Facetten van het Boeddhisme



naar Index

5.2.4. Anguttara nikaya , indeling en bronnen

Indeling      de nipatas     de suttas       Inleiding          Geraadpleegde bronnen                                           

 

Copyright ©  2021 / 2564

Het is toegestaan om elektronisch of in gedrukte vorm fragmenten van deze compilatie of de compilatie in zijn geheel over te nemen voor eigen gebruik, of ook met als doel ze met anderen te delen, uitsluitend voor gratis verspreiding en zonder commercieel oogmerk.


 

Anguttara Nikāya

Indeling

De verdeling van de Anguttara Nikaya is zuiver numeriek. Er zijn elf geclassificeerde groepen (nipātas). Het onderwerp van de eerste groep bestaat uit enkelvoudige punten. Hierna volgen groepen met twee punten, drie punten enz., tot en met de groep van elf punten.

       De namen van de nipatas zijn:

I.      Ekaka-nipata; het boek van een.

II.     Duka-nipata; het boek van twee.

III.    Tika-nipata; het boek van drie.

IV.    Catukka-nipata; het boek van vier.

V.     Pañcaka-nipata; het boek van vijf.

VI.    Chakka-nipata; het boek van zes.

VII.   Sattaka-nipata; het boek van zeven.

VIII.  Atthaka-nipata; het boek van acht.

IX.    Navaka-nipata; het boek van negen.

X.     Dasaka-nipata; het boek van tien.

XI.    Ekadasaka-nipata; het boek van elf.

De suttas 

A.I.1. (A.I.1-10) Man en vrouw

A.I.2. (A.I.2.1-10) De vijf geestelijke hindernissen

A.I.3. (A.I.3.1-10) De ongetemde en de getemde geest

A.I.4. (A.I.4.1-7) Temmen van de geest

A.I.5. (A.I.5.1-2) Verkeerd en juist gerichte geest

A.I.6. (A.I.5.3-4) Doorschouwen van de geest

A.I.7. (A.I.5.5-6) De poel water

A.I.8. (A.I.5.7) Ontplooide geest

A.I.9. (A.I.5.8) De snelle wisseling van het bewustzijn

A.I.10. (A.I.5.9-10) Het heldere bewustzijn

A.I.11. (A.I.6.1-2) Het heldere bewustzijn II

A.I.12. (A.I.6.3-5) Metta

A.I.13. (A.I.6,6-7) De bron van alle goed en kwaad

A.I.14. (A.I.6,10; A.I.7,1-10; A.I.8,1-3) Verwaarlozing en energie I

A.I.15. (A.I.8.4-5) De factoren van Verlichting

A.I.16. (A.I.8.6-10; A.I.9.1) De hoogste winst        

A.I.17. (A.I.9.2-17) Achteloosheid en deugden II       

A.I.18. (A.I.10.1-16) Achteloosheid en deugden III

A.I.19. (A.I.10.17-32) Achteloosheid en deugden IV      

A.I.20. (A.I.10.33-42; A.I.11.1-10) Leer en discipline        

A.I.21. (A.I.12.1-20) Leer en discipline I

A.I.22. (A.I.13.1-16) Het enige wezen

A.I.23. (A.I.13.17) Sāriputta

A.I.24. (A.I.14.1-7) De top van de discipelen

A.I.25. (A.I.15.1-28) Onmogelijk en mogelijk

A.I.26. (A.I.16.1. 1-10) De tien overwegingen

A.I.27. (A.I.16.2. 1-8) Juist inzicht en verkeerde opvatting

A. I. 28-31. Onontwikkelde en ontwikkelde geest

A.I.28. (A.I.16.2. 9-10) Juist inzicht

A.I.29. (A.I.16.3. 1-3) De invloed van verkeerde opvatting en van juist inzicht

A.I.30. (A.I.16.3. 4) Makkhali Gosâla

A.I.31. (A.I.16.3. 5-12) Goede en slechte heilsleer

A.I.32. (A.I.16.3. 13-14) De gelijkenis van uitwerpselen

A.I.33. (A.I.16.4. 1-44) Wedergeboorte. De gelijkenis van de Indiase aarde

A.I.35. (A.I.18) Wegen van de meditatie

A.I.36. (A.I.19) Beschouwing van het lichaam I

A.I.37. (A.I.20) Beschouwing van het lichaam II


A.II.1 (A.II.1.1.)  Vajja sutta - De schuld

A.II.2 (A.II.1.2.) Padhana sutta - Inspanningen

A.II.3-4 (A.II.1.3-4) - Tapaniya sutta en Atapaniya sutta - Dingen met en zonder pijn

A.II.5 (A.II.1.5) Upaññata Sutta - Onophoudelijk streven

A.II.6 (A.II.1.6) Boeien

A.II.7-8 (A.II.1.7-8) Twee eigenschappen - Kanha sutta en Sukka sutta

A.II.9 (A.II.1.9) De beschermers van de wereld - Cariya sutta

A.II.10 (A.II.1.10) De regentijd - Vassupanayika sutta

A.II.11 (A.II.2.1) Overweging en ontplooiing - I

A.II.12 (A.II.2.2) Overweging en ontplooiing - II

A.II.13 (A.II.2.3) Overweging en ontplooiing - III

A.II.14 (A.II.2.4) Manieren van uitleg

A.II.15 (A.II.2.5) Zelfonderzoek bij ruzies [tussen monniken]

A.II.16. (A.II.2.6) Verschillende wedergeboorte

A.II.17. (A.II.2.7) Het gedane en het niet gedane

A.II.18. (A.II.2.8A) Te vermijden en uit te oefenen

A.II.19. (A.II.2.9) Overwinning en opwekking

A.II.20-21. (A.II.2.10-11) Waarheidsgetrouwe overlevering - I

A.II.22. (A.II.3.1) Dwazen en wijzen

A.II.23-26. (A.II.3.2-5) Verkeerde beweringen

A.II.27-30. (A.II.3.6-9) Twee soorten resultaat

A.II.31. (A.II.3.10) Eenzaamheid in het bos

A.II.32. (A.II.3.11) Kalmte van geest en inzicht

A.II.33. (A.II.4.1) Dankbaarheid

A. II.34. (A.II.4.2) De ouders

A.II.35. (A.II.4.3) Handelen en niet handelen

A.II.36. (A.II.4.4.) Gaven waardig

A.II.37. (A.II.4.5.) De geboeiden

A.II.38. (A.II.4.6) Oorzaken van ruzie

A.II.39. (A.II.4.7) Rang van de rijpen (volgroeiden) en rang van de onrijpen (onvolgroeiden)

