Wie geen geloof heeft in het goede, wie niet nauwgezet is, wie geen fijngevoeligheid, energie en inzicht heeft in het goede, bij die persoon is elke dag en nacht afname in het goede te verwachten, geen toename.

Afname is het volgende: iemand die ongelovig is, gewetenloos, niet fijngevoelig, traag, onwijs, opvliegend, hatelijk, dat is teruggang. De bhikkhu die niet toegankelijk is voor een vermaning, dat is teruggang.

Maar wie geloof heeft in het goede, wie nauwgezet is, wie fijngevoeligheid, energie en inzicht in het goede bezit, bij die persoon is dag en nacht een toename in het goede te verwachten.

Vooruitgang is het volgende: iemand die gelovig is, nauwgezet, energiek, wijs, niet opvliegend, niet hatelijk, dat is vooruitgang. De bhikkhu die toegankelijk is voor een vermaning. Dat is vooruitgang."

De Boeddha zei: "Goed, Kassapa, goed." Hij herhaalde de woorden van Kassapa en bevestigde ze daarmee.

S.16.8. Vermaning (III)

Te Rajagaha, in het Kalandakanivapa.

De eerwaarde Mahakassapa ging naar de Verhevene toe, begroette hem eerbiedig en ging terzijde zitten. De Boeddha vroeg toen aan Kassapa: "Vermaan de bhikkhus, Kassapa, houdt een leerrede. Als jij het niet doet, zal ik preken."

Kassapa: "Tegenwoordig is het moeilijk om tot de bhikkhus te praten. Ze hebben eigenschappen die het moeilijk maken om tot hen te praten. Ze zijn niet geduldig om iets aan te nemen. Ze tonen geen eerbied voor een toespraak.”

De Boeddha: "Maar vroeger, Kassapa, zijn de eerwaarde bhikkhus bosbewoners geweest en hebben het bosleven geprezen. Zij leefden van aalmoezen en hebben een dergelijk leven geprezen. Zij droegen lompenkleren en prezen het dragen van lompenkleren. Zij bezaten slechts drie gewaden en prezen het bezit van drie gewaden. Zij waren genoegzaam en hebben genoegzaamheid geprezen. Zij waren tevreden en hebben tevredenheid geprezen. Zij leefden alleen en hebben het alleen leven geprezen. Zij waren zonder seksuele omgang en hebben een dergelijk leven geprezen. Zij waren energiek en hebben de energie geprezen.

Wanneer dan een bhikkhu die een bosbewoner was en het bosleven prees, of een bhikkhu die van aalmoezen leefde en dat leven prees, of iemand die lompenkleren droeg en het dragen ervan prees, of iemand die slechts drie gewaden bezat en het bezit ervan prees, of iemand die genoegzaam was en de genoegzaamheid prees, of iemand die tevreden was en de tevredenheid prees, of iemand die alleen leefde en dat leven prees, of iemand die zonder seksuele omgang was en dat leven prees, wanneer een bhikkhu energiek was en de energie prees, – dan plachten de eerwaarde bhikkhus hem uit te nodigen om te gaan zitten. Zij vroegen dan naar zijn naam en prezen hem, denkende dat hij naar onderricht verlangde.

Dan kwam bij de jonge bhikkhus de volgende gedachte op: "Wanneer een bhikkhu een bosbewoner is ...van aalmoezen leeft ...lompenkleren draagt ...slechts drie gewaden bezit. ..genoegzaam is. ..tevreden is. ..alleen leeft. ..geen seksuele omgang heeft ...energiek is ...en dat leven prijst, dan plegen de ouderlingen hem uit te nodigen om te gaan zitten.” En die jonge bhikkhus zullen dan ernaar streven zoals die bosmonniken te worden. En dat zal hun lang tot heil en zegen strekken.

Maar tegenwoordig, Kassapa, zijn de eerwaarde bhikkhus geen bosbewoners meer en prijzen het leven in een bos niet. Zij leven niet van aalmoezen. ..dragen geen lompenkleren (etc) ...Zij zijn niet energiek en prijzen de energie niet.

Wanneer dan een bhikkhu welbekend is en beroemd, en wanneer hij gewaden, aalmoezenspijs, bed en uitrusting met gebruiksvoorwerpen en geneesmiddelen voor zieken (rijkelijk) ontvangt, dan nodigen de eerwaarde bhikkhus hem uit om te gaan zitten. De jonge bhikkhus zien dat en bij hen komt de gedachte op dat beroemde bhikkhus uitgenodigd worden te gaan zitten. Zij streven er dan naar om zo te worden zoals die welbekende bhikkhus. En dat zal hun lang tot onheil en leed strekken.

Kassapa, terecht kan men dan zeggen: 'Schade hebben de vrienden van het heilige leven ondervonden door datgene wat het heilige leven schaadt,[72] geteisterd zijn zij daardoor.'"

S.16.9. De meditatieve verdiepingen en de wonderkrachten

Te Savatthi.

[De Boeddha:] "Ik, monniken, treed helemaal naar believen binnen in de eerste meditatieve verdieping (jhana), afgezonderd van zinnelijke begeerten, afgezonderd van het kwade. Dit eerste jhana is verbonden met gedachten en overwegingen, is uit eenzaamheid ontstaan, maakt gelukkig vol vreugde. En ik verblijf daarin.[73]

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in het eerste jhana en verblijft daarin.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, na het tot rust komen van gedachten en overwegingen, binnen in het tweede jhana. Het heeft innerlijke vrede, concentratie (eenwording) van het denken, is vrij van gedachten en overwegingen, ontstaan door geestelijke concentratie. Ze maakt gelukkig, vol vreugde. En daarin verblijf ik.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in het tweede jhana en verblijft daarin.

Ik, monniken, verblijf helemaal naar believen, na het verdwijnen van de vreugde, in gelijkmoedigheid; en bezonnen en volbewust ondervind ik lichamelijk het geluk en treed binnen in het derde jhana. De edelen noemen dit jhana gelijkmoedig, bezonnen, gelukkig. En ik verblijf daarin.

