Facetten van het Boeddhisme


naar Index

10.10. Leegheid, leegte (suññata)

Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.

Inleiding

Vertoeven in leegheid

De wereld

de zes interne en externe gebieden

de zes soorten van bewustzijn

de zes aanrakingen en de achttien gevoelens

Leeg van blijvendheid, leeg van een zelf

Alleen vertoeven

Vertoeven in leegheid 2

        De onmeetbare bevrijding van het gemoed

        De bevrijding van het gemoed door nietsheid

        De bevrijding van het gemoed door leegheid

        De kentekenloze bevrijding van het gemoed

De leegheid van nibbana

Afkortingen

Leegheid, leegte, suññata

Inleiding

        Leegheid of leegte is het leeg zijn, het afwezig zijn van iets. In het Theravada verstaat men onder leegheid dat elk samengesteld object leeg is van een zelfstandig, onveroorzaakt, blijvend iets. De Boeddha onderwees dat alles leeg is van eigenheid. Er is geen blijvende kern in al wat bestaat. En ook Nibbana is leeg en wel leeg van haat en kwaadwil, leeg van een ikheid, leeg van onwetendheid.

        In Noord-India in de 6e en 7e eeuw voor Chr. en ook ten tijde van de Boeddha was men van mening dat er in de mens een zelf (atta), een ziel was in de vorm van een klein wezen. Dat wezentje zou in het hart van de mens wonen. Het zou bij de dood uit het lichaam ontsnappen en dan een eigen eeuwig leven blijven leiden. - Een zelf of ziel of ikheid was volgens algemeen geloof iets dat blijvend was, onveranderlijk, niet beïnvloed door verdriet.[1] 

        Er waren toen meerdere meningen over de wereld en het zelf, zoals: het zelf en de wereld zijn eeuwig, zijn zelf geproduceerd, zijn door een ander geproduceerd, zijn zonder oorzaak ontstaan. (Ud.6.6) - De leer van de Boeddha verwerpt zulke theorieën en verschilt zo van andere religies en levensovertuigingen.

        De Verhevene onderwijst dat alwat het kenmerk heeft van ontstaan, ook het kenmerk heeft van vergaan. Er is alleen een oorzakelijk ontstaan, veranderen en vergaan.[2] Er is geen blijvendheid.

Vertoeven in leegheid

De Boeddha vertoefde vaak in de bevrijding van leegheid (suññata[3]). Hiermee is bedoeld bevrijding door het inzicht dat alles leeg is van een zelf.

“Iemand beschouwt iets als leeg van datgene wat niet aanwezig is, maar wat het overige betreft, zo begrijpt hij datgene wat aanwezig is, op de volgende manier: 'Dit is tegenwoordig.' Dit is zijn echt, onvervormd, zuiver afdalen in de leegheid.”[4] (M.121)

[Het lege, het niet aanwezige, is kenbaar door de omgeving ervan. Een gat is het afwezig zijn, het leeg zijn van iets. Het is kenbaar door wat wel aanwezig is, zoals de omvang van het gat, de diepte van het gat.]

Deze wereld is leeg van een blijvend iets; en dat leeg zijn in dit bestaan is te zien in het voortdurend veranderen en vergaan van iets. Niets blijft gelijk.

De wereld

        Eens vroeg de eerwaarde Ananda aan de Verhevene: "Heer, men zegt 'leeg is de wereld'. In hoeverre nu wordt er gezegd dat de wereld leeg is?"

        "Ananda, met ‘wereld’ wordt bedoeld de dingen die verwelken. En die dingen zijn: de zes interne en externe gebieden, de zes soorten van het bewustzijn, de zes aanrakingen, de achttien gevoelens. Deze dingen zijn leeg van ‘ik’ en van tot het ‘ik’ behorende; daarvan wordt gezegd: 'Leeg is de wereld'.” (S.35.84-85)

de zes interne en externe gebieden

        De zes interne en de zes externe gebieden zijn de zintuigen (oog, oor, neus, tong, lichaam, geest) en de zintuiglijk waarneembare objecten (zichtbare objecten, geluiden, geuren, smaken, aanrakingen, mentale objecten); die zijn allemaal niet-zelf.