A.II.40. (A.II.4.8) De gelijkenis van de rovers

A.II.41. (A.II.4.9) Gezinshoofd en thuisloze

A.II.42 (A.II.4.10) Getrouwe overlevering - II

A.II.43 (A.II.5.1) Ondiepe en diepzinnige bijeenkomst

A.II.44. (A.II.5.2.) Niet-harmonieuze en harmonieuze bijeenkomst

A.II.45 (A.II.5.3) Edele en onedele bijeenkomst

A.II.46 (A.II.5.4) Niet heilige en heilige bijeenkomst

A.II.53-56 (A.II.6.1-4) De Verlichte en de wereldheerser

A.II.57 (A.II.6.5) Twee soorten Ontwaakten

A.II.58-60 (A.II.6.6-8) Onwrikbaar

A. II.65-77. (A.II.7.1-13) Twee soorten geluk

A.II.78-87 (A.II.8.1-10) Oorzakelijk ontstaan van het onheilzame

A.II.88-98 (A.II.9.1-11) Twee dingen

A.II.99-108 (A.II.10.1-10) Dwazen en wijzen

A.II.109-118. De slechte invloeden

A.II.119 (A.II.11.1) Twee soorten dorst

A.II.120-121 (A.II.11.2-3) Zelden te ontmoeten

A.II.122-123 (A.II.11.4-5) Tevreden

A.II.124-125 (A.II.11.6-7) Afhankelijk ontstaan van begeerte en haat

A.II.126-127 (A.II.11.8-9) Voorwaardelijk ontstaan van inzicht

A.II.128-130 (A.II.11.10-12) Fouten, misstappen tegen de discipline

A.II.131-134 (A.II.12.1-4) De voorbeelden

A.II.135-136 (A.II.12.5-6) De dwaas en de wijze - I

A.II.137-138 (A.II.12.7-8) De dwaas en de wijze - II

A.II.139-141 (A.II.12.9-11) Twee dingen - II

A.II.142-151 (A.II.13.1-10) Twee soorten gaven

A.II.152-163 (A.II.14.1-12) Twee soorten hulp

A.II.164-180 (A.II.15.1-16) Twee dingen - III

A.II.181-190 (A.II.16.1-10) Twee dingen - IV

A.II.191-200 (A.II.17.1-10) Twee dingen - V

A.II.201-230 (A.II.18.1-30) De discipline van de Orde

A.II.231-246 (A.II.19.1-16) De serie over het herkennen van begeerte


A.III.1 Bhaya sutta - Gevaar

A.III.2 Lakkhana sutta - De kenmerken van de dwaas en van de wijze

A.III.3 Cintî sutta - De kentekenen van de dwaas en van de wijze

A.III.4 Accaya sutta - Fouten tegen de Orde

A.III.5 Ayonisa sutta - Vraag en antwoord

A.III.6-8 Akusala sutta, Sâvajja sutta, Sabyâbajjha Sutta - De drie daden

A.III.9 Khata sutta - De onverstandige en de verstandige

A.III.10 Mala Sutta - De drie smetten 

A.III.11 Slechte en goede invloed - Ñata sutta

A.III.12 Drie onvergetelijke oorden - Saraniya sutta

A.III.13 Hoop - Āsamsa sutta

A.III.14 De koning van de wet - Cakkavatti sutta

A.III.15 De gelijkenis van de wagenbouwer - Sacetana sutta

A.III.16 De middelen om de neigingen te laten uitdrogen - Apannaka sutta

A.III.17 Kwelling brengende - Attabyābādha sutta

A.III.18 Redenen voor schaamte - Devaloka sutta

A.III.19 De gelijkenis van de koopman I - Paṭhamapāpaṇika sutta

A.III.20 De gelijkenis van de koopman II - Dutiyapāpanika sutta 

A.III.21 De edele volgelingen - Samiddha sutta

A.III.22 De drie zieken - Gilāna sutta

A.III.23 Drie soorten mensen - Sankhāra sutta

A.III.24 Drie grote weldoeners - Bahukāra sutta

A.III.25 De drie harten - Vajirūpama sutta

A.III.26 De omgang - I - Sevitabba sutta

A.III.27 De omgang - II - Jigucchitabba sutta

A.III.28 Drie soorten gesprekken - Gūthabhānī sutta

A.III.29 De ogen - Andha sutta

A.III.30 Drie soorten toehoorders - Avakujja sutta 

A.III.31 De ouders - 1 - Sabrahmaka sutta

A.III.32 Vrij van de ik-waan I - Ānanda sutta

A.III.33 Vrij van de ik-waan - II: Sāriputta - Sāriputta sutta

A.III.34 De drie oorzaken voor het ontstaan van de daden - Nidāna sutta

A.III.35 Over de goede slaap - Hatthaka sutta

A.III.36 De drie goddelijke boden - Devadūta sutta

A.III.37 Yama, de vorst van de dood

A.III.38a De vastendag, Uposatha - Catumahārāja sutta

A.III.38b Sakka, de koning der goden - I - Dutiyacatumahārāja sutta

A.III.38c Sakka, de koning van de goden - II

A.III.39a Drie soorten van roes - I - Sukhumāla sutta

A.III.39b Drie soorten van roes - II

A.III.40 De drie beweegredenen tot het goede - Ādhipateyya sutta 

A.III.41 Drie voorwaarden van de vrijgevigheid - Sammukhībhāva sutta

A.III.42 Kenmerken van de persoon vol vertrouwen - Tithāna sutta

A.III.43 Voorwaarden voor onderricht van de leer - Atthavasa sutta

A.III.44 Recitatie van de leer met succes - Kathāpavatti sutta

A.III.45 Door wijzen geprezen - Pandita sutta

A.III.46 De invloed van de deugdzamen - Sīlavanta sutta

A.III.47-48 Het gevormde en het ongevormde [nibbana]- Sankhatalakkhana, Asankhatalakkhana sutta