En ook Kassapa, monniken, verblijft helemaal naar believen in gelijkmoedigheid en treedt op gelijke wijze binnen in het derde jhana.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, – na het opgeven van de begeerte en na het opgeven van leed, nadat voordien met succes de ervaringen van gevoelens van geluk en pijn vernietigd zijn, – binnen in het vierde jhana. Dit jhana is vrij van leed, vrij van geluk, is in gelijkmoedigheid en oplettendheid gezuiverd. En ik verblijf daarin.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in dat vierde jhana en verblijft daarin.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, na volledige overwinning van de vorm-voorstellingen, na vernietiging van voorstellingen van innerlijk tegenstreven, na onderdrukking van de voorstellingen van verscheidenheid, (met de gedachten) oneindig is de ruimte, binnen in de sfeer van de ruimte-oneindigheid. En ik verblijf daarin.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in die meditatieve sfeer, en verblijft daarin.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, nadat ik de sfeer van de ruimte-oneindigheid volledig overwonnen heb, (met de gedachte) oneindig is het bewustzijn, binnen in de sfeer van bewustzijnsoneindigheid.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in die meditatieve sfeer en verblijft daarin.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, nadat ik de sfeer van de bewustzijnsoneindigheid volledig heb overwonnen, (met de gedachte) niets is er, binnen in de sfeer van niets is er. En daarin verblijf ik.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in die meditatieve sfeer en verblijft daarin.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, nadat ik de sfeer van niets is er volledig heb overwonnen, binnen in de sfeer van noch waarneming noch niet waarneming. En ik verblijf daarin.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze in die meditatieve sfeer binnen en verblijft erin.

Ik, monniken, treed helemaal naar believen, nadat ik de sfeer van noch waarneming noch niet waarneming volledig heb overwonnen, binnen in de sfeer van opheffing van waarneming en gevoel. En ik verblijf daarin.

En ook Kassapa, monniken, treedt op gelijke wijze binnen in die meditatieve sfeer en verblijft erin.

Ik, monniken, geniet helemaal naar believen van de verschillende soorten van bovennatuurlijke krachten. Uit één word ik veel, en uit veel word ik één. Ik maak me zichtbaar en onzichtbaar. Ongehinderd ga ik door wanden, muren, bergen zoals in de vrije ruimte. Ik duik in de aarde op en onder, zoals in het water. Ik loop op het water zonder dat het uiteen gaat zoals op vaste bodem. Ik beweeg me in zittende houding in de lucht zoals een vogel. Ik raak met de hand de machtige maan en zon aan en aai ze. Zelfs tot in de Brahmā-wereld oefen ik lichamelijke invloed uit.

En ook Kassapa, monniken, geniet op gelijke wijze de verschillende soorten van bovennatuurlijke krachten.

Ik, monniken, hoor helemaal naar believen met het hemelse oor, het zuivere, bovenmenselijke, beide geluiden, hemelse en aardse, geluiden die ver weg zijn en geluiden die nabij zijn.

En ook Kassapa, monniken, heeft het hemelse oor.

Ik, monniken, onderken helemaal naar believen het hart van anderen doordat ik het met het eigen hart begrijp. Ik onderken een met begeerte vervuld denken als een met begeerte vervuld denken. Of ik onderken een van begeerte vrij denken als een van begeerte vrij denken. Ik onderken een van haat vervuld denken als een van haat vervuld denken. Of ik onderken een van haat vrij denken als een van haat vrij denken. Ik onderken een van waan vervuld denken als een van waan vervuld denken. Of ik onderken een van waan vrij denken als een van waan vrij denken. Ik onderken een geconcentreerd denken als een geconcentreerd denken. Of ik onderken een verstrooid denken als een verstrooid denken. Ik onderken een hoog strevend denken als een hoog strevend denken. Of ik onderken een niet hoog strevend denken als een niet hoog strevend denken. Ik onderken een denken met hogere doelen als een denken met hogere doelen. Of ik onderken een denken zonder hogere doelen als een denken zonder hogere doelen. Ik onderken een geestelijk kalm denken als een geestelijk kalm denken. Of ik onderken een geestelijk niet kalm denken als een geestelijk niet kalm denken. Ik onderken een bevrijd denken als een bevrijd denken. Of ik onderken een niet bevrijd denken als een niet bevrijd denken.

En ook Kassapa, monniken, onderkent helemaal naar believen het hart van andere wezens op die manier.

Ik, monniken, herinner mij helemaal naar believen aan de verscheidene vroegere vormen van bestaan, zoals aan één geboorte, aan twee geboorten, aan drie geboorten, aan vier geboorten, aan vijf geboorten, aan tien geboorten, aan 20, 30, 40, 50, 100, 1000, 100.000 geboorten, aan talrijke tijdperken van wereldvergaan en aan talrijke tijdperken van wereldontstaan en aan talrijke tijdperken van wereldvergaan-wereldontstaan. Toen had ik die en die naam, was van die en die familie, van die en die kaste, voedde mij zus en zo, ondervond dit en dat aan lust en leed, werd zo en zo oud. Nadat ik vandaar heengegaan was, werd ik daar en daar wedergeboren. Daar had ik dan weer die en die naam, was van die en die familie, voedde mij zus en zo, ondervond dit en dat aan lust en leed, werd zo en zo oud. Nadat ik wederom van daar was heengegaan, ben ik hier wedergeboren. Zo herinner ik mij aan de verscheidene vroegere vormen van bestaan met de bijzondere gebeurtenissen en details ervan.

En ook Kassapa, monniken, herinnert zich helemaal naar believen aan de verscheidene vroegere vormen van bestaan, met de bijzondere gebeurtenissen en details.

Ik, monniken, overzie helemaal naar believen met het hemelse oog, het zuivere, bovenmenselijke, de wezens en onderken de wezens hoe ze heengaan en wedergeboren worden, lage en edele, mooie en lelijke, gelukkige en ongelukkige, zoals zij komen overeenkomstig hun kamma. 'Deze wezens daar hadden een kwade levenswandel in lichamelijk doen, en ook in spreken en denken. Zij hebben de edelen gesmaad, hadden verkeerde inzichten en hebben hun handelen gevormd volgens hun verkeerde inzichten. Zij zijn na de dood wedergeboren in een lagere vorm van bestaan, in een bestaan vol lijden, in verdoemenis en hel. Die wezens echter hadden een goede levenswandel in lichamelijk doen, hadden een goede levenswandel in spreken en ook in denken. Zij hebben de edelen niet gesmaad. Zij hadden juist inzicht en zij hebben hun handelen gevormd naar hun juist inzicht. Zij zijn na de dood wedergeboren in een gelukkig bestaan, in de hemelse wereld.' Zo overzie ik met het hemelse oog, het zuivere, bovenmenselijke de wezens en onderken hoe zij heengaan en wedergeboren worden, lage en edele, mooie en lelijke, gelukkige en ongelukkige, zoals zij komen overeenkomstig hun kamma.

En ook Kassapa, monniken, overziet helemaal naar believen met het hemelse oog de wezens. (etc)

En ik, monniken, heb na vernietiging van de wereldse invloeden de van wereldse invloeden vrije verlossing van het hart en verlossing van het inzicht nog in dit leven door eigen begrijpen en verwerkelijken bereikt en ik verblijf daarin.

En ook Kassapa, monniken, heeft na vernietiging van de wereldse invloeden de van wereldse invloeden vrije verlossing van het hart en verlossing van het inzicht reeds in dit leven door eigen begrijpen en verwerkelijken bereikt en hij verblijft erin."