‘Het oog is niet-zelf, zichtbare objecten zijn niet-zelf;

het oor is niet-zelf; geluiden zijn niet-zelf;

de neus is niet-zelf, geuren zijn niet-zelf;

de tong is niet-zelf, smaken zijn niet-zelf;

het lichaam is niet-zelf, lichamelijke contacten (tastbare objecten) zijn niet-zelf;

de geest is niet-zelf, mentale objecten zijn niet-zelf.’

Ze zijn allemaal leeg van een zelf.

de zes soorten van bewustzijn

De zes soorten van bewustzijn worden veroorzaakt door de zintuigen, zintuiglijk waarneembare objecten en het bewustzijn dat ontstaat ten gevolge van contact van zintuig en object; die zijn allemaal niet-zelf.

oog, vorm, bewustzijn van het zien;

oor, geluid, bewustzijn van het horen;

neus, geur, bewustzijn van het ruiken;

tong, smaak, bewustzijn van het proeven;

lichaam, aanraakbaar object, bewustzijn van het aanraken;

geest, gedachte, bewustzijn van het denken.

Ze zijn allemaal leeg van een zelf.

de zes aanrakingen en de achttien gevoelens

        Ten gevolge van de verscheidenheid der elementen ontstaat de verscheidenheid der contacten, aanrakingen. En ten gevolge van de verscheidenheid der contacten ontstaat de verscheidenheid van de gevoelens.

En hoe ontstaat dat alles? - Ten gevolge van het zintuig ontstaat het contact van het zintuig en ten gevolge daarvan ontstaat het gevoel dat door het contact van het zintuig veroorzaakt is.

Ten gevolge van het oog ontstaat het contact van het oog (zien). Ten gevolge van het contact van het oog ontstaat het gevoel dat door het contact van het oog is veroorzaakt.

Ten gevolge van het oor ontstaat het contact van het oor (horen). Ten gevolge van het contact van het oor ontstaat het gevoel dat door het contact van het oor is veroorzaakt.

Ten gevolge van de neus ontstaat het contact van de neus (ruiken). Ten gevolge van het contact van de neus ontstaat het gevoel dat door het contact van de neus is veroorzaakt.

Ten gevolge van de tong ontstaat het contact van de tong (proeven). Ten gevolge van het contact van de tong ontstaat het gevoel dat door het contact van de tong is veroorzaakt.

Ten gevolge van het lichaam ontstaat het contact van het lichaam (aanraken). Ten gevolge van het contact van het lichaam ontstaat het gevoel dat door het contact van het lichaam is veroorzaakt.

Ten gevolge van de geest ontstaat het contact van de geest (denken). Ten gevolge van het contact van de geest ontstaat het gevoel dat door het contact van de geest is veroorzaakt.

        Deze zes soorten van gevoel kunnen aangenaam, onaangenaam of neutraal zijn. Zo zijn er in totaal 18 soorten van gevoel. En die zijn allemaal niet-zelf. (M.43)

        

Leeg van blijvendheid, leeg van een zelf

De mens bestaat uit afzonderlijke elementen, zonder enige blijvende kern. Men kan als volgt overwegen: de mens heeft een hoofd, een romp, nek, armen en benen. Of men overweegt dat de mens gelijk is aan een zak van huid, gevuld met vlees en beenderen, ingewanden, spieren, pezen, bloed, tranen, enz.[5]

Of men beziet de mens als bestaande uit lichaam en geest, uit de elementen aarde, water, vuur, lucht, ruimte en bewustzijn (gewaarwording).

Nergens zal men daar een blijvend iets ontdekken. De mens is leeg van een zelf, leeg van blijvendheid.