A.III.49 De invloed van degene vol vertrouwen - Pabbatarāja sutta

A.III.50 Redenen voor inspanning - Ātappakaranīya sutta

A.III.51 De gelijkenis van de bandieten - Mahācora sutta

A.III.52-53 Ouderdom, ziekte en dood I-II - Pathama-, Ditiya-dvebrāhmana sutta

A.III.54-55 De zichtbare leer I-II - Aññatarabrahmana, Paribbajaka sutta

A.III.56 Het zichtbare Nibbâna - Nibbuta sutta

A.III.57 Oorzaken van de afname van mensen - Paloka sutta

A.III.58 Het geven - Vacchagotta sutta

A.III.59 Kundig in de drie soorten weten I

A.III.60 Kundig in de de drie soorten weten II

A.III.61 De drie wonderen

A.III.62 De drie standpunten van geloof - 1. Titthâyatanâdi sutta

A.III.63 De drie gevaren

A.III.64 De drie verheven rustplaatsen

A.III.65 Sarabha, de dolende asceet

A.III.66 De toespraak tot de Kālāmas

A.III.67 De toespraak tot de Sālhers

A.III.68 Over praten en discussiëren

A.III.69 De wortels van het onheilzame I - Aññatitthiya sutta

A.III.70 De wortels van het heilzame en het onheilzame

A.III.71 Uposatha sutta - De vastendag met de acht voornemens

A.III.72 De wortels van het onheilzame II - Channa sutta

A.III.73 Het juiste pad

A.III.76 Onwrikbaar vertrouwen

A.III.77-78 Wedergeboorte I-II - 6-7. Pathama-, Dutiya-bhava sutta

A.III.79 De maatstaf van levenswijze - Silabbata sutta

A.III.80 De geur - Gandhajata sutta

A.III.81 Het machtbereik van een Ontwaakte

A.III.85-89 (A.III.9.5-9) Orderegels

A.III.85 De 150 regels van oefening - Vajjiputta sutta

A.III.87 Waarin de oefeningsregels inbegrepen zijn I – Pathamasikkha sutta

A.III.88 Waarin de oefeningsregels inbegrepen zijn II - Dutiyasikkha sutta

A.III.89 Waarin de oefeningsregels inbegrepen zijn III

A.III.90-91 De drie hoge oefeningen - Pathama-, Dutiya-sikkhattaya sutta

A.III.92 Kassapagotta

A.III.93 De gelijkenis van het rijpen van het zaad

A.III.95 De herfstzon

A.III.101 Lonakapalla sutta - niet elke daad heeft eenzelfde resultaat

A.III.102 De hogere oefening van de geest I

A.III.103 De hogere oefening van de geest II

A.III.108 Zingen en dansen

A.III.109 Onverzadigd

A.III.110 De gelijkenis van het gevelhuis  I

A.III.112 Het ontstaan van wilsacties en het opdrogen van wilsacties - Pathama-nidâna sutta

A.III.113 Ontstaan en einde van de begeerte - Dutiyanidâna sutta 

A.III.114 De weg naar de hel - Apâyika sutta

A.III.115 Zeldzaam in de wereld

A.III.116 Meetbaar en onmeetbaar

A.III.117 Wereldling en heilige 

A.III.118 Falen en meesterschap I

A.III.123 Het drievoudige stil zijn

A.III.124 Bij Kusinârâ - Kusinâra sutta

A.III.126 Gotamaka

A.III.129 De gelijkenis van de vliegen

A.III.131 Anuruddhas verkrijging van de heiligheid - Dutiya-anuruddha sutta

A.III.132 Heimelijkheid en openheid

A.III.133 De drie afdrukken

A.III.134 De drie eigenschappen van de monnik

A.III.135 De drie bijeenkomsten

A.III.136 De echte vriend - Mitta sutta

A.III.137 De drie eigenschappen van het bestaan - Uppâdâ sutta

A.III.138 Makkhali Gosâla - Kesakambala sutta

A.III.139-140 Meesterschap en vooruitgang

A.III.144-146 De hoogste volmaaktheid - Moranivāpa sutta

A.III.147-154 De weg naar de hel en de weg naar de hemel – Akusala, Sâvajja, Visama, Asuci, Pathama-, Dutiya-, Tatiya-, Catuttha-khata sutta

A.III.155 Drie soorten huldiging

A.III.156 De feestdag - Pubbanha sutta

A.III.157-163 Drie paden

A.III.164-183 Resultaat van wilsacties

A.III.184 Het onderkennen van de begeerte


A.IV.1. Het niet begrijpen

A.IV.2. Afzijdig van de leer en discipline

A.IV.3. Zonder te onderzoeken

A.IV.4. Slecht en goed gedrag

A.IV.5. De stroom; heiligheid; nibbana

A.IV.8. Het zelfvertrouwen van de Volmaakte

A.IV.10. De vier soorten van juk, last

A.IV.13. De vier juiste inspanningen

A.IV.20. Voedsel verdelen

A.IV.23. Loka Sutta - Lof aan de Boeddha, de Volmaakte

A.IV.32. De vier zegeningen

A.IV.33. De leeuw I

A.IV.34. Het hoogste vertrouwen

A.IV.36. Overwinning van de wereld

A.IV.39. Het offer I

A.IV.40. Het offer II

A.IV.42. Vraag en antwoord

A.IV.43. De leer toegedaan I

A.IV.44. De leer toegedaan II

A.IV.45. Rohitassa I. Het einde van de wereld

A.IV.47. Vier enorme verten

A.IV.49. Vier verkeerde dingen

A.IV.51. Stromen van verdienste I

A.IV.52. Stromen van verdienste II

A.IV.55. Nakulapitā en Nakulamātā

A.IV.56. Onverwoestbaar huwelijk

A.IV.57. Suppavāsā (of: het aanbieden van voedsel)

A.IV.58. Anāthapindika

A.IV.59. De gever - Bhojana Sutta

A.IV.60. Het passende pad van de leek

A.IV.61. Over het juiste gebruik van het bezit

A.IV.62. Het geluk

A.IV.63. De ouders

A.IV.64. De vier slechte daden

A.IV.67. De macht van metta - Khandha paritta

A.IV.68. Devadatta

A.IV.69. De vier inspanningen

A.IV.70. De koningen (gevolgen van niet of wel deugdzaam gedrag)

A.IV.71-72. Middelen voor opdroging van de neigingen I-II

A.IV.73. De onedele en de edele mens

A.IV.76. Het ophelderen van alle twijfels

A.IV.77. Vier niet te vatten dingen

A.IV.78. Zuiverheid van de gave

A.IV.79. De zaak

A.IV.81. Hel en hemel I

A.IV.82. Hel en hemel II

A.IV.83. Lofprijzing en berisping

A.IV.84. De leer toegedaan

A.IV.85. Duisternis en licht

A.IV.91. Vier soorten mensen; demon en deva

A.IV.92-94. Vier soorten mensen; inzicht en vrede van geest I-III

A.IV.101-102. Gelijkenis van de vier soorten wolken I-II

A.IV.111. De paardentemmer

A.IV.114. De koningsolifant

A.IV.115. kamma; onaangename en aangename daden

A.IV.118. De vier bezienswaardige plaatsen

A.IV.121. Angst

A.IV.122. De vier gevaren - Ūmibhaya Sutta

A.IV.123. Vier soorten mensen; wereldling en heilige; meditatieve verdiepingen

A.IV.124. Vier soorten mensen; wedergeboorte in de Zuivere Verblijven; meditatieve verdiepingen; metta

A.IV.125. vier soorten mensen; wereldling en heilige; metta

A.IV.126. Wedergeboorte in de Zuivere Verblijven II

A.IV.127. Vier wonderbaarlijke dingen I

A.IV.128. Vier wonderbaarlijke dingen II (de Volmaakte)

A.IV.129. Vier wonderbaarlijke dingen III (Ananda)

A.IV.130. Vier wonderbaarlijke dingen IV (Ananda)