S.16.10. Maha Kassapa en Ananda

Eens vertoefde de eerwaarde Maha Kassapa te Savatthi, in het Jetavana-park. Hij werd er door de eerwaarde Ananda uitgenodigd om naar een bijeenkomst van nonnen te gaan. Samen met Ananda ging Maha Kassapa in de voormiddag naar haar toe en Maha Kassapa preekte daar tot haar. De non Thullatissa was er ontevreden over en zei: "Hoe kan Kassapa het passend vinden om de leer te preken in bijzijn van de wijze Ananda." Kassapa was gekwetst[74] door deze woorden. Ananda bracht hem tot rust door te zeggen: "Vrouwen zijn dwaas."[75]

De eerwaarde Maha Kassapa zei toen aan Ananda dat hij persoonlijk door de Boeddha aan de Orde was voorgesteld als iemand die het eerste jhana naar believen kon intreden, net zoals de Boeddha zelf dat ook kon. En hij kon eveneens het tweede, derde en vierde jhana naar believen intreden net zoals de Boeddha. En ook de vijfde, zesde, zevende en achtste meditatieve verdieping kon hij naar believen intreden, net zoals de Boeddha. Dat was door de Boeddha aan de gemeenschap van de monniken meegedeeld.

En de Boeddha had verder Kassapa aan de Sangha voorgesteld als iemand die de bovennatuurlijke krachten bezat, die het hemelse oog en hemelse oor had, die het hart van anderen onderkende, die zich aan de verscheidene vroegere vormen van bestaan herinnerde, die met het hemelse oog onderkende hoe de wezens wedergeboren werden overeenkomstig hun kamma, en die na vernietiging van de wereldse invloeden de bevrijding van het gemoed had ingezien en verwerkelijkt, net zoals de Boeddha dat had ingezien en verwerkelijkt.[76]

"Ananda, ben jij door de Verhevene persoonlijk aan de gemeenschap van de monniken op een dergelijke manier voorgesteld?"

(Ananda): "Neen, heer, dat is niet het geval."

De non Thullatissa trad uit de Bhikkhuni Sangha uit.

[M.a.w. volgens Maha Kassapa stond hij op gelijk niveau als de Boeddha wat betreft de jhanas en de bovennatuurlijke krachten. Maar de eerwaarde Maha Moggallana was de beste wat betreft de bovennatuurlijke krachten. Wat in dit sutta verhaald is, is m.i. niet op deze manier door de eerwaarde Maha Kassapa gezegd.]

S. 16.11. Het gewaad

Eens vertoefde de eerwaarde Maha Kassapa te Rajagaha in het bamboepark Kalandakanivapa. In die tijd ging de eerwaarde Ananda te Dakkhinagiri[77] rond met een grote gemeenschap van bhikkhus.

Dertig bhikkhus, celgenoten van de eerwaarde Ananda, van wie de meesten jongelui, hadden de opleiding opgegeven en waren naar het lagere leven teruggekeerd.

Toen de eerwaarde Ananda in Dakkhinagiri zijn ronde had gemaakt, ging hij naar Rajagaha in het bamboepark Kalandakanivapa, naar de plek waar de eerwaarde Maha Kassapa zich bevond. Hij begroette de eerwaarde Maha Kassapa eerbiedig en ging terzijde zitten. De eerwaarde Maha Kassapa vroeg toen aan Ananda onder welke omstandigheden door de Verheven was toegestaan om met drieën in de gezinnen de maaltijd te nemen.

Het antwoord van Ananda luidde: "Drie omstandigheden zijn door de Verhevene toegestaan om met drieën in de gezinnen te eten. (1) Om mensen met een slecht karakter in toom te houden. (2) Voor het welzijn van bekwame bhikkhus opdat niet kwaadaardigen een splitsing in de gemeenschap veroorzaken. (3) Uit medelijden met de gezinnen."

Maha Kassapa zei toen: "Ananda, waarom ga je dan rond samen met die jonge bhikkhus bij wie de poorten van de zinnen nog niet behoed zijn, die bij het eten geen maat weten te houden, die niet bedacht zijn op oplettendheid. Je vernietigt de veldvruchten (gewassen), je bent een bederver van gezinnen. Je gevolg brokkelt af, je volgelingen van wie de meesten nog jong zijn, vallen af. Nog steeds weet deze jongeman geen maat te houden."

Ananda gaf ten antwoord: "Kassapa, mijn hoofd is al vol met grijze haren en toch zegt u nu nog steeds 'jongeman' tegen mij.

De non Thullananda hoorde dat de eerwaarde Maha Kassapa de eerwaarde Ananda terecht wees en zij ergerde zich erover. Zij zei: "Meent Maha Kassapa, die vroeger tot een andere school behoorde, de wijze Ananda te moeten berispen door hem jongen te noemen?"

Maha Kassapa zei toen tot de eerwaarde Ananda: "Waarlijk, Ananda, het woord van de bhikkhuni Thullananda is te vlug en zonder overleg gesproken. Sinds ik hoofdhaar en baard heb laten afknippen en de gele gewaden heb aangelegd en uit het huiselijke in het huisloze leven ben gegaan, erken ik geen andere meester dan de Verhevene, de Volmaakte, de geheel Verlichte, tot wie ik mijn toevlucht neem.

Vroeger toen ik nog een huisbewoner was, ontstond bij mij de gedachte: 'Het huiselijke leven is eng, een stoffig pad. De open lucht is de afkeer van de wereld. Niet gemakkelijk is het voor iemand die in het huis leeft, om een heel volkomen, heel rein heilig leven te leiden. Hoe zou het zijn als ik hoofdhaar en baard afscheer, het gele gewaad aanleg en uit het huiselijke leven in het huisloze leven ga?'

Op een andere tijd maakte ik een oppergewaad voor me uit stukken oude kleren, en net zoals de volmaakte heiligen die er zijn, schoor ik hoofdhaar en baard af, legde de gele gewaden aan en trad uit het huiselijke leven in het huisloze leven.

Na me zo van de wereld te hebben afgekeerd,[78] zag ik de Verhevene tussen Rajagaha en Nalanda zitten bij de Bahuputta-cetiya. En de gedachte kwam bij me op: 'De Meester wil ik graag zien, de Verhevene, de volmaakt Ontwaakte.'

Toen wierp ik me met het hoofd bij de voeten van de Verhevene terneer en zei: 'Mijn meester is de Verhevene, ik ben zijn leerling.'

De Boeddha gaf ten antwoord: 'Kassapa, ik weet en ik zie. Daarom moet jij je zo oefenen: pijnlijke zekerheid en fijngevoeligheid moet aanwezig zijn bij de ouden, de jongen en de middelen. Verder moet jij je hierin oefenen: wat voor leerreden ik ook zal horen, die het goede bevatten, die moet je allemaal opnemen en overwegen. Met oplettend oor moet je naar de leer luisteren. Ook moet jij je als volgt oefenen: De oplettendheid bij het lichaam welke oplettendheid met vreugde verbonden is, moet nooit bij je ophouden.'