“De wereld is leeg in zoverre ze leeg is van een zelf (attā) en leeg van wat toebehoort aan een zelf. De zintuigen zijn leeg van een zelf en van wat toebehoort aan een zelf. Zintuiglijk waarneembare objecten zijn leeg van een zelf, en ook contact van de zintuigen met waarneembare objecten is leeg van een zelf. Dat alles is leeg van een zelf en van wat toebehoort aan een zelf. En wat er ook voor prettige, frustrerende of neutrale gevoelens ontstaan met betrekking tot de zintuigen en tot de coördinerende geest, ook die zijn leeg van een zelf en van wat toebehoort aan een zelf.” (S.IV.54).

Met leegheid wordt bedoeld de waarheid van anatta, niet-zelf. Dit is niet mijn zelf, en dat is niet mijn zelf. Dit behoort mij niet toe, en dat behoort mij niet toe. Dit ben ik niet, en dat ben ik niet. Nergens is hier een blijvende kern te vinden. En wat niet blijvend is, daarvan kan men niet zeggen dat “ik” dat ben.

De zintuigen zijn veroorzaakt, zijn niet zelf, zijn leeg van een blijvende kern. De zintuiglijke objecten zijn veroorzaakt, zijn niet zelf, zijn leeg van een eigen blijvende kern. Het bewustzijn (de gewaarwording) is veroorzaakt (door contact van zintuig met object), het is niet zelf, is leeg van een blijvende kern.

Het lichaam is ontstaan, is niet zelf.

De geest is ontstaan, is niet zelf.

Wat is het lichaam? - Het lichaam is geen zelfstandig iets. Het is “het lichamelijke”. Het is een samengesteld iets, veroorzaakt, niet blijvend. Het lichaam bestaat uit elementen, namelijk het aarde-element, het water-element, het vuur-element, het wind-element, het ruimte-element. Daarom kan men van het lichaam niet zeggen dat het het zelf is, of een zelf heeft, dat het ons toebehoort, dat wij het lichaam zijn.

        Wat is de geest? - In niet boeddhistische zin wordt de geest in het algemeen opgevat als de essentie, het wezenlijke van iets. Het is de visie dat de dingen een diepere, wezenlijke kern hebben. Soms is het begrip geest verwant aan het begrip ziel of wordt het gebruikt in de betekenis van scheppende, drijvende kracht.

In Boeddhistische zin evenwel is geest geen zelfstandig iets, maar met die naam wordt bedoeld “het geestelijke”. In de leer van de Boeddha wordt eronder verstaan: gevoel, waarneming, gewaarwording, denken, gedachten, aanraken, oplettendheid, besef, bewustzijn, mentaliteit, wil, impressie.

Die elementen zijn ontstaan en kunnen dus niet als een zelf, als een blijvende kern worden beschouwd. De geest is een samengesteld iets, veroorzaakt, niet blijvend. Daarom kan men van de geest niet zeggen dat hij het zelf is, of een zelf heeft, dat hij ons toebehoort, dat wij de geest zijn.

De oorzaak voor het ontstaan van de lichamelijkheid is zonder vaste kern, is niet-ik. Hoe zou dan de lichamelijkheid - die ontstaan is door iets dat zonder een vaste kern, zonder ik is, - een vaste kern kunnen hebben, een ik kunnen zijn?

De oorzaak voor het ontstaan van gevoel, van waarneming, van gedachten en ideeën, van bewustzijn, is zonder vaste kern, is niet-ik. Ze zijn allemaal zonder vaste kern, zijn niet-ik. En wat de oorzaak is voor het ontstaan ervan, ook dat is zonder vaste kern, is niet-ik. Lichamelijkheid, gevoel, waarneming, gedachten en ideeën, bewustzijn, ontstaan door iets dat zonder een vaste kern, zonder een ik is, hoe zouden die een vaste kern kunnen hebben, een ik kunnen zijn? (S.XXII.20)

Ze zijn allemaal leeg van een blijvende vaste kern, leeg van eigenheid. Dat is de leegheid, suññata.