A.IV.150. De vier kernpunten van de leer

A.IV.151. Vier geestelijke vermogens

A.IV.152-155. De vier geestelijke krachten

A.IV.156. De vier onmetelijke wereldperioden

A.IV.159. De genezing van de liefdeszieke non

A.IV.160. Behoud en verdwijnen van de ware leer

A.IV.161. Vier soorten vooruitgang

A.IV.164. Vier soorten gedrag 

A.IV.167. Maha-Moggallana's nibbana

A.IV.168. Sāriputta’s nibbana

A.IV.169. Vier soorten mensen; wegen naar bevrijding

A.IV.171. Kamma

A.IV.173. De vier soorten analytische kennis

A.IV.174a. De grens van het uitlegbare; nibbana

A.IV.174b. De grens van het uitlegbare; nibbana II

A.IV.175. Het einde van lijden; nibbana

A.IV.176. De voorbeelden

A.IV.177. Leerrede tot Rahula; de elementen inwendig en uitwendig; niet-zelf; nibbana

A.IV.178. De opheffing van persoonlijkheid; heiligheid

A.IV.180. De vier grote autoriteiten

A.IV.181. De krijger; de waardige monnik

A.IV.182. De wet der natuur

A.IV.183. Praten en zwijgen

A.IV.184. Angst voor de dood

A.IV.185. De waarheden van de brahmaan

A.IV.186. Veel weten

A.IV.189. Vier te verwerkelijken dingen

A.IV.190. Uposatha dag [en meditaties]     

A.IV.192. Mensenkennis

A.IV.193. Bhaddiya

A.IV.194. De vier soorten strijd voor reinheid; nibbana

A.IV.195. De Sakyer Vappa [kamma; nibbana]

A.IV.196. Kastijding

A.IV.197. Koningin Mallikā

A.IV.198. Vier soorten mensen

A.IV.199. De 36 sporen van begeerte

A.IV.200. Liefde en haat 

A.IV.201. De vijf regels van deugdzaamheid; slechte en goede mens

A.IV.202. Zeven eigenschappen; de slechte en de goede persoon

A.IV.212-220. De weg naar de hemel en de weg naar de hel

A.IV.221. Viervoudig gedrag in woorden

A.IV.231. De dichter

A.IV.232a.Wilsacties (kamma) - I

A.IV.232b. Wilsacties (kamma) - II 

A.IV.233. Sonakāyana

A.IV.234a. De vijf regels van deugdzaamheid

A.IV.234b. De donkere daden en heldere daden; de vijf ernstige vergrijpen

A.IV.235-236. Het achtvoudige pad en de zeven factoren van Verlichting

A.IV.240. Viervoudige zegen door omgang met goede mensen

A.IV.244. Vier soorten van rusten

A.IV.245. Een stoepa waardig

A.IV.246a. Vier dingen bevorderlijk voor de groei van wijsheid; stroomintrede

A.IV.246b. Vier dingen bevorderlijk voor de groei van wijsheid

A.IV.247-248. Vier uitspraken I

A.IV.249-250. Vier uitspraken II

A.IV.251. Het weten; wijsheid

A.IV.252. Edele en onedele doelen

A.IV.253. De vier gunsten

A.IV.254. Mālunkyaputta [nibbana]

A.IV.255. Tegenspoed en voorspoed van families

A.IV.258. Vier geestelijke krachten


A.V.1. De vijf krachten voor oefening I

A.V.2. De vijf krachten van oefening II

A.V.3. Ongelukkig en gelukkig monnikenleven

A.V.4. De weg naar de hel en de weg naar de hemel

A.V.6. Vijf voorwaarden voor het heilzame en het onheilzame

A.V.7. De Verhevene waakt over zijn leerlingen tot zij zelf mondig zijn

A.V.8. Achteruitgang en vooruitgang in de leer I

A.V.9. Achteruitgang en vooruitgang in de leer II

A.V.10. Achteruitgang en vooruitgang in de leer III

A.V.11. De vijf krachten van de Volmaakte

A.V.12. De kracht van onderricht

A.V.13. De vijf geestelijke krachten I

A.V.14. De vijf geestelijke krachten II

A.V.15. Waaraan herkent men de vijf geestelijke krachten?

A.V.16. De kracht van wijsheid II

A.V.17. Eigen heil en dat van anderen I

A.V.18. Eigen heil en dat van anderen II

A.V.19. Eigen heil en dat van anderen III

A.V.20. Eigen heil en dat van anderen IV

A.V.21. Vooruitgang in etappes I

A.V.22. Vooruitgang in etappes II

A.V.23. De zes hogere geestelijke krachten

A.V.24. Het een gesteund op het andere

A.V.25. Het bevorderen van juist inzicht

A.V.26. Vijf wegen naar bevrijding

A.V.27. Vijf soorten weten

A.V.28. De vijfvoudige concentratie

A.V.29. Voordelen van het heen- en weer lopen

A.V.30. Het geluk van de bevrijding

A.V.31. Het voordeel van aalmoezen geven

A.V.32. Hoogste zegen

A.V.33. De plichten van de echtgenote

A.V.34. De zichtbare vruchten van aalmoezen geven 

A.V.35 Vijfvoudige zegen van aalmoezen geven

A.V.36. Te juister tijd geven

A.V.37. Vijfvoudige zegen door het geven van voedsel

A.V.38. De zegen van vertrouwen

A.V.39. Waarom wenst men een zoon?

A.V.40. De invloed van degene vol vertrouwen 

A.V.41. Juist gebruik van vermogen

A.V.42. De invloed van de goede mens

A.V.43. Vijf gewenste dingen

A.V.44. Wie schenkt, krijgt geschenken

A.V.45. Stromen van verdienste

A.V.46. Vijf soorten meesterschap

A.V.47. De vijf schatten

A.V.48. Vijf onbereikbare dingen

A.V.49. Mallika’s dood

A.V.50. Het uittrekken van de stekel van lijden 

A.V.51. De vijf hindernissen

A.V.53. De vijf geestelijke krachten  - Padhāniyanga sutta

A.V.54. Gunstige en ongunstige tijd

A.V.55. De valstrik van Māra [de gestalte van de vrouw]

A.V.56. Voorwaarden voor vooruitgang

A.V.57. Vijf overwegingen voor iedereen

A.V.58. De zegen van geven

A.V.61-62. Vijf zegenrijke overwegingen I-II 

A.V.63-64. Edele vooruitgang

A.V.67. De wegen naar macht I. - iddhi-pada

A.V.69-70. Overwegingen leidende naar Nibbana I

A.V.71-72. Overwegingen leidende naar nibbana II

A.V.77. Gevaren voor de monnik in het bos

A.V.79. Dreigende gevaren voor de Orde

A.V.80. Gevaren voor de monnik II

A.V.91. Meesterschap

A.V.92. Meesterschap II

A.V.94. Welbevinden; jhanas

A.V.95. Onwrikbaar I

A.V.96-98. Onwrikbaar II-IV

A.V.99. De leeuw; de Volmaakte

A.V.123. De moeilijk te verplegen zieke

A.V.124. De ongeschikte ziekenverzorger

A.V.129. Ongeneeslijk; de vijf zware fouten

A.V.130. Winst en verlies

A.V.131. Het onverwoestbare rijk. I - [eigenschappen van de Verhevene]