Na deze aanmaning van de Verhevene stond ik op en ging weg. Ananda, nog zeven dagen genoot ik als onvolmaakte de aalmoezen van de mensen. Op de achtste dag verkreeg ik het hoogste inzicht."

"Ananda, eens ging de Verhevene van de weg af naar de voet van een boom. Daar vouwde ik toen mijn oppergewaad uit stukken stof viervoudig op en spreidde het uit met de woorden: 'Moge de verheven Heer hier gaan neerzitten, opdat het mij lange tijd tot heil en zegen moge strekken.'

De Verhevene ging op de gereedgemaakte zitplaats neerzitten met de woorden: 'Kassapa, je oppergewaad uit stukken stof is zacht.' Ik vroeg hem toen of hij mijn oppergewaad wilde aannemen, uit mededogen.

'Kassapa, zul jij dan mijn versleten gewaden uit lompen van hennep dragen?' – 'Jawel, heer.'

Ik gaf toen mijn oppergewaad aan de Boeddha en ontving zijn versleten gewaden.

Daarom kan men terecht van mij zeggen dat ik een echte zoon van de Verhevene ben, uit zijn mond geboren, uit de waarheid verwekt, uit de waarheid gevormd, een erfgenaam van de waarheid, iemand die versleten lompenkleren van hennep in ontvangst neemt.

Ananda, helemaal naar believen treed ik binnen in het eerste jhana, in het tweede, derde en vierde jhana, net zoals de Boeddha. En ook de [vormloze] vijfde, zesde, zevende en achtste meditatieve verdieping kan ik naar believen intreden, net zoals de Boeddha.

En net zoals de Boeddha beschik ik over de zes bovennatuurlijke krachten."

Verder zei Kassapa dat hij na vernietiging van de wereldse invloeden de bevrijding van het gemoed had ingezien en verwerkelijkt, net zoals de Boeddha dat had ingezien en verwerkelijkt.

De bhikkhuni Thullananda trad uit de Bhikkhuni Sangha uit.

S.16.12. Is de Tathagata na het overlijden?

Eens vertoefden de eerwaarde Maha Kassapa en de eerwaarde Sariputta in Varanasi, te Isipatana, in het Antilopenpark.

In de avond ging Sariputta na de meditatie naar Maha Kassapa, groette hem eerbiedig en ging terzijde zitten.

Sariputta vroeg toen aan Maha Kassapa: "Is de Tathagata na de dood?"

[Kassapa]: "De Verhevene heeft niet meegedeeld dat de Tathagata na de dood is."

[Sariputta]: "Is dan de Tathagata niet na de dood?"

[Kassapa]: "Ook hierover heeft de Verhevene niet meegedeeld dat de Tathagata na de dood is."

[Sariputta]: "Is de Tathagata dan zowel na de dood als niet na de dood?"

[Kassapa]: "Ook hierover heeft de Verhevene niet meegedeeld dat hij na de dood zowel is als niet is."

[Sariputta]: "Is de Tathagata dan niet noch is hij niet na de dood? "

[Kassapa]: "Ook hierover heeft de Verhevene niet meegedeeld dat hij niet is noch niet is na de dood."

[Sariputta]: "Waarom heeft de Verhevene daarover niets meegedeeld?"

[Kassapa]: "Het is niet heilzaam en het leidt niet tot het heilige leven noch leidt het naar tegenzin (tegen wereldse dingen), leidt niet naar gelijkmoedigheid, niet naar opheffing, niet naar stilte, niet naar (het verkrijgen van) wonderkracht, niet naar de volmaakte verlichting, nibbana."

[Sariputta]: "Maar waarover heeft de Verhevene iets meegedeeld?"

[Kassapa]: "Dit is het lijden, dit is de oorsprong van het lijden, dit is de opheffing van het lijden, dit is de weg die leidt naar de opheffing van lijden, – dat is door de Verhevene meegedeeld."

[Sariputta]: Waarom heeft de Verhevene hierover iets meegedeeld?"

[Kassapa]: "Dit is heilzaam, leidt naar een heilig leven, leidt naar tegenzin (tegen de wereldse dingen), leidt naar gelijkmoedigheid, naar opheffing, naar stilte, naar verkrijging van wonderkracht, naar volmaakte Verlichting, nibbana."

S.16.13. Vervalsing van de goede leer

Eens vertoefde de Verhevene te Savatthi, in het Jetavana-park van Anathapindika. De eerwaarde Mahakassapa ging naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig en ging terzijde neerzitten. En Mahakassapa vroeg: "Heer, wat is de oorzaak dat er vroeger minder voorschriften waren maar meer bhikkhus de staat van volmaakte heiligheid bereikt hadden? En Heer, wat is de oorzaak dat er thans meer voorschriften zijn maar minder bhikkhus de staat van volmaakte heiligheid bereikt hebben?"

[De Boeddha]: "Kassapa, de oorzaak is zo: wanneer de wezens teruggaan[79] en de goede leer verdwijnt, dan worden de voorschriften meer en dan bevinden zich minder bhikkhus in de staat van volmaakt inzicht.

Zolang komt er geen verdwijnen van de goede leer, zolang als er geen vervalsing[80] van de goede leer ontstaat. Maar als er een vervalsing van de goede leer in de wereld ontstaat, dan komt er een verdwijnen van de goede leer.

Hier zelf (onder ons) ontstaan de dwaze mensen die de goede leer laten verdwijnen.

Vijf dingen moeten vermeden worden want die vijf dingen leiden naar het ophouden en verdwijnen van de goede leer, namelijk:

1. Er zijn bhikkhus en bhikkhunis, mannelijke en vrouwelijke lekenvolgelingen zonder eerbied en zonder hoogachting tegenover de meester.

2. Zij zijn zonder eerbied en zonder hoogachting tegenover de leer.

3. Zij zijn zonder eerbied en zonder hoogachting tegenover de gemeenschap [van de heiligen].

4. Zij zijn zonder eerbied en zonder hoogachting tegenover de training.

5. Zij zijn zonder eerbied en zonder hoogachting tegenover de geestelijke concentratie.

Deze vijf dingen moeten vermeden worden. Zij leiden naar het ophouden en verdwijnen van de goede leer.

De volgende vijf dingen strekken tot het behoud, tot niet ophouden en niet verdwijnen van de goede leer, namelijk:

1. Er zijn bhikkhus en bhikkhunis, mannelijke en vrouwelijke lekenvolgelingen vol eerbied en vol hoogachting tegenover de meester.