Het bewustzijn is als een beeldje in een filmstrook. Door de snelle opeenvolging van de beeldjes ontstaat de indruk dat er een doorlopende voorstelling is, terwijl het in feite alleen een snelle vertoning van afzonderlijke beeldjes is. Zo is er geen blijvend bewustzijn maar zijn er snel op elkaar volgende bewustzijnsmomenten. Door oplettendheid ziet men dat er inderdaad maar één bewustzijnsmoment is, direct gevolgd door een ander bewustzijnsmoment. Oorzakelijk ontstaan is dat alles.

Het oog komt in contact met een zichtbaar object. Door het contact ontstaat gewaarwording, een bewustzijnsmoment. Na het bewust worden van het object ontstaat een gevoel: aangenaam of onaangenaam of neutraal. Er kan begeerte of afkeer ontstaan. Begeerte en afkeer, aangenaam of onaangenaam, zijn toegevoegde waarden. Zij zijn geen eigendom van het oog, zijn geen eigendom van het object, zijn geen eigendom van het bewustzijn.

Zo is het ook met de andere zintuigen.

Daarom adviseerde de Boeddha om niets toe te voegen. Bij het zien is alleen het zien, bij het horen is alleen het horen, bij het ruiken is alleen het ruiken, bij het proeven is alleen het proeven, bij het aanraken is alleen het aanraken, bij het denken is alleen het denken, bij het zich herinneren is alleen het zich herinneren. Door niets meer toe te voegen verkrijgt men de hoogste vrede.

Niets meer toevoegen, alles zien zoals het werkelijk is, dat de wereld leeg is van een zelf, van een blijvende vaste kern, dat is leegheid. Leegheid is het zien van oorzakelijk ontstaan en van oorzakelijk vergaan; leegheid is het zien van anicca, niet-blijvendheid, het vergankelijke van al wat samengesteld is; leegheid is het zien van anatta, niet-zelf; niets is ons eigendom, niets is een “ik”.[6] 

Alleen vertoeven

        Wanneer begeerte, haat en onwetendheid volledig uit het gemoed zijn verwijderd, dan vertoeft men alleen. Dat is de leegheid van het gemoed.

“Er zijn door het oog in het bewustzijn tredende vormen, door het oor in het bewustzijn tredende geluiden, door de neus in het bewustzijn tredende geuren, door de tong in het bewustzijn tredende smaken, door het lichaam in het bewustzijn tredende objecten, door de geest in het bewustzijn tredende gedachten. Ze zijn geliefd, aangenaam, bekoorlijk. Wanneer men zich erover verheugt, ze verwelkomt, zich erop steunt, dan ontstaat genoegen bij degene die dat doet. Waar genoegen is, is prikkeling erbij. Met prikkeling erbij is men geboeid. Geboeid met de band van het genoegen vertoeft men met een tweede.

        Iemand die zo vertoeft, kan op afgelegen plekken verblijven, waar geen lawaai is, waar geen mensen komen, plekken die geschikt zijn voor teruggetrokkenheid. Maar ook daar vertoeft hij met een tweede en wel omdat het verlangen zijn tweede is, omdat het verlangen niet is overwonnen. Daarom vertoeft hij met een tweede.

 

        Er zijn door het oog in het bewustzijn tredende vormen, door het oor in het bewustzijn tredende geluiden, door de neus in het bewustzijn tredende geuren, door de tong in het bewustzijn tredende smaken, door het lichaam in het bewustzijn tredende objecten, door de geest in het bewustzijn tredende gedachten. Ze zijn geliefd, aangenaam, bekoorlijk. Wanneer men zich erover niet verheugt, ze niet verwelkomt, zich niet erop steunt, dan wordt bij degene die zich niet verheugt, ze niet verwelkomt, niet erop steunt, genoegen verwijderd. Waar geen genoegen is, is geen prikkeling erbij. Zonder prikkeling erbij is men niet geboeid. Niet geboeid met de band van het genoegen vertoeft men alleen.