A.V.132. Het onverwoestbare rijk. II - [eigenschappen van de eerwaarde Sariputta]

A.V.133. De wet als medeheerser

A.V.134. De overwinnaar

A.V.140. De gemakkelijk te onderwijzen koningsolifant; de gemakkelijk te onderwijzen monnik

A.V.141. Vijf soorten mensen I

A.V.142. Vijf soorten mensen II

A.V.147. Verkeerd en juist geven

A.V.148. Juist geven

A.V.154. Behoud en verval van de leer I

A.V.155. Behoud en verval van de leer II

A.V.156. Behoud en verval van de leer III

A.V.157. Onpassende en passende gesprekken

A.V.158. Innerlijke onzekerheid en zelfvertrouwen

A.V.159. Juiste manier van uitleg van de leer

A.V.160. Vijf dingen die moeilijk te verdrijven zijn

A.V.161. Vijf manieren om wrok te overwinnen 

A.V.162. Vijf middelen om wrok te overwinnen II

A.V.166. Udāyi spreekt Sāriputta tegen

A.V.168. Het een gebaseerd op het andere

A.V.169. Goed inzicht, goed opvattingsvermogen

A.V.170. De vijf beste dingen

A.V.171-173. Zelfvertrouwen en onzekerheid

A.V.174. Vijf vreselijke wandaden

A.V.175. De goede en de slechte lekenvolgeling

A.V.176. Vervoering in meditatie

A.V.177. Vijf verwerpelijke beroepen

A.V.179. Het in de stroom getreden gezinshoofd

A.V.180. Streeft steeds hoger

A.V.193. De vijf hindernissen

A.V.194. De bezielende leer

A.V.196. De vijf dromen van de Bodhisatta

A.V.198. Het goed gesproken woord

A.V.199. De invloed van de zedenreine monnik

A.V.200. De vijf elementen van ontkomen; nibbana

A.V.201. De duur van de leer

A.V.202. Voordelen van het luisteren naar de leer

A.V.203. Het koninklijke paard; de waardige monnik

A.V.204. Vijf krachten

A.V.205. Vijf geestelijke hindernissen

A.V.206. Vijf verwikkelingen van de geest

A.V.207. De goede uitwerking van rijstsoep

A.V.208. Het nut van het reinigen van de tanden

A.V.209. Nadelen van het zingend reciteren van de teksten

A.V.210. Helder bewust inslapen

A.V.211. Gevolgen van de belediging

A.V.213. Resultaten van slecht en goed gedrag

A.V.214. Nadelen en voordelen bij het houden van een toespraak

A.V.215-216. Ongeduld en geduld

A.V.217. Onvriendelijkheid en vriendelijkheid I

A.V.218. Onvriendelijkheid en vriendelijkheid II

A.V.225. Gevaren van omgang met gezinnen

A.V.227. Nadelen en voordelen van bezittingen

A.V.228. Nadelen van te laat eten

A.V.241-248. Gevolgen van slecht en goed gedrag 

A.V.251-253. De waardige Orde-leraar

A.V.254-271. Jaloersheid 

A.V.272-285. Orde in het klooster

A.V.286-302. De universele wet van kamma

A.V.303. Inzicht van begeerte; leidende naar nibbana


A.VI.1-4 De monnik die eer waard is I-IV

A.VI.5-7 Het standhaftige paard I-III

A.VI.8 Onovertrefbare goederen

A.VI.9 De zes overwegingen I

A.VI.10 De zes overwegingen II

A.VI.11-12 Zes dingen die de monnik in acht moet nemen I-II

A.VI.13 De zes elementen van ontkomen

A.VI.14-15 Slechte en goede dood I-II

A.VI.16 De vrouw als raadgeefster van de man

A.VI.18 De dieren- en mensendoder

A.VI.19 Het beschouwen van de dood I

A.VI.20 Het beschouwen van de dood II

A.VI.23 De ellende van de zinnelijke lusten

A.VI.24 De macht van concentratie

A.VI.25 Zuivering door de zes overwegingen

A.VI.26 Middelen naar de bevrijding

A.VI.29 Zes gebieden waar men aan moet denken

A.VI.30 Onovertroffen

A.VI.32-33 Zes bevorderlijke dingen I-II

A.VI.34 Hemelse in de stroom getredenen

A.VI.35 Overwegingen leidende naar weten

A.VI.37 Zes voordelen bij het geven van aalmoezen

A.VI.38 Eigen en vreemde daad

A.VI.39 Zes redenen van ontstaan van daden

A.VI.40 De duur van de leer

A.VI.41 De boomstam [de elementen]

A.VI.42 Nāgita

A.VI.43 De edele Naga [eerbetoon aan de Boeddha]

A.VI.44 Oordeel niet over de mensen

A.VI.45 Armoede

A.VI.47 De zichtbare leer I

A.VI.48 De zichtbare leer II

A.VI.50 Het een gebaseerd op het andere

A.VI.51 Hoe verkrijgt men kennis?

A.VI.53 Ijver

A.VI.54 Het lot van de slechte mens

A.VI.55 De gelijkenis van de luit

A.VI.56 De dood van Phagguna; voordelen van het luisteren naar de leer

A.VI.57 Pūrana Kassapa en de zes soorten mensen

A.VI.58 De opdroging van alle neigingen

A.VI.59 De kieskeurige aalmoezengever

A.VI.60 Citta, de zoon van de olifanten-drijver

A.VI.61 De naaister ‘begeerte’