2. Zij zijn vol eerbied en vol hoogachting tegenover de leer.

3. Zij zijn vol eerbied en vol hoogachting tegenover de gemeenschap [van de heiligen].

4. Zij zijn vol eerbied en vol hoogachting tegenover de training.

5. Zij zijn vol eerbied en vol hoogachting tegenover de geestelijke concentratie.

        Deze vijf dingen strekken tot het behoud, tot niet ophouden en niet verdwijnen van de goede leer.[81]

S.17. [S.XVII] Lābhasakkāra-Samyutta

Winst, eer en roem zijn een hindernis, een gevaar voor de bhikkhu. (S.17.1-43)

S.17.35. Na de dood van Devadatta - Acirapakkanta Sutta

Eens verbleef de Verhevene te Rājagaha, op de Gierenpiek, kort na het heengaan van Devadatta.

         Toen richtte de Verhevene zich met betrekking tot Devadatta tot de monniken:

        "Tot zijn eigen ondergang, monniken, zijn winst, eer en roem Devadatta ten deel gevallen. Zoals de bananenboom , de bamboe of het riet vrucht draagt ​​tot eigen ondergang,  - zoals de muilezel jongen draagt ​​tot haar eigen ondergang, - juist zo zijn ook Devadatta winst, eer en roem ten deel gevallen.

Zo slecht (in de gevolgen ervan) zijn winst, eer en roem, ze zijn diep ingrijpend en ruw (in de gevolgen ervan), ze vormen een obstakel voor het bereiken van de hoogste vrijheid van lasten.

        Daarom moeten jullie als volgt oefenen: 'Winst, eer en roem die ons ten deel zijn gevallen, zullen wij opgeven, en niet moeten winst, eer en roem die ons ten deel zijn gevallen, ons hart blijven verstrikken (en erin vasthechten.'

Zo sprak de Verhevene.  

S.18. [S.XVIII] Rāhula-Samyutta

Instructie van Rāhula. (S.18.1-22)

S.18.1-10.  Toespraak tot Rahula over vergankelijkheid

S.18.11-20. herhaling

S.18.21. Toespraak tot Rahula over niet-ik

S.18.22. niet-ik


S.18.1-10.  Toespraak tot Rahula over vergankelijkheid

Te Savatthi, in het Jetavana-klooster. De eerwaarde Rahula ging naar de Verhevene, groette hem eerbiedig en vroeg om een zodanige uitleg over de leer dat hij na het vernemen ervan afgezonderd, vol ijver en vastbesloten kon vertoeven. De Boeddha zei toen:

"Rahula, zijn de zintuigen - oog, oor, neus, tong, lichaam, geest – onvergankelijk of vergankelijk?" - "Ze zijn vergankelijk, Heer."

"Zijn de vormen, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen, geestelijke objecten onvergankelijk of vergankelijk?"- "Ze zijn vergankelijk, Heer."

"Zijn de diverse soorten bewustzijn - zienbewustzijn, hoorbewustzijn, ruikbewustzijn, smaakbewustzijn, aanrakingsbewustzijn, denkbewustzijn – onvergankelijk of vergankelijk?"- "Ze zijn vergankelijk, Heer."

"Is contact door de zintuigen – visueel contact, hoorcontact, ruikcontact, smaakcontact, aanrakingscontact, denkcontact – onvergankelijk of vergankelijk?"- "Het is vergankelijk, Heer."

"Zijn de gevoelens veroorzaakt door zien, horen, ruiken, proeven, aanraken, denken onvergankelijk of vergankelijk?" - "Ze zijn vergankelijk, Heer."

"Zijn de waarnemingen van vormen, van geluiden, van geuren, van smaken, van aanrakingen, van geestelijke objecten onvergankelijk of vergankelijk?"- "Ze zijn vergankelijk, Heer."

"Is de wil naar vormen, naar geluiden, naar geuren, naar smaken, naar aanrakingen, naar geestelijke objecten onvergankelijk of vergankelijk?"- "Ze is vergankelijk, Heer."

"Is de begeerte, het verlangen naar vormen, naar geluiden, naar geuren, naar smaken, naar aanrakingen, naar geestelijke objecten onvergankelijk of vergankelijk?"- "Ze is vergankelijk, Heer."

"Is het aarde-element, het water-element, het vuur-element, het wind-element, het ruimte-element, het bewustzijns-element onvergankelijk of vergankelijk?"- "Die elementen zijn vergankelijk, Heer."

"Zijn lichamelijkheid, gevoel, waarneming, de formaties, bewustzijn onvergankelijk of vergankelijk?" - "Ze zijn vergankelijk, Heer."

"Wat vergankelijk is, is dat smartelijk of is het prettig?” – “Heer, het is smartelijk.” – “Datgene wat vergankelijk is, smartelijk en veranderlijk, is het juist om daarvan te denken: ‘Dit is van mij, dit ben ik, dit is mijn zelf’?” – “Natuurlijk niet, Heer.”

“Rāhula, wanneer de edele volgeling de waarheid heeft ingezien, wendt hij zich af van het oog en van vormen, van visueel bewustzijn, visueel contact en van alwat ontstaat veroorzaakt door visueel contact, namelijk alwat behoort tot gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn.

Hij wendt zich af van oor en geluiden, van neus en geuren, tong en smaken, lichaam en alwat aangeraakt kan worden, en van geest en gedachten en ideeën. Hij wendt zich af van de corresponderende soorten bewustzijn en contact en van alwat ontstaat veroorzaakt door dat contact, namelijk alwat behoort tot gevoelens, waarneming, geestelijke formaties en bewustzijn.

Wanneer hij zich afwendt, ebt de hartstocht weg. Met het wegebben van de hartstocht is hij bevrijd. En dan ontstaat bij hem het zekere weten: ‘Ik ben bevrijd, geboorte is uitgedoofd, vervuld is het heilige leven, gedaan is wat gedaan moest worden; niets gaat meer hierboven uit.’ Aldus weet hij.”

S.18.11-20. herhaling

(Deze leerreden zijn een herhaling van de voorgaande toespraken S.18.1-10)

S.18.21. Toespraak tot Rahula over niet-ik

Geen “ik” en geen “mijn”

Te Savatthi, in het Jetavana-klooster. De eerwaarde Rahula ging naar de Verhevene toe, groette hem eerbiedig en vroeg welke inzicht men moet hebben dat er bij dit lichaam inclusief het bewustzijn en erbuiten met alle voorstellingen geen waanidee van "ik" en "mijn" meer is.

"Rahula, wat er bestaat aan lichamelijkheid, aan gevoel, aan waarneming, aan formaties, aan bewustzijn, verleden, toekomstig of tegenwoordig, eigen of vreemd, grof of fijn, gewoon of edel, veraf of nabij, - van elke lichamelijkheid, elk gevoel, elke waarneming, elke formatie, elk bewustzijn geldt: 'Dit is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.' Zo beschouwt men dit overeenkomstig de werkelijkheid met juiste wijsheid.