        Of men nu in het gezelschap is van monniken en nonnen, mannelijke en vrouwelijke volgelingen, koningen of koninklijke ambtenaren, of andersdenkenden, - wanneer men zo vertoeft, dan vertoeft men alleen. En wel omdat zijn tweede, het verlangen, door hem is overwonnen. Daarom vertoeft hij alleen. (S.35.63) [7]

Ook het alleen vertoeven is leegheid, namelijk het leeg zijn van begeerte, het leeg zijn van afkeer, het leeg zijn van kwaadwil, het leeg zijn van onwetendheid.

Vertoeven in leegheid 2

Ten gevolge van de verscheidenheid van de zintuigen en van de elementen ontstaan verschillende toestanden met verschillende kenmerken.

Begeerte, haat en onwetendheid zijn neigingen die maatstaven opleggen. In iemand wiens neigingen zijn vernietigd, zijn deze maatstaven opgeheven, aan de wortel afgesneden, zodat ze niet meer kunnen ontstaan. (M.43)

En hoe kunnen ze niet meer ontstaan? - Door de diverse bevrijdingen van het gemoed.

De onmeetbare bevrijding van het gemoed

Iemand doordringt één hemelrichting met een hart dat gevuld is met metta, liefdevolle vriendelijkheid, en evenzo de tweede, derde en vierde hemelrichting, en ook opwaarts en neerwaarts, in alle richtingen. En hij vertoeft erin waarbij tot allen evenveel metta heeft als tot zichzelf. De hele wereld doordringt hij met een gemoed dat vol metta is, onuitputtelijk, verheven, onmetelijk, zonder vijandschap en zonder kwaadwil.

Hij doordringt alle hemelrichtingen met een hart dat gevuld is met medeleven, en ook naar boven en naar beneden, in alle richtingen. Hij heeft evenveel medeleven tot anderen als tot zichzelf. Hij doordringt de hele wereld met een hart dat gevuld is met medeleven, onuitputtelijk, verheven, onmetelijk, zonder vijandschap en zonder kwaadwil.

Hij doordringt de ene hemelrichting met een hart dat gevuld is met medevreugde, en evenzo de tweede, derde en vierde hemelrichting. En ook naar boven en naar beneden, in alle richtingen, tot allen evenveel medevreugde als tot zichzelf. Hij doordringt de hele wereld met een hart dat gevuld is met medevreugde, onuitputtelijk, verheven, onmetelijk, zonder vijandschap en zonder kwaadwil.

 Hij doordringt de ene hemelrichting met een hart dat gevuld is met gelijkmoedigheid, en evenzo de tweede, derde en vierde hemelrichting. En ook naar boven en naar beneden, in alle richtingen, tot allen evenveel gelijkmoedigheid als tot zichzelf. Hij doordringt de hele wereld met een hart dat gevuld is met gelijkmoedigheid, onuitputtelijk, verheven, onmetelijk, zonder vijandschap en zonder kwaadwil.

Dit wordt de onmetelijke bevrijding van het hart genoemd.  

        Die onwrikbare bevrijding van het hart is leeg van begeerte, leeg van haat en leeg van onwetendheid.

De bevrijding van het gemoed door nietsheid

De bevrijding van het hart door nietsheid is als volgt. Met het volledig overwinnen van het gebied van bewustzijnsoneindigheid, waarbij iemand zich voor de geest haalt 'daar is niets', treedt hij binnen in het gebied van de nietsheid en hij vertoeft erin.

Die onwrikbare bevrijding van het hart is leeg van begeerte, leeg van haat, leeg van onwetendheid.

de bevrijding van het gemoed door leegheid

De bevrijding van het gemoed door leegheid is als volgt. Iemand overweegt: 'dit is leeg van een zelf of van iets dat tot een zelf behoort.'

Ook deze onwrikbare bevrijding van het gemoed is leeg van begeerte, leeg van haat en leeg van onwetendheid.

de kentekenloze bevrijding van het gemoed

De kentekenloze bevrijding van het hart is als volgt. Onder niet acht slaan op alle kentekenen treedt een bhikkhu binnen in de kentekenloze concentratie van het hart en hij vertoeft erin.