A.VI.62 Het inzicht van de Volmaakte van de menselijke vaardigheden

A.VI.63 De doordringende uiteenzetting

A.VI.64 De zes krachten van de Volmaakte

A.VI.65 De niet-wederkeer

A.VI.66 De heiligheid

A.VI.67 Het een uit het andere I

A.VI.68 Het een uit het andere II

A.VI.69 Zes bevorderlijke eigenschappen

A.VI.70 De zes hogere geestelijke krachten

A.VI.71 Het vermogen van het verwerkelijken

A.VI.72 Vastheid in de concentratie

A.VI.73 Het bereiken van de eerste verdieping I

A.VI.74 Het bereiken van de eerste verdieping II

A.VI.75 Twee soorten einde

A.VI.76 Verwerkelijking van de heiligheid

A.VI.77 Verwerkelijking van het hoogste inzicht

A.VI.78 De middelen tot opdroging van de neigingen

A.VI.79 Het verwerven van het goede

A.VI.80 Geestelijke macht

A.VI.81-82 Hel en hemel 

A.VI.83 Het bereiken van heiligheid

A.VI.84 Achteruitgang en vooruitgang

A.VI.85 De uitdoving

A.VI.86 Het pad van zekerheid I

A.VI.87 Het pad van zekerheid II

A.VI.88 Het pad van zekerheid III

A.VI.89-91 Meesterschap in inzicht I-III

A.VI.92-95 Zes onmogelijkheden I-IV

A.VI.96 Zes zeldzaamheden

A.VI.97 Voordelen van stroomintrede

A.VI.98 Overtuiging overeenkomstig de leer I

A.VI.99 Overtuiging overeenkomstig de leer II

A.VI.100 Overtuiging overeenkomstig de leer III

A.VI.101 Overtuiging overeenkomstig de leer IV

A.VI.102 Onbeperkte voorstelling van de vergankelijkheid

A.VI.103 Onbeperkte voorstelling van dukkha, het lijden

A.VI.104 Onbeperkte voorstelling van de onpersoonlijkheid  [anatta]

A.VI.105 Het einde van lijden I

A.VI.106 Het einde van lijden II

A.VI.107-116 Te overwinnen en te ontplooien

A.VI.117 Hindernissen bij de contemplatie over het lichaam

A.VI.118 Hindernissen bij de oefening van oplettendheid

A.VI.119-139 Edele lekenvolgelingen

A.VI.140 Reeks overwegingen


A.VII.1-2. Niet en wel geliefd

A.VII.3. Zeven krachten I 

A.VII.4. Zeven krachten II

A.VII.5. Zeven schatten I

A.VII.6. Zeven schatten II

A.VII.7. Twee soorten schatten

A.VII.8. Zeven boeien I

A.VII.9. Zeven boeien II

A.VII.10. Zeven boeien III

A.VII.11-12. Zeven neigingen I-II

A.VII.13. Te vermijden gezinnen

A.VII.14. Zeven waardige mensen I

A.VII.15. Degenen die duiken

A.VII.16. Zeven waardige mensen I

A.VII.17. Zeven waardige mensen II

A.VII.18. Zeven grondslagen van eerbiedwaardigheid

A.VII.19. Te Sarandada - Dingen leidende naar voorspoed van een volk

A.VII.20. Vassakāra - Dingen leidende naar voorspoed van een volk II

A.VII.21. Tot voorspoed van de Orde I

A.VII.22-25. Tot voorspoed van de Orde II-V

A.VII.26. Nadelig en voordelig voor de monnik 

A.VII.27-30. Nadelig en voordelig voor de lekenvolgeling

A.VII.31-33. Zeven bevorderlijke dingen I-III

A.VII.34. Zeven bevorderlijke dingen

A.VII.35. De echte vriend I

A.VII.36. De echte vriend II

A.VII.37. De vier soorten analytische kennis

A.VII.38. De zelfbeheerste

A.VII.39. De eerwaarde monnik I

A.VII.40. De eerwaarde monnik II

A.VII.41. De zeven sferen van bewustzijn

A.VII.42. De werktuigen van de concentratie

A.VII.43. De zeven vuren

A.VII.44. Het grote offer

A.VII.45-46. Zeven zegenrijke overwegingen

A.VII.47. Het leven in kuisheid

A.VII.48. Verbinding en losmaken

A.VII.49. Het aalmoes

A.VII.50. Nandamātā

A.VII.51. De onuitlegbare problemen; nibbana

A.VII.52. De zeven paden van hogere mensen  [en Nibbana zonder hechten]