Zo inziende is er bij dit lichaam inclusief het bewustzijn en erbuiten bij alle voorstellingen geen waanidee van ik en mijn."

S.18.22. niet-ik

Te Savatthi. De eerwaarde Rahula vroeg aan de Verhevene welk inzicht men moet hebben om de geest vrij te hebben van de waanidee van ik en mijn. Wanneer zijn de verschillende soorten van hoogmoed overwonnen;[82] wanneer is men volledig bevrijd?

"Rahula, wat er bestaat aan lichamelijkheid, aan gevoel, aan waarneming, aan formaties, aan bewustzijn, verleden, toekomstig of tegenwoordig, eigen of vreemd, grof of fijn, gewoon of edel, veraf of nabij, - van elke lichamelijkheid, elk gevoel, elke waarneming, elke formatie, elk bewustzijn geldt: 'Dit is niet van mij, dat ben ik niet, dat is niet mijn zelf.' Wanneer men dat overeenkomstig de werkelijkheid met juiste wijsheid inziet, is men zonder hechten bevrijd.

Met een dergelijk inzicht is de geest bij dit lichaam inclusief het bewustzijn en erbuiten bij alle voorstellingen vrij van de eigendunk van ik en mijn. De geest heeft dan de verschillende soorten van hoogmoed overschreden, is vol vrede en volledig bevrijd."

S.19. [S.XIX] Lakkhana-Samyutta

Vragen van Lakkhana.[83]  (S.19.1-21)

S.20. [S.XX] Opamma-Samyutta

Gelijkenissen

S.20.2. wedergeboorte

S.20.3. metta

S.20.4. metta (2)

S.20.5. metta (3)

S.20.6. metta (4)


S.20.2. wedergeboorte

Er zijn weinig wezens die in de mensenwereld wedergeboren worden. Talrijker zijn de wezens die buiten de mensenwereld wedergeboren worden. Daarom moet men zo oefenen: “niet zullen wij nalatig leven.”[84]

S.20.3. metta

Wie de meditatie van liefdevolle vriendelijkheid (metta) niet heeft ontplooid, niet sterker heeft gemaakt, die kan gemakkelijk door booswichten aangevallen worden.

Maar wie de meditatie van liefdevolle vriendelijkheid (metta), de bevrijding van het gemoed, ontplooid en versterkt heeft, die kan niet gemakkelijk door booswichten aangevallen worden.

Daarom moet men aldus oefenen: 'de liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart, moet door ons ontplooid, versterkt worden, moet als vervoermiddel, als basis gemaakt worden, moet vermeerderd en goed voltooid worden.'

S.20.4. metta (2)

Wie 's morgens, 's middags of 's avonds een rijkelijke maaltijd geeft, dan brengt dat niet zo'n grote vrucht als wanneer men 's morgens, 's middags of 's avonds de gedachte van liefdevolle vriendelijkheid (metta) ontplooit, al is het maar in geringe mate.

Daarom moet men aldus oefenen: 'de liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart, moet door ons ontplooid, versterkt worden, moet als vervoermiddel, als basis gemaakt worden, moet vermeerderd en goed voltooid worden.'

S.20.5. metta (3)

Een booswicht die meent de geest te kunnen verwarren van iemand die metta ontplooid heeft, metta als basis heeft, vermeerderd en goed voltooid heeft, die booswicht zal zich alleen maar moeite en pijn bezorgen.

Daarom moet men aldus oefenen: de liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart, moet door ons ontplooid, versterkt worden, moet als vervoermiddel, als basis gemaakt worden, moet vermeerderd en goed voltooid worden.'

S.20.6. metta (4)

De snelheid van een afgeschoten pijl is groot. De snelheid van zon en maan is veel groter. Maar nog veel sneller drogen de levenskrachten op.

Daarom moet men aldus oefenen: 'de liefdevolle vriendelijkheid, de bevrijding van het hart, moet door ons ontplooid, versterkt worden, moet als vervoermiddel, als basis gemaakt worden, moet vermeerderd en goed voltooid worden.'

S.21. [S.XXI] Bhikkhu-Samyutta

Aanmaningen van de Boeddha en de eerwaarde Maha Moggallāna tot de monniken.[85]  (S.21.1-12)


S.21.1. Kolita (Mahā-Moggallāna)

(Kolita is de leken-naam van Maha Moggallāna naar zijn geboortedorp).

Het 2e jhana noemt men het edele zwijgen. 

Zo heb ik gehoord. Eens verbleef de Verhevene te Sāvatthī, in het Jeta-park, het klooster van Anāthapindika.

 

Daar wendde de eerwaarde Mahā-Moggallāna zich tot de monniken: "Broeders!" - "Ja, broeder," gaven die monniken aan de eerwaarde Mahā-Moggallāna ten antwoord.

 

De eerwaarde Mahā-Moggallāna sprak aldus: "Toen ik daar, broeders, verborgen, teruggetrokken vertoefde, kwam in mijn geest deze overweging op: 'Edel zwijgen, edel zwijgen', zo zegt men. Wat nu is edel zwijgen?'

 

Toen dacht ik, broeders, aldus: 'Na het tot rust brengen van denken en overwegen, vertoeft er de monnik in innerlijke kalmte, in eenheid van de geest, in het bezit van de tweede verdieping die vrij is van denken en overwegen, geboren in de concentratie, vergezeld van vervoering en geluk.' Dit, broeders, noemt men edel zwijgen.

Daar verbleef ik nu, gij broeders, na het tot rust brengen van denken en overwegen in innerlijke kalmte, in eenheid van de geest, in het bezit van de tweede verdieping die vrij is van denken en overwegen, geboren in de concentratie, vergezeld van vervoering en geluk. Terwijl ik, broeders, in deze toestand vertoefde, kwamen bij mij voorstellingen en overwegingen op die verbonden waren met denken.

 

Daar nu, broeders, is de Verhevene door middel van magische kracht naar mij gekomen en heeft aldus gesproken: 'Moggallāna, Moggallāna. Wees niet nalatig, brahmaan, in het edele zwijgen. Vestig de geest in het edele zwijgen, verenig de geest in het edele zwijgen, concentreer de geest in het edele zwijgen.'

 

Daar vertoefde ik dan later, broeders, na het tot rust brengen van denken en overwegen, in innerlijke kalmte, in de eenheid van de geest, in het bezit van de tweede verdieping die vrij is van denken en overwegen, geboren in de concentratie, vergezeld van vervoering en geluk. Wanneer men, broeders met recht van iemand kan zeggen: 'De discipel die door de Meester ondersteund wordt, heeft het machtige hogere inzicht (mahābhiññatā) bereikt' - van mij zou men het terecht zeggen: 'De discipel die door de Meester ondersteund wordt, heeft het machtige hogere inzicht bereikt. ''

=o0o=


[1] Webb, 1975, p. 23; Thomas 1992, p. 271.