Die onwrikbare bevrijding van het gemoed is leeg van begeerte, leeg van haat en leeg van onwetendheid.

 Op die manier zijn die toestanden één, alleen met verschillende kenmerken.” (M.43)

De leegheid van Nibbana

        Niet alleen de wereld, maar ook Nibbana is leeg.

De mens, het “individu” draagt een last, en die last wordt de mens opgelegd door het verlangen, de begeerte die wedergeboorte produceert, die met lust en hebzucht verbonden is, die hier en daar behagen schept, namelijk de begeerte naar zinnelijkheid, naar bestaan, naar niet-bestaan.

Het afwerpen van de last is de volledige opheffing en vernietiging van die begeerte, de verzaking, vervreemding, verlossing, de vrijheid van hechten.  

Wanneer de begeerte ontworteld is, dan is men stil, helemaal bevrijd. (S.22.22).

Wanneer bij iemand helemaal geen neigingen van ik en mijn opkomen, dan zegt men van zo iemand dat hij de begeerte heeft doorgesneden, de boeien heeft verbroken en door volledige vernietiging van de onwetendheid aan het lijden een einde heeft gemaakt. (A.3.33)

        Nibbana is het opdrogen van begeerte, afkeer en onwetendheid, (A.3.54-55) is de opdroging van de neigingen, van de driften. (S.45.7)

        De leegheid van Nibbana bestaat dus in het leeg zijn van onwetendheid, het leeg zijn van begeerte, het leeg zijn van haat, van afkeer, van kwaadwil, het leeg zijn van verachting, van vijandschap en van boosheid, het leeg zijn van afgunst, van ontevredenheid, van tegenzin en van ongenoegen, het leeg zijn van rusteloosheid, het leeg zijn van geluk en van ellende, van vreugde en van neerslachtigheid, het leeg zijn van de ik-gedachte, het leeg zijn van twijfel en van onzekerheid, het leeg zijn van gehechtheid en van mentale verontreinigingen, het leeg zijn van verlangens, passies, hartstocht.

Maar behalve het leeg zijn daarvan geldt voor Nibbana ook een aanwezig zijn en wel het aanwezig zijn van begeerteloosheid, haatloosheid en weten; een aanwezig zijn van liefdevolle vriendelijkheid, goedgezindheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid; het aanwezig zijn van mededogen, medeleven, veiligheid, en medevreugde; het aanwezig zijn van gelijkmoedigheid, van een evenwichtige, kalme toestand van het gemoed; het aanwezig zijn van vreedzaamheid en vrede, een vertoeven boven goed en kwaad uit.

-=o0o=-

Afkortingen

A        Anguttara Nikaya

D        Digha Nikaya

M        Majjhima Nikaya

S        Samyutta Nikaya

Sn        Sutta Nipata

Ud.        Udana



[1] Pali-English Dictionary.

[2] Zie hierover: 9.5. Oorzakelijk ontstaan, paticcasamuppada

[3] suññatā vr  1. leegte, woestenij; 2. onwerkelijkheid, niet-bestaan; 3. het vrij zijn van alles wat de weg naar nibbāna belemmert.

(Bron: https://www.palikanon.com/diverses/pali-wtb/s_.html#su)

[4] Het verdere verloop van de leerrede toont dat de hoogste verwerkelijking van leegheid tot stand komt met het vernietigen van de neigingen, met het overwinnen van de ik-illusie. Het kwaad zit niet in de concepten zelf. Het gaat er niet om de concepten te vernietigen, maar om het conceptualiseren te begrijpen en te transcenderen.

[5] zie: 10.7. Het beschouwen van het lichaam > overdenken van de onzuiverheid van het lichaam.

[6] Meer over anatta, zie eventueel: 9.2. De drie kenmerken van het leven > niet-zelf.

[7] vgl. Sn. I.3, verzen 35-75, Khaggavisāna Sutta – De neushoorn


===