A.VII.53. Niet alle goden hebben hoger inzicht 

A.VII.54. De vrucht van het geven 

A.VII.55. Zonder angst en blaam

A.VII.56. De duur van de leer

A.VII.57. Eigenschappen naar de Verlichting

A.VII.58. Tot overwinning van slaperigheid

A.VII.58. II. De zegen van metta

A.VII.59. De goede echtgenote

A.VII.60. De gevolgen van hatelijkheid 

A.VII.61. Het een gebaseerd op het andere

A.VII.62. Vergankelijkheid

A.VII.63. Zeven goede eigenschappen van de edele

A.VII.64. Zeven eigenschappen van de edele

A.VII.65. De hemelse koraal-boom

A.VII.66. Zeven voorwerpen van eerbied

A.VII.67. Zonder oefening geen vooruitgang

A.VII.68. Het lot van de valse asceet - Aggikkhandha-Sutta

A.VII.69. Het honen, smaden van de edelen

A.VII.70. Heel kort is het leven

A.VII.71-78. Beschermer van de discipline

A.VII.79. De juiste leer van de Meester

A.VII.80. Het zevenvoudige bijleggen van geschillen

A.VII.81. De naam monnik waard

A.VII.82. Goede en slechte eigenschappen

A.VII.83. Zeven mensen die verering waard zijn

A.VII.84. De factoren van Verlichting


A.VIII.1. Mettanisamsa sutta - Zegeningen van metta

A.VIII.2. Ontplooiing van de wijsheid

A.VIII.3-4. Niet en wel geliefd

A.VIII.5. De acht wereldwetten I

A.VIII.6. De acht wereldwetten II

A.VIII.7. Devadatta’s ondergang I

A.VIII.8. Devadatta’s ondergang II

A.VIII.9. De voortreffelijke eigenschappen van Nanda

A.VIII.10. Het onkruid

A.VIII.11. De grote doorbraak

A.VIII.12. De bekering van veldheer Sīha

A.VIII.13. Het edele koningspaard

A.VIII.14. Acht ondeugden van de paarden

A.VIII.15. De acht vlekken

A.VIII.16. De waardige verspreider van de boodschap

A.VIII.17-18. Man en vrouw

A.VIII.19. Gelijkenis van de oceaan

A.VIII.20. Uposatha

A.VIII.21. Ugga uit Vesālī

A.VIII.22. Ugga uit Hatthigāma

A.VIII.23. Hatthaka uit Ālavi. I

A.VIII.24. Hatthaka uit Ālavi. II

A.VIII.25. De lekenvolgeling I

A.VIII.26. De lekenvolgeling II

A.VIII.27. Acht krachten

A.VIII.28. Het zelf-inzicht van de heilige 

A.VIII.29. De gunstige gelegenheid voor het  heilige leven

A.VIII.30. De acht gedachten van een groot man

A.VIII.31. Het geven I

A.VIII.32. Het geven II

A.VIII.33. Het geven III

A.VIII.34. Het vruchtbare veld

A.VIII.35. Wedergeboorte afhankelijk van geven

A.VIII.36. De drie soorten van verdienstelijk handelen

A.VIII.37. Hoe een goed mens gaven geeft

A.VIII.38. De invloed van de goede mens

A.VIII.39. De acht stromen van verdienste

A.VIII.40. De gevolgen van het overtreden van de regels van deugdzaamheid

A.VIII.41-43. De zegen van de vastendag.  I-III 

A.VIII.44. De zegen van de vastendag IV

A.VIII.45. De zegen van de vastendag. V

A.VIII.46. Wedergeboorte bij de manapakayika deva

A.VIII.47. Visākhā I

A.VIII.48. Nakulamātā

A.VIII.49. Visākhā II 

A.VIII.50. De victorie van de vrouw

A.VIII.51. De stichting van de Bhikkhuni Sangha

A.VIII.52. De waardige vermaner van de nonnen 

A.VIII.53. De kenmerken van de goede leer

A.VIII.54. Vyagghapajja-Sutta - De basis voor welzijn 

A.VIII.55. Ujjaya

A.VIII.56. De ellende van de zinnelijke lusten

A.VIII.65. Acht overwinningsgebieden

A.VIII.68. Taalgebruik door een edele 

A.VIII.69. De acht bijeenkomsten

A.VIII.70. Laatste poging van Mara om de Boeddha tot andere gedachten te brengen

A.VIII.71-72. Volmaaktheid in monnikschap

A.VIII.73. De contemplatie over de dood

A.VIII.74. Contemplatie over de dood. II

A.VIII.75-76. Meesterschap I-II

A.VIII.79. Acht nadelige dingen

A.VIII.81. Het een gebaseerd op het andere

A.VIII.83. De wortel van alle dingen

A.VIII.85. De Volmaakte, de Verhevene

A.VIII.92. De serie over het herkennen van begeerte


A.IX.1. De basis van de Verlichting                

A.IX.2. Volmaakt gesteund                        

A.IX.3. Meghiya - voorwaarden voor goede concentratie

A.IX.4. De zegeningen van de leertoespraak                 

A.IX.5. Bevrijd van vijfvoudige angst; vier krachten 

A.IX.7. Onmogelijkheden voor een heilige I 

A.IX.8. Onmogelijkheden voor een heilige II         

A.IX.9. Negen soorten mensen         

A.IX.10. Negen waardige mensen; nibbana                         

A.IX.11. Sāriputtas gebrul van de leeuw                 

A.IX.12. Ontkomen aan de lagere sferen van bestaan

A.IX.13. Het doel van het heilige leven                 

A.IX.14 het wezenlijke van gedachten-overwegingen 

A.IX.15. Het ettergezwel (walgelijkheid van het lichaam) 

A.IX.16. Negen contemplaties                

A.IX.17. Te vermijden gezinnen                

A.IX.18. De zegen van de vastendag                 

A.IX.19. De berouwvolle godheden                 

A.IX.20. Het beschouwen van de vergankelijkheid – de hoogste verdienste   

A.IX.21. De bewoners van Uttarakuru 

A.IX.22. De negen paarden         

A.IX.23. Dingen die in hevig verlangen wortelen        

A.IX.24. De negen vormen van bestaan        

A.IX.25. Volmaakte ontwikkeling van de geest I         

A.IX.26. Volmaakte ontwikkeling van de geest II

A.IX.31. Trapsgewijze bevrijding 

A.IX.32. Negen trapsgewijze meditatieve toestanden 

A.IX.33. Negen trapsgewijze meditatieve toestanden

A.IX.34. Een geluk hoger dan de gevoelens; nibbana

A.IX.35. De koe in de bergen; de onverstandige monnik 

A.IX.36. Kalmte van geest en inzicht                         

A.IX.37. De wonderbaarlijke leer         

A.IX.38. Het einde van de wereld                         

A.IX.39. De strijd tussen goden en demonen 

A.IX.40. De olifant van de eenzaamheid 

A.IX.41. De afgrond van de verzaking; meditatieve verdiepingen        

A.IX.42. De uitweg uit de benauwdheid 

A.IX.43. De lichaamsgetuige      

A.IX.44. De door weten bevrijde       

A.IX.45. De beiderzijds bevrijde [de tweevoudig bevrijde]        

A.IX.46-51. Nibbāna                                

A.IX.52-61. De vrede         

A.IX.62. De heiligheid   


A.X.1. Zegen van de deugdzaamheid

A.X.2. Wetmatigheid van geestelijke ontwikkeling

A.X.6. Concentratie I

A.X.7. Concentratie II

A.X.8. Volmaaktheid in het monnikschap

A.X.9-10. Volmaaktheid in het monnikschap II-III

A.X.12. De meest verheven mens

A.X.13. De tien boeien

A.X.14. Vijf geestelijke hindernissen en vijf verwikkelingen van de geest

A.X.15. Energiek streven - het begin van alle goede dingen 

A.X.16. Tien mensen die eer waard zijn

A.X.17. Beschermingen I

A.X.18. Beschermingen II

A.X.21. Het leeuwengebrul van de Volmaakte – de tien krachten van een Tathagata

A.X.23. Wegen van overwinning

A.X.25. De tien Kasina oefeningen

A.X.29. Vergankelijkheid van alles - Pathama-kosala Sutta

A.X.30. Eerbetoon door koning Pasenadi

A.X.31. Doel van de discipline

A.X.35. Splitsing in de Orde - I (Upāli)

A.X.36. Eensgezindheid in de Orde - I (Upāli)

A.X.37-38. Splitsing in de Orde- II (Ānanda)

A.X.39-40. Eensgezindheid in de Orde - II (Ānanda)

A.X.46. De achtvoudige feestdag; uposatha

A.X.47. Redenen voor slechte en goede daden

A.X.48. Tien contemplaties voor de monnik

A.X.49. Met het lichaam verbonden

A.X.51. Zelfonderzoek

A.X.52. Zelfonderzoek II

A.X.53. Achteruitgang en vooruitgang

A.X.56-57. Tien contemplaties

A.X.58. De wortel van alle dingen

A.X.60. Girimānanda sutta - De toespraak tot de eerwaarde Girimānanda [tien contemplaties]

A.X.61. Oorzakelijk ontstaan

A.X.62. oorzakelijk ontstaan

A.X.63. Zekerheid; volmaaktheid

A.X.64 Onwrikbaar vertrouwen

A.X.65. Wat is geluk, wat is ellende [kenmerken van niet meer geboren worden]

A.X.66. Vreugde over de leer

A.X.69. Onedel en edel gesprek

A.X.70. Oorzaken voor lofprijzing

A.X.71. Vervulling van alle wensen

A.X.72. Storingen bij de concentratie

A.X.73. Zelden in de wereld te verkrijgen

A.X.74. De edele winst

A.X.79-80. Overwinning van wrok

A.X.81. De onbevlekte lotus

A.X.86. Beweren het hoogste weten te hebben

A.X.88. Het lot van degene die anderen beschimpt

A.X.89. Kokālika

A.X.112. Degene die geen opleiding meer nodig heeft

A.X.117. Deze en de andere oever; nibbana

A.X.177. Dodenoffer

A.X.205. De manier van wegkruipen [kamma]