[2] Zie: 9.5. Oorzakelijk ontstaan en opheffing van het lijden

[3] vgl. M.141.

[4] De bestanddelen van het bestaan zijn: rūpa (vorm), vedanā (gevoel), saññā (waarneming), samkhārā (formaties) en viññāna (bewustzijn).

[5] Betekenis: "Het zich overgeven aan, het hechten aan de zinnelijkheid (kāma), het hechten aan de verkeerde visies, het hechten aan gewoonten en rituelen waarvan men denkt dat ze voordeel brengen, het hechten aan de idee van een onveranderlijk zelf of levensbeginsel."

[6] Dus het verlangen naar de objecten van de zintuigen.

[7] "Aanraking" is het contact van de zintuigen met de objecten.

[8] de elementen aarde, water, vuur en lucht. 

[9] "Naam" (nāma) betekent dus de geestelijke bestanddelen van het individu (puggala), en “vorm” (rūpa, lichaam) de materiële bestanddelen ervan.

[10] Letterlijk: een oog, pali cakkhum.

[11] vgl. M.38.

[12] Met samana wordt aangeduid iedereen die vrede ontwikkelt in geest, taal en lichaam.

[13] In dit en in het volgende sutta wordt de lijst afgesloten met samkhārā, formaties. Over avijjā, onwetendheid, wordt helemaal niet gesproken.

[14]  De Boeddha wil uitleggen dat het alternatief atthitā en natthitā twee uitersten betekent waartussen de waarheid ligt.

[15] "zoeken, grijpen, erbij blijven" (= p. upāya, upādāna, vinivesa) verwijzen naar onze relatie tot de empirische dingen. Ze vertegenwoordigen een climax waardoor de trapsgewijze verbinding van het denken met de objecten tot uitdrukking wordt gebracht. Daardoor wordt de geest "gebonden" aan de objecten.

[16] volgens het commentaar: een discipel van de Boeddha.

[17] atta = het zelf.  “Geen atta” wordt meestal vertaald met ‘er is in mij geen ‘ik’.

[18]  namelijk tot de Boeddha en zijn leer.

[19] de Boeddha-discipel, die weet dat er geen ziel is, dat iets vergankelijks ontstaat en vergaat, - die laat zich niet boeien door de objecten, hij heeft het "juiste inzicht" in de essentie van de dingen.

[20] De naakte asceten, acelā of acelakā, geloofden dat het lichaam rein is en verwierpen daarom elke soort van kleding.

[21] Met het lijden wordt in dit sutta het lijden van de wedergeboorten, samsāra, bedoeld. Is wedergeboorte veroorzaakt door eigen schuld of het gevolg van daden van iemand anders. De Verhevene leert dat de waarheid in het midden ligt. Als men eigen schuld aanneemt, dan volgt daaruit dat een blijvend zelf van bestaan tot bestaan voortduurt. Maar zo’n zelf bestaat niet. Als men aanneemt dat iemand anders het lijden, de wedergeboorte veroorzaakt, dan wordt elke samenhang tussen de afzonderlijke wijzen van bestaan opgeheven. Maar zo’n samenhang bestaat. Hij wordt geproduceerd niet door een blijvend atta, maar door de schakels die in de keten van oorzakelijk ontstaan worden vermeld.

[22] Zie ook: D.8. en M.124 en S.41.9

[23] paribbājaka, een groep van asceten die zonder vaste woonplaats bedelend van oord naar oord gingen; ook als ‘zwervende asceten’ omschreven.

[24] Het commentaar legt dit zo uit: er is zijn eigen lichaam met bewustzijn, en er is het lichaam met geest van anderen.

[25] vervallen

[26] Commentaar: “Vast staat het wezen van de oorzakelijkheid: steeds en noodzakelijk is de geboorte de oorzaak van ouderdom en dood.”

[27] Kracht (bala) is volgens het commentaar van dubbele aard: lichamelijke kracht en geestelijke kracht.

[28] Zie M.12 en A.II.8.

[29] Over verdwijnen en afkeer, zie sutta S.12.16.

[30] De begrippen gelukzaligheid, gemoedsrust, welgevallen, drukken de gevoelens van geluk uit die in verloop van het vorderen op de weg steeds groter worden.

[31] De leer van kamma, zoals uitgelegd door de Boeddha, zie 2.4. Wilsacties en de gevolgen ervan 

[32] De naam Bhūmija betekent hetzelfde als autochtoon. Deze monnik wordt ook vermeld in M.126.

[33] vgl. S.12.34.

[34] Wilsformaties, vormingen zijn de bewuste of onbewuste intenties en gedachten die het gedrag bepalen.

[35] M.141; D.22; M.9; Vin.Mv.Kh.1.

[36] Het Parayana-gedeelte waaruit vers 1038 wordt geciteerd, behoort tot het Sutta Nipata. Het vormt het vijfde en laatste vagga.

[37] sekha: oefenende; zo wordt degene genoemd die een van de paden en vruchten van de niveaus 1 t/m 7 van heiligheid heeft bereikt, d.w.z. tot en met het pad van volmaakte heiligheid. Het 8e niveau is de vrucht van volmaakte heiligheid (arahatta-phala). Bij het bereiken daarvan geldt men als asekha, als vrij van oefening. - Naar dit vers wordt in Sam.Nik.XII.31 verwezen en het wordt er door de eerwaarde Sariputta uitgelegd.

[38]  Bedoeld is het 'grijpen' van de empirische dingen, het zich ermee bezig houden. Is men ervan losgeraakt, dan is men bevrijd.

[39]  De naam Kalārakhattiya (Kalara de edelman) wijst erop dat de bhikkhu voordat hij in de Orde intrad, tot de kaste van de adel behoorde.

[40] aññā vyākatā. Het woord aññā (skr. Ājñā) is een synoniem van arahatta. Wanneer de bhikkhu tot de overtuiging komt dat hij het hoogste niveau van inzicht heeft bereikt, arahantschap, dan verkondigt hij dat plechtig met bovenvermelde formule. Het is een zwaar vergrijp als men de aññā ten onrechte, uit hoogmoed of zelfoverschatting, verkondigt.

[41]  Sāriputta verzuimt nooit de zelfbeschouwing. Hij blijft steeds sato sampajāno.

[42] Het onderwerp is volgens het commentaar de keten van oorzakelijkheid.

[43] D.w.z. hij heeft een belangrijk en zelfbewust woord gesproken.

[44] De duitse vertaler omschrijft ñānavatthūni met ‘object van weten’. Mrs. Rhys Davids vertaalde ‘bases of knowledge’. Ik heb ‘onderwerpen van het weten’ gekozen.