A.X.208. Zegeningen van mettā, karunā, muditā en upekkhā


A.XI. 1-5 (Identiek met eerdere suttas)

A.XI. 6 Het lot van degene die anderen beschimpt

A.XI. 7-8 Niet meer gewaarworden

A.XI. 9 Bevrijde overweging

A.XI. 10 Het overwegen van de edelen

A.XI. 11 Het hoogste - Moranivāpa Sutta

A.XI. 12-13 Juiste contemplatie voor leken - Contemplatie over de Boeddha, Dhamma en Ariyasangha

A.XI. 14 Nandiya - juiste overwegingen voor de leek - kenmerken van vertrouwen

A.XI. 15 De kenmerken van vertrouwen

A.XI. 16 Mettanisamsa sutta - De zegeningen van liefdevolle vriendelijkheid

A.XI. 17 De elf poorten van het doodloze 

A.XI. 18 De koeherder - I

A.XI. 19-22 (identiek met eerdere teksten)

A.XI. 23 De koeherder - II

A.XI. 24 De reeks over het inzien van begeerte 

 

Inleiding

        Elke nipāta is verdeeld in vaggas (secties of hoofdstukken) en elke vagga bevat tien of meer suttas. Soms zijn er suttas die over eenzelfde onderwerp handelen. Zo behandelen de tien suttas van groep I de relatie tussen man en vrouw. De inhoud van A.I.14 bestaat uit 80 suttas waarin de namen van de meest uitstekende mannelijke en vrouwelijke discipelen en hun deugden worden opgesomd. A.I.20 bevat 262 suttas over de verscheidene soorten van meditatie die naar Nibbāna voeren; A.V.18 bestaat uit 10 suttas met lekenvolgelingen (upāsakas). Groep A.II is een lijst van de 11 goede en 11 slechte eigenschappen van een veehoeder, en de corresponderende eigenschappen van een monnik. De suttas in Anguttara Nikāya zijn meestal korte toespraken of dialogen. Maar men kan ook langere toespraken tegenkomen. Meerdere teksten zijn gelijk aan teksten die in andere delen van de canon te vinden zijn. Behalve de talrijke suttas die handelen over de Boeddhistische ethiek en psychologie en soms ook over de vinaya (discipline), zijn er ook sommige suttas die helemaal niets met de leer van de Boeddha te maken hebben. Ze zijn er alleen ingevoegd vanwege het principe van het aantal. In totaal zijn er 2308 suttas van de Anguttara Nikāya.[1] Volgens U Ko Lay zijn er 9557 korte suttas.[2]

        Hier is de notering als volgt: het eerste nummer = nipata, het tweede nummer = vagga, het derde nummer = sutta. Zo betekent A.III.2.5 : het 5e Sutta van de 2e vagga uit de 3e nipāta van Anguttara Nikāya.

        Anderen vermelden het nummer van het nipata en het in dat nipata doorlopende nummer van het sutta. Zo is A.III.15 het 15e sutta van de 3e nipata en hetzelfde sutta als A.III.2.5.

        Winternitz beweerde dat de Anguttara Nikāya is samengesteld in een periode toen de Boeddha al beschouwd werd als een halfgod of god die als enige de waarheid wist. Dit zou aan te tonen zijn door de teksten waarin de god Indra (=Sakka) aan enkele prekende monniken vraagt van wie zij zulke uitstekende dingen geleerd hadden, van de Boeddha of door eigen inzicht. Hun antwoord was dat de Boeddha hun leermeester was.[3]

De Anguttara Nikāya is volgens Winternitz een voorbode van de Abhidhamma. De teksten ervan zouden zeer waarschijnlijk de basis ervoor gelegd hebben.[4]

De diverse nipatas worden afzonderlijk besproken. In dit deel behalve de indeling ook de geraadpleegde bronnen.

Geraadpleegde bronnen voor Anguttara Nikaya

Dahlke, Paul: Buddha. Auswahl aus dem Palikanon. Übers. von Paul Dahlke. Wiesbaden : Fourier, [s.a.]

Gunsser, Ilse-Lore: Reden des Buddha. Aus dem Palikanon übersetzt. Stuttgart : Reclam, 1979. (Universal-Bibliothek; 6245).

Ñanatiloka, Bhikkhu: Die Reden des Buddha aus der "Angereihten Sammlung" - Anguttara Nikâyo - des Pâli-Kanons. Bd. 1. Das Einer-Buch - Eka-Nipâto. Übers. u. erläutert von Bhikkhu Ñanatiloka. Leipzig : Buddhistischer Verlag, [s.a.] (Heilige Schriften der Buddhisten; 1).

Nyânatiloka, Bhikkhu (Übers.): Die Reden des Buddha aus der "Angereihten Sammlung" - Anguttara Nikâyo - des Pâli-Kanons. Bd. 4. Das Vierer-Buch (Catukka-Nipâto). Übers. von Bhikkhu Nyânatiloka. Breslau : Markgraf, 1912.

Nyanatiloka (Übers.): Die Lehrreden des Buddha aus der Angereihten Sammlung Anguttara-Nikâya. Übers. von Nyanatiloka; hrsg. von Nyanaponika. Köln : DuMont Schauberg, 1969. Neue Gesamtausgabe in fünf Bänden. 3. revid. Neuauflage. - Bd. 1. Einer- bis Drier-Buch. / Bd. 2. Vierer-Buch. / Bd. 3. Fünfer- und Sechser-Buch. / Bd. 4. Siebener- bis Neuner-Buch.  / Bd. 5. Zehner- und Elfer-Buch.

Thomas, Edward J.: The Life of Buddha as Legend and History. (repr.). New Delhi 1992.

U Ko Lay (comp.): Guide to Tipitaka. Burma 1985. (E-book)

Webb, Russell (ed.) An Analysis of the Pali Canon, being the Buddhist Scriptures of the Theravada School. Kandy 1975. The Wheel No. 217/220.

Winternitz, Maurice: A history of Indian Literature. Vol. II : Buddhist Literature and Jaina Literature. (revised ed.). Delhi 1983.

www.palikanon.com



[1] Webb, Russell (ed.): An Analysis of the Pali Canon, being the Buddhist Scriptures of the Theravada School. Kandy 1975. The Wheel No. 217/2201975, p. 26; Winternitz, Maurice: A history of Indian Literature. Vol. II : Buddhist Literature and Jaina Literature. (revised ed.). Delhi 1983, p. 58-59, 62; Thomas, Edward J.: The Life of Buddha as Legend and History. (repr.). New Delhi 1992, p. 272.

[2] U Ko Lay (comp.): Guide to Tipitaka. Burma 1985. (E-book), p. 110.

[3] Winternitz 1983, p. 63

[4] Winternitz 1983, p. 64.