[45] De bestanddelen van het bestaan zijn: rūpa (vorm), vedanā (gevoel), saññā (waarneming), samkhārā (formaties) en viññāna (bewustzijn).

[46] Andere vertaling: ‘het weten van de ware leer’ (dhamme ñānam).

[47] dhammatthitiñānam. Volgens het commentaar is dit slechts een uitdrukking voor de oorzakelijkheid, want de oorzakelijkheid is de oorzaak voor de voortgang of voor het bestand.  De zin is dat uiteindelijk, in de toestand van de bevrijding, ook de oorzakelijkheid wordt opgeheven.

[48]  Commentaar: door het vroegere kamma voortgebracht.

[49] De basisgedachte van sutta 38, 39 en 40 is deze, dat door kamma (wilsacties) de wedergeboorte veroorzaakt wordt.

[50]  nati. Het commentaar legt het begrip uit door tanhā "dorst" en voegt nog toe: "want de dorst wordt 'toeneiging' genoemd vanwege zijn toeneigen naar lieve vormen (piyarūpesu) en de andere zintuiglijke objecten".

[51] Commentaar: Methode betekent de wet van oorzakelijkheid, en het edele achtvoudige pad is ook methode.

[52]  Te denken is aan seksuele teugelloosheid en echtbreuk.

[53] visamyutto, als iemand die vrij is van de tien boeien.

[54] Het gebied van de Kurus was het land om Indraprastha, niet ver van het tegenwoordige Delhi. Het grensde in het noorden aan Kosala en in het zuiden aan het land van de Matsya. (Geiger Bd. II, 1925, p. 129 noot 1).

[55]  Blijkbaar wordt bedoeld dat het citta constant in beweging is en steeds verandert, dat gedachten ontstaan en weer vergaan, door oorzaken.  

[56] Het beeld is genomen van een ingeplante boom die wortel heeft geslagen en nu begint te groeien.

[57] upadhi , “basis". Dit omvat alles waarop ons bestaan berust, en wat ons het bestaan dierbaar en waardevol laat schijnen. Vooral behoren ertoe de khandhā. Maar volgens M.26  ook bezittingen, vrouw en kinderen, omdat we eraan gehecht zijn.

[58] In de tekst worden de zinsorganen oog, oor, neus  tong, lichaam, denkzin, genoemd in plaats van  zien, horen, ruiken, proeven  aanraken, denken.

[59] Vgl M.46 en M.105 bij: de gelijkenissen

[60] Vgl. S.12.14

[61] Zie S.12.16

[62] Letterlijk"Als hij naderkomt", d.w.z. als hij bij vloed verder aan het strand omhoog stijgt en de rivieren tegenhoudt. Het tegendeel is "als hij weggaat", als bij eb het water teruggaat. 

[63] De sukkhavipassaka heeft arahantschap bereikt door inzicht van de fysieke en psychische verschijningen. In tegenstelling tot de samathayānika heeft hij nog niet de wereldlijke bovennatuurlijke krachten. Maar zijn eigenschappen zijn opgedroogd (sukkha "droog").

[64] Webb, 1975, p. 23

[65] Commentaar: de duisternis is verborgen door het licht en het licht is verborgen door de duisternis. Door de duisternis wordt het licht duidelijk.

[66] Commentaar: ten gevolge van het bereiken van de vorm-sferen; want wanneer de bereiking van de vorm-sferen aanwezig is, (d.w.z. wanneer de vier eerste meditatieve verdiepingen, de jhanas, die binnen deze sfeer liggen, bereikt zijn) treedt de sfeer van 'ruimte is oneindig' in. Elk hoger meditatief niveau rust op het voorgaande.

[67] Commentaar: onder opheffing (nirodha) wordt verstaan de opheffing van de vier bestanddelen van bestaan (khandhā): vorm, gevoel, waarneming en formaties (kamma).

[68] Webb, 1975, p. 23

[69] bijna gelijkluidend in It. nr. 24.

[70] d.w.z. mogen zij dan gewaden en gebruiksvoorwerpen schenken.

[71] Een gezinnen-bezoeker is een bhikkhu die op zijn aalmoezenrondgang regelmatig bepaalde gezinnen opzoekt en daardoor in een vriendschappelijke verhouding met hen komt, wat voor de bhikkhu zelf gevaren insluit. (Geiger II, 1925, p. 260 noot 1 ).

[72] Het commentaar zegt dat ermee bedoeld is geschaad door te veel begeerte. (Geiger II, 1925, p.270 noot 2).

[73] De Boeddha kan de jhanas op elke willekeurige tijd intreden en de tijdsduur ervan naar believen uitbreiden. (Geiger II, 1925, p.271, noot 1).

[74] Gekwetst’: een volmaakte heilige heeft geen voorkeur en geen afkeer. Het woord "gekwetst" is zeer zeker door zijn leerlingen gebruikt. Ook de rest van dit sutta waarin de eerwaarde Maha Kassapa pocht over zijn vermogens – iets wat Arahants niet doen – moet een toevoeging zijn. Hij vergelijkt zichzelf ook met de eerwaarde Ananda. Een Arahant vergelijkt zich niet met anderen. Hij kent geen gelijk aan of groter of minder dan iemand anders. Elk idee van "ik" is immers bij hem verdwenen.

[75] Dat vrouwen dwaas zijn, zal Ananda niet hebben gezegd.

[76] M.a.w. hij had Nibbana bereikt.

[77] Een district in het zuiden van de heuvels rond Rajagaha.

[78] In het commentaar zijn hier langere teksten over vroegere vormen van bestaan van Kassapa. Hij zou ten tijde van de Boeddha Padumuttara als gezinshoofd met naam Vedeha geleefd hebben. Die Boeddha voorspelde toen dat hij eens de derde discipel (de eersten zijn Sariputta en Moggallana) van de Boeddha Gotama zou worden. (Geiger Bd. II, 1925, p. 2S2, noot 4).

[79] Dit heeft betrekking op de morele teruggang (het morele verval) van de mensen, hun gelijkmoedigheid t.o. v. de leer van de Boeddha. (Geiger II, 1925, p. 287, noot 2).

[80] Letterlijk: een tegenbeeld, een vals afgietsel van de goede leer, iets dat als goed uitziet maar het niet is. (Geiger II, 1925, p. 287, noot 3).

[81] De goede leer verdwijnt niet door uitwendige oorzaken, maar ze wordt van binnen uit ten onder gebracht. (Geiger II, 1925, p. 288, noot 1.)

[82] Er zijn drie soorten hoogmoed (tividha-māno): de mening meer te zijn; de mening minder te zijn; de mening gelijkwaardig te zijn.

[83] Webb, 1975, p. 23. 

[84] niet nalatig (appamatta): onvermoeibaar, oplettend.

[85] Webb 1975, p. 23.